Deze website gebruikt cookies

Deze website gebruikt zoals de meeste website cookies om uw bezoek zo aangenaam mogelijk te maken. Wij respecteren hierbij uw privacy maximaal. Indien u verder gaat naar de website staat u de plaatsing van cookies toe. Meer info over ons cookiebeleid - klik hier. -

24 september 2014

Deel 11: Een onderzoekscommissie van het Prinsbisdom Luik komt ter plaatse

De discussie tussen Paal en Beringen over een aparte parochie in Paal escaleerde.  In januari 1702 vaardigde de Vikaris-Generaal van Luik een decreet uit waarbij een commissie werd aangesteld om de toestand ter plaatse te onderzoeken. E.H. Rolin, secretaris van de vicaris-generaal en E.H. Jamar de Montfort, assessor of raadgever van de vicaris werden met de onderzoekstaak belast.

 

Op 13 maart 1702 kwamen ze in Beringen aan. Ze hadden de opdracht gekregen om eerst een onpartijdige notaris te zoeken om het verslag van hun bevindingen op te stellen. Er werd echter geen notaris gevonden waarmee zowel die van Beringen als die van de Buiting akkoord waren. De onderzoekers waren dan ook verplicht om zelf het verslag te maken.

In Beringen werd de commissie opgewacht door de Pastoor, de Schout, de 2 Burgemeesters en de raad enerzijds en de 4 Burgemeesters van de Buiting met hun Luikse advokaat Herman Groutars anderzijds.

Het gezelschap trok eerst langs de Diesterpoort en de Paalstraat naar de “Paelrevoert”, waar de Maalbeek (nu Zwarte Beek) onder de 3 bruggen doorvloeide.  Volgens die van de Buiting was het hier dat de beek meestal overstroomde. Die van Beringen ontkenden dit en bovendien zou dit euvel volgens hen gemakkelijk op te lossen zijn door de dijken te verhogen.  Die van de Buiting hielden echter voet bij stuk en vonden dat Beringen moest instaan voor de beek aangezien ze toch ook tol hieven bij de brug over de beek.  Deze tol diende volgens die van Beringen enkel om de bruggen te onderhouden en niet om de dijken op te hogen.

Enfin, heel dat gehakketak tussen de 2 partijen, Beringen en de Buiting bracht weinig zoden aan de dijk.

Kort daarna bereikte de onderzoekscommissie Paal en hield ze halt aan de kapel.  Over de afstand tussen Beringen en de Buiting kon niet lang getwist worden.  De klok loog niet. De commissie vond de kapel van de Buiting vrij groot, maar volgens die van Beringen was ze toch te klein om dienst te doen als parochiekerk.

Na het bezoek aan de kapel trok men via Brelaar en Meelberg naar Tervant.

De commissie vond dat dit gehucht dichter bij Beringen lag dan bij de kapel van de Buiting. Die van de Buiting beweerden echter dat de meeste huizen van Tervant korter bij Paal lagen. Langs de hei en de heirbaan trok men dan terug richting Beringen.  Die van Beringen beweerden dat men zo gemakkelijk in Beringen kon geraken. De Buiting ging daarmee akkoord maar merkte op dat het een weinig gebruikte weg was en dat men een hele omweg moest maken om zo in Beringen te geraken.

Daar waren de leden van de commissie het volmondig mee eens.

Uiteindelijk geraakte men aan de “Oelrevoort” waar toen juist heel wat water stond.  Er was door te komen maar die van de Buiting beweerden dat de weg ook daar regelmatig overstroomde.  De Beringenaren ontkenden dit bij hoog en bij laag.

Uiteindelijk kwam het gezelschap weer uit aan de Diesterpoort.

Ondertussen was het voor iedereen duidelijk: de tegenstelling tussen de standpunten van Beringen en die van de Buiting was immens.

Als de ene “ wit” zei, zei de ander “zwart”. Hoe moest dat eindigen?

André Luyten (wordt vervolgd)