Bi-dialectalisme - wat eenvoudigweg betekent dat er systematisch gebruik wordt gemaakt van twee verschillende varianten van dezelfde taal - is in vele delen van de wereld wijdverbreid. In de VS groeien miljoenen kinderen op die thuis Afrikaans-Amerikaans Vernaculair Engels spreken en op school ook gewoon Amerikaans Engels. De Arabisch sprekende wereld is ook bi-dialectisch. Soortgelijke situaties doen zich in veel delen van Europa voor, zoals in de Duitstalige delen van Zwitserland - waar schoolkinderen zich misschien alleen comfortabel voelen om over schoolvakken te praten in het Hoogduits, maar overstappen naar Zwitsers-Duits voor alledaagse gesprekken. In de Vlaamstalige delen van België, en delen van Italië en Spanje, spreekt men naast de standaardvariëteit ook regionale variëteiten.
Interessant om te benadrukken is dat wat wij "de taal" van een land noemen, zoals Italiaans, slechts één taal is van een cluster van taalverwante variëteiten is die om culturele, historische en politieke redenen als standaardvariëteit werd gekozen. Mensen die twee variëteiten van dezelfde taal spreken zijn zich vaak alleen bewust van de "standaard" variëteit en beseffen niet dat de regionale variatie die ze spreken eigenlijk een formeel dialect is, omdat ze het gevoel kunnen hebben dat het “plat” negatieve connotaties heeft.
Wat ons onderzoek suggereert is dat voor de menselijke geest het verschil in afstand tussen dialecten en talen misschien helemaal niet belangrijk is en dat mensen die twee dialecten spreken een cognitief profiel kunnen delen met mensen die twee talen spreken.
Allemaal Grieks voor sommige mensenIn samenwerking met Kyriakos Antoniou en collega's van de Universiteit van Cyprus en de Technische Universiteit van Cyprus bestudeerden we de cognitieve prestaties van kinderen die opgroeiden met kennis van zowel Cypriotisch Grieks als Standaardmodern Grieks - twee varianten van Grieks die nauw verwant zijn maar op alle niveaus van taalanalyse (woordenschat, uitspraak en grammatica) van elkaar verschillen.
De onderzochte groep bestond uit 64 bi-dialectische kinderen, 47 meertalige kinderen en 25 eentalige kinderen. Vergelijkingen tussen de drie groepen werden uitgevoerd in twee fasen en de socio-economische status, taalvaardigheid en algemene intelligentie van alle deelnemende kinderen werden meegewogen in de analyses.
De deelnemers moesten cijfers in omgekeerde volgorde van de presentatie terughalen. Dat wil zeggen, als ze "drie, negen, vijf, zes" voorgesproken kregen, moesten ze "zes, vijf, negen, drie" terugroepen - een test die hun vermogen meet om informatie in het geheugen vast te houden en te manipuleren.
Enigszins tot onze verbazing vertoonden meertalige en bi-dialectische kinderen een voorsprong op eentalige kinderen in een score die samengesteld is uit tests van het geheugen, de aandacht en de cognitieve flexibiliteit.
Interessant is een andere recente studie de onderwijsprestaties onderzocht van een aantal Noorse kinderen die leren schrijven in twee vormen die twee verschillende Noorse dialecten weerspiegelen. Aan de hand van gegevens uit gestandaardiseerde nationale toetsen, waaronder toetsen voor lezen en rekenen, scoorden de kinderen die in beide dialecten leerden schrijven, hoger dan het nationale gemiddelde.
Dit suggereert dat de voordelen die eerder werden gemeld voor meertalige kinderen ook gelden voor kinderen die twee of meer dialecten spreken. Dit betekent dat de voordelen van tweetaligheid zich voordoen bij elke combinatie van taalvariëteiten die voldoende verschillen om de hersenen uit te dagen. Het zouden dialecten van dezelfde taal kunnen zijn, twee verwante talen zoals Italiaans en Spaans, of zo verschillend als Engels en Mandarijn Chinees. Systematisch schakelen tussen twee vormen van taal, zelfs vrij gelijkaardig, lijkt de geest te voorzien van de extra stimulatie die leidt tot hogere cognitieve prestaties.Wat ons onderzoek suggereert is - in tegenstelling tot sommige gangbare opvattingen - dat, als het gaat om taal, pluraliteit een voordeel is en dat dialecten in dit opzicht onderkend en ondergewaardeerd worden. Dit soort onderzoek kan mensen doen inzien dat de kennis van je dialect naast de standaardtaal een voordeel is - en dit kan belangrijk zijn als we nadenken over onze identiteit, hoe we kinderen opvoeden en het belang van het leren van talen.
In de toekomst
In samenwerking met onderzoekers van de Universiteit van Brussel zijn we nu onze hypotheses aan het hertesten en uitbreiden op grotere schaal. België biedt een ideale proeftuin: dialecten van het Nederlands, zoals het West-Vlaams, worden naast meer standaardversies van het Nederlands en het Frans gesproken. De nieuwe studie omvat grotere steekproeven en nieuwe maatregelen om de effecten van bi-dialectalisme op de cognitieve en taalkundige ontwikkeling en hun relatie tot tweetaligheid beter te begrijpen.
Het is ook belangrijk te benadrukken dat het onderzoek naar tweetaligheid zich heeft toegespitst op een relatief smal scala aan cognitieve vaardigheden, maar er is veel vooruitgang geboekt in het meten van het effect van tweetaligheid. In ons onderzoek meten we ook de effecten van tweetaligheid op het begrijpen van de impliciete betekenis in een gesprek - met andere woorden, of het anticiperen op welke taal een spreker zal gebruiken, tweetalige en bi-dialectische kinderen meer bedreven maakt in het lezen van de bedoelingen van de spreker in het algemeen en het begrijpen van de werkelijke betekenis van wat ze zeggen, in het bijzonder. Onze voorlopige bevindingen suggereren dat dit inderdaad het geval is en we hopen dit in de nabije toekomst te kunnen onderbouwen.