De Nederlandse filosoof Bas Haring heeft recent een interessant boekje geschreven: "Plastic panda’s". In dat boek gaat hij in op de thematiek van biodiversiteit en onderzoekt hij of we het erg moeten vinden dat er diersoorten bedreigd worden of uitsterven. Zijn goed onderbouwde conclusie is dat dat helemaal niet zo erg is als het vaak wel wordt afgeschilderd. Voor Haring kan de echte pandabeer even goed vervangen worden door een plastic panda.
Verwijnt ons dorp ?
Enfin, tot zover de diersoorten. Men kan in de hoofdvraag van Harings boek diersoort ook vervangen door dorpen en zich dan afvragen of het erg is dat dorpen verdwijnen. Moeten we het ons aantrekken dat pakweg Paal verdwijnt? We moeten dan eerst een stapje terugzetten, want iedereen zal wel overtuigd zijn dat diersoorten kunnen verdwijnen, maar misschien is niet iedereen ervan overtuigd dat dorpen kunnen verdwijnen. Wel, er hangt niet een onmiddellijke fysieke bedreiging boven ons hoofd. Dat bedoelen we niet met verdwijnen. Maar dat de dorpen in Vlaanderen niet meer de dorpen zijn van 25 of 50 jaar geleden, dat is duidelijk. De dorpen van vroeger zijn dus verdwenen en bestaan enkel nog in de herinnering. Dat geldt ook voor het dorp Paal. Zijn er nog dingen die dreigen te verdwijnen aan dorpen en moeten we dat erg vinden?
De naam
Laten we beginnen met de naam. De officiële naam is Paal, maar in de volksmond wordt het dorp "de Buiting" genoemd. Je moet niet lang nadenken om in te zien dat de naam Buiting zal verdwijnen. Langzaamaan weliswaar, maar verdwijnen zal hij. De grote groep nieuwkomers gebruikt de officiële benaming Paal en de taalevolutie is onverbiddelijk:wat niet gebruikt wordt door een voldoende kritische massa taalgebruikers verdwijnt. In Leuven wordt de Bondgenotenlaan door een steeds kleiner wordende groep oudere Leuvenaars nog “Stoesiestroet” genoemd, maar al de jonge generaties en de vele inwijkelingen spreken van Bondgenotenlaan.
Moeten we het erg vinden dat namen verdwijnen? Ik denk het niet. Als het eenmaal zover is (en de Buiting vervangen door Paal), zal er niemand meer zijn om het nog erg te vinden. Net zoals we het nu niet meer erg vinden dat er niemand meer van Taxandrië of Gallië spreekt. Interessant voor historici, heemkundige kringen en politici zonder inspiratie, maar niet meer dan dat.
De Identiteit
Goed, tot zover de naam. Laten we eens kijken naar een nauw verwant begrip: identiteit.
Hoe zit dat met de dorpsidentiteit? Is er een specifieke Buitingse identiteit? Over identiteit is doorheen de geschiedenis al veel inkt gevloeid en het woord alleen al maar te berde brengen zorgt voor controverse. Een erg eenvoudige en werkbare definitie van identiteit is: het geheel van onderscheidende gebruiken, gedragingen, normen en waarden van een individu of groep van individuen. Het woord “onderscheidend” vervult een speciale rol: bij een identiteit gaat het namelijk om die gebruiken, gedragingen, normen en waarden die een individu of een groep onderscheidt van een andere groep.
Is er een Buitingse identiteit? Zijn er gebruiken, gedragingen, normen en waarden die de mensen van de Buiting onderscheiden van pakweg hun Beringse gouwgenoten? Vroeger waren er die zeker en vast. De Limburgse zanderige Kempen bestond uit een lappendeken van dorpjes en gehuchten. In elk van die kleine gemeenschappen werden andere woorden en klanken gebruikt voor hetzelfde begrip. Dergelijke verschillen gaan deel uitmaken van de identiteit. Ook de economische activiteiten in Paal waren anders dan bijvoorbeeld in Diest. En zo kunnen we doorgaan.
Maar dergelijke specifieke gedragingen en gebruiken hebben zich ontwikkeld in een isolementsomgeving. De ene familie doet vanillesuiker in zijn pannenkoekendeeg en de andere familie niet. Deze verschillen ontstaan omdat er in familieband pannenkoekendeeg gemaakt wordt. Als de hele straat of het hele dorp telkens samen deeg zouden maken (en het isolement van families zouden doorbreken) dan verdwijnen ook de verschillen tussen families. Op die manier verdwijnen ook geleidelijk de verschillen tussen dorpen.
Migratie is een belangrijke factor die hier meespeelt, maar ook het feit dat wat we doen en hoe we dingen doen in toenemende mate op Vlaams en boven-Vlaams niveau wordt bepaald. Het gevolg is meer uniformiteit. Zo verdwijnen specifieke dialecten die worden vervangen door verkavelingsvlaams (‘goe gedaan’)weliswaar uitgesproken met een regionale tongval.
Als Jeroen Meus vanillesuiker in de pannenkoekendeeg doet, dan volgt half Vlaanderen. Conclusie: de specifieke Buitingse identiteit, te onderscheiden van die van de naburige dorpen, zal ook verdwijnen. Is dat erg? Alweer is het antwoord negatief. Een identiteit is geen goede vriend die een waarde op zich heeft en van wie het erg is als hij er niet meer is.
Plastieken dorp ?
Maar als het niet de naam is en ook niet de identiteit is, is er dan iets anders wat de Buiting dan wel waardevol maakt en dat we moeten behoeden voor uitsterven? Of zou het niet erg zijn mochten dorpen zoals Paal verdwijnen? Hier zit een groot verschil met uitstervende diersoorten. Als de pandabeer verdwijnt is er geen pandabeer meer. Als een dorp zou verdwijnen, betekent dit dat de mensen die er leefden een andere manier van leven hebben moeten zoeken. Vlaanderen is dichtbevolkt en de locatie waar Paal ligt, heeft een aantal interessante troeven. Het ziet er dus niet meteen naar uit dat het gebied van Paal ontvolkt wordt. Maar hoe zou een verdwijnend dorp er dan wel kunnen uitzien? Op welke manier zou de Buiting in het Vlaanderen in de 21° eeuw kunnen uitsterven? Om je hiervan enig idee te kunnen vormen moet je eens gaan kijken in de suburbane regio’s in de Verenigde Staten. Daar heb je echte "plastieken dorpen": ze zien er weliswaar uit als leefgemeenschappen, maar in feite zijn het loutere slaapvestigingen. Er is geen verenigingsleven, er zijn geen winkels, er zijn geen cafés en er is bijna niets meer dat de mensen nog verbindt met mekaar. Het zijn sociale en culturele woestijnen. Gelukkig is Paal niet zo’n plastieken dorp.
Conclusie
Oef, eind goed, al goed. We mogen concluderen dat de Buiting niet mag verdwijnen. Het dorp is er, doet het nog goed en mag zeker geen plastieken dorp worden. Of … is dat toch niet het einde? Want net zoals diersoorten veranderen dorpen ook. Op langere termijn leidt dit tot meer aangepaste soorten en misschien ook tot meer aangepaste dorpen. Het mechanisme van verandering bij dieren is "toevallige variatie". Deels is die toevallige variatie ook aanwezig bij dorpen: Familie A bouwt hier, familie B ginds in een andere stijl, persoon C besluit om product D te verkopen, er komt toevallig een snelweg in de buurt te liggen die twee veraf gelegen steden verbindt, enzovoort. En enkele generaties verder ziet ons dorp er helemaal anders uit dan het dorp vijf kilometer verder. Perfectie bestaat echter niet en daar kunnen we gebruik van maken om voortdurend aanpassingen te suggereren die het dorp beter aangepast maken aan de toekomstige uitdagingen.
Misschien moeten we de conclusie dan maar veranderen. Nee, het is niet erg dat het huidige Paal verdwijnt. Het Paal van nu moet zelfs verdwijnen! Wat er in de plaats moet komen is liefst geen plastieken dorp maar wel een verbeterde versie van het dorp dat er nu is, een dorp met een mooie toekomst, waar het goed is om te wonen, te leven en te werken.
Paal is dood. Leve Paal!
Francis Tuerlinckx
Paal, 11 februari 2012