Deze website gebruikt cookies

Deze website gebruikt zoals de meeste website cookies om uw bezoek zo aangenaam mogelijk te maken. Wij respecteren hierbij uw privacy maximaal. Indien u verder gaat naar de website staat u de plaatsing van cookies toe. Meer info over ons cookiebeleid - klik hier. -

24 september 2014

Deel 13: De 4 burgemeesters van Paal mogen de Pastoor van Paal benoemen!

In een vorig deel kon u lezen dat op 13 maart 1702 een commissie, afgevaardigd door de Vikaris-Generaal van Luik, de toestand rond het conflect tussen Paal en Beringen ter plaatse kwam onderzoeken. Het verslag van de onderzoekscommissie bleef heel de zomer van 1702 gewoon in de schuif van de vicaris-generaal liggen tot januari 1703. Onwil?

Onwil?  De Spaanse successieoorlog speelde ook mee.  Laten we het gemakshalve maar wijten aan de oorlogsomstandigheden dat de oprichting van een parochie Paal zoveel voeten in de aarde had.

Die van de Buiting  gaven het echter niet op: koste wat het wil zouden zij deze keer hun slag thuis halen!

Omstreeks mei 1705, toen het oorlogsgeweld hier wat luwde, stelden ze in Paal opnieuw een nota op van wel 72 bladzijden om aan te geven hoe ze de financies in Paal op orde zouden kunnen krijgen en vooral hoe ze de pastoorswedde zouden betalen.

Die van de Buiting bleven altijd terug komen op hun eis om een eigen parochie op te richten, tot vervelens toe bleven ze altijd maar op dezelfde nagel kloppen bij de vicaris-generaal.  Roken ze de overwinning?

Alvorens een definitieve beslissing te treffen, meende de vicaris-generaal nog een aantal punten te moeten bespreken met zijn assessoren.  Hij maakte zijn vragen en bemerkingen  vooral van financiële aard, over aan Paal.  Hoopte hij dat Paal, waar hoofdzakelijk straatarme keuterboerkes woonden, zo noodgedwongen zou capituleren?

Feit is dat de Buiting over heel de lijn de vicaris-generaal zijn goesting gaf.  De pastoorswedde zou betaald worden met de opbrengst van onroerende goederen.  Daarbovenop was er een zekere Pieter Soogen die zich borg stelde met zijn onroerend vermogen en met 200 gulden uit zijn roerend vermogen.

De parochie Paal werd vervolgens precies in kaart gebracht en afgelijnd nl. heel de Buiting met de verschillende gehuchten tot aan de beek in ’t Berings broek.

Er werd ten slotte ook afgesproken dat een nieuwe kerk zou gebouwd, zodra de nieuwe parochie officieel erkend was. De vicaris-generaal polste nogmaals zijn assessoren, als een volleerde pilatus.  De assessoren vonden de oprichting van een nieuwe parochie Paal uiteindelijk “redelijk en gewettigd”.

Maar… de Buiting moest wel blijven bijdragen in het onderhoud van de moederkerk van de stad Beringen.

De nieuwe pastoor zou voor de 1e keer door de bisschop van Luik of zijn vicaris-generaal benoemd worden.  Daarna mochten de vier burgemeester van de Buiting de pastoor verkiezen.

Dit advies van de assessoren werd door de Vicaris-Generaal overgemaakt aan de Bisschop in het buitenland op 16 juni 1708.

De Bisschop  vaardigde een decreet uit dat begon als volgt: “Jozef Clemens, door de gratie Gods aartsbisschop en keurvorst van Keulen, bisschop en prins van Luik, Regensburg en Hildesheim, hertog van Beieren en Bouillon, markgraaf van Franchimont, graaf van Loon, Hoorn…” decreteerde dat de nieuwe parochie Paal , volgens de overeengekomen voorwaarden, mocht worden opgericht.  Tot eerste pastoor werd E.H. Jan Notelaers benoemd, een geboren en getogen… Palenaar.

Dat waren nog eens tijden!

André Luyten (wordt vervolgd)

Laatst aangepast op 24 september 2014