Niemand was erbij indertijd, maar zeer geleerde geologen weten je zonder een zweem van twijfel in hun stem te vertellen dat zo tussen de drie en de zeventig miljoen jaar geleden de golven van de Noordzee zowaar likten tot in Diest, met uitlopers tot Bolderberg.
Neen, het gaat hier niet om een onooglijk klein door Europa gesubsidieerd plasje, zoals de halve maan in Diest, maar wel degelijk over de Diestiaanzee, met klemtoon op "zee".
Stel je voor, pakweg vijftig miljoen jaar geleden was Paal misschien het Knokke-Zoute van het mioceen of het neoceen, of hoe die dingen ook mogen heten. De golfslag van die Diestiaanse zee voerde miljoenen jaren lang zand, klei en glauconiethoudend zand mee in een nooit aflatende regie van even zoveel miljoenen getijden van eb en vloed.
Maar kijk, niets is eeuwig. Plots -nu ja wat heet plots als je rekent in miljoenen jaren- was daar het omgekeerde broeikaseffect. Dat het vroeger altijd beter was werd nog eens met glans bewezen. De zee trok zich... terug (!) en dit zonder dat hierover tientallen congressen over de opwarming van de aarde moesten worden gehouden om tegenstribbelende Amerikaanse Presidenten of Chinese wereldleiders tot enig duurzaam handelen te vermurwen. Dat waren tenminste nog eens tijden.
Wat na een paar miljoen jaren stijve zeebries van de Diestiaanzee overbleef was klei, zand en een paar vervelende bultruggen van harde heuvels met een grondsoort, die niemand in zijn tuin wil hebben: ijzerzandsteen. Amai mijn schup.
Zo heeft moeder natuur Paal zijn hoogtepunt geboetseerd: De Klitsberg.
En toen kwamen de landmeters. Eeuwenlang hebben die in opdracht van hun adellijke en minder adellijke broodheren gemeten en afgepaald. Er werd heen en weer geschoven dat het een lieve lust was met eigendommen en met geld of er werd geruild. Er werd over generaties heen geërfd en vererfd. Zo is de Klitsberg een lappendeken geworden, waar zo'n zes dozijn eigenaren baas zijn en dus niemand het voor het zeggen heeft.
Zo kon het jaren lang gebeuren dat motorcrossers met geribbelde profielbanden de flanken van de Klitsberg openreten in een wolk van benzinedampen, aangemoedigd door heetgebakerde supporters. Zo kon het gebeuren dat de Vlaamse Overheid een "kunstwerk" op de Klitsberg liet nederdalen in de vorm van een buitenaardse champignon. Zo kon het gebeuren dat oeroude wandelpaadjes geruisloos in nevelen oplosten en dat een buurtweg onder het asfalt terecht kwam, aldaar pardoes gestort door een openbaar bestuur.
En de bomen, zij groeiden voort. En de heide verdween onder struikgewas. En het zand op de bospaden wordt af en toe nog wat opgewaaid door zwetende mountainbikers en spikes van dappere gezondheidsfanaten.
Om deze historisch kromgegroeide Diestiaanse heuvel met de mantel der liefde te bedekken heeft de overheid dan maar de Klitsberg omgedoopt tot Parkgebied en zelf ook wat gronden in eigendom genomen.
Daar staan we dan in 2012. Veel gebied, weinig park.
Een paar honderd steenworpen meer naar het Noorden dan. Onze voorouders -onder wie misschien zelfs de betovergrootvader van Pietermenneke - waren erbij toen tot zo'n honderd jaar geleden turf werd gestoken in de natte plooien van de valleien, die bespoeld werden door oude beken die toen alle onveranderlijk met -ck werden geschreven en die lieflijk en fotogenieker dan ooit kronkelden op zeer oude en vergeelde landkaarten. Karretjes en kruiwagens met houten wielen voeren af en aan zo ergens tussen Brelaar en Tervant om turfplaggen te steken, ze te laten drogen in de blakende zon om ze later als huisbrand op te stoken in het gure winterseizoen, wanneer de wind door merg en been snijdt dwars doorheen de toen nog weinig geïsoleerde lemen hoeven, wegens chronische afwezigheid van een isolatiepremie.
Vele jaren later in de golden sixties van de vorige eeuw doken naast de gebroekten, hooiweiden en oude turfputten plots plannen op voor een industrieterrein van nationaal belang en moest er zand zijn. Véél zand. Dan maar van de nood een deugd gemaakt. Er werd een groot gat gemaakt en het zand werd met tonnen verplaatst naar de overkant van de vierbaans autoweg.
Het industrieterrein Tessenderlo-Paal werd boven de doopvont gehouden. De enorme krater tussen Brelaar en Tervant vulde zich met het water van de vliet die dwars door het gebied liep. Het water vulde zich met vissen en sluikzwemmers en trekvogels van allerlei pluimage. Het grote gat werd De Paalse Plas genoemd. Deze plas heeft er jarenlang ongestoord een plas liggen wezen.
Er valt een boek te schrijven over al de plannen boordevol activiteiten, die de Paalse Plas nieuw leven moesten inblazen. Behoudens het importeren van het monster van Loch Ness als toeristische trekpleister hebben ongeveer alle ideeën de revue gepasseerd. Een kampentent voor indianen? Een krakkemikkige barak voor toeristen? Een megalomane blauwdruk met een mengelvorm van plopsaland, bobbejaanland en een lunapark of nog als uitsmijter het advies van een gerenommeerd studiebureau: ruimte voor lawaaierige watersporten, want deze geluiden zouden toch versmelten met het achtergrondlawaai van de zoevende banden van koning auto. Jarenlang kwam geen enkel idee tot ontkiemen in de ruige zandgrond. Gelukkig?
En toen kwam het geld en de politieke macht. Kosten noch moeite werden gespaard om de Paalse Plas uit de put te helpen. Alle gronden rond de Plas waren al van voor de gemeentefusie onteigend door de gemeente Paal. Die gronden werden nu voor 49 jaar in erfpacht gegeven. Er kwam een Ruimtelijk Uitvoeringsplan. Er werden achttien kleine ronde gaatjes geboord omheen de Paalse Plas. Gras werd ingezaaid. Een parking werd aangelegd, een riant gebouw neergepoot en een mooi fietspad aangelegd. Nu zou Witse zelf een moord begaan om zich te kunnen laten filmen aan de Paalse Plas. Het gebroekte van weleer met zijn vele zauwkes, hooiweiden, greppels en “de vleut” is omgetoverd tot een sjiek welnessoord mét uitstraling. Terwijl de happy few ijverig de balletjes van putje tot putje komt tikken, kan Jan met de pet op veilige afstand met de fiets al dat moois aanschouwen. Als het vakantiegeld of de dertiende maand uitbetaald is, kan hij of zij zelfs nog een drankje of hapje degusteren in een sterrenbrasserie met zicht op de Paalse Plas.
De Paalse Plas werd door de mens gemaakt tot de parel, die hij nu is. En de Palenaren zagen dat het goed was…
De Klitsberg echter wordt jammer genoeg nog altijd in de steek gelaten. Hij ligt er verlaten en verweesd bij en denkt wellicht vol heimwee aan de Diestiaanse zee, die ooit zijn voeten likte. De Klitsberg is immers al jaren een park op papier, in het gewestplan.
Papier is verduldig. Hoe lang nog? Waar wacht Beringen op? Op geld dat er toch niet (meer) komt? Op millennium 3000 misschien?
Wie neemt (mee) de handschoen op?
Edgard Vandebosch