De laatste rector was Ferdinand Crabeels. Hij kreeg het aan de stok met de Katholieke Universiteit van Leuven, die van Rome ondertussen het privilegie gekregen had om de opvolgers te benoemen van overleden beneficianten . Paal was zo’n beneficie. Toen rector Crabeels stierf was de Universiteit er als de kippen bij om een opvolger te benoemen. Dat gebeurde echter niet zonder slag of stoot . Er kwam protest en er werd zelfs geprocedeerd. Uiteindelijk werd een voorlopige bedienaar aangeduid: Hyronimus Janssen, die onmiddellijk partij koos voor het volk van de Buiting. Janssen werd echter door de pastoor van Beringen ontslagen en vervangen door priester N. Verdonck. Maar ook Verdonck was geen lang leven beschoren als beneficiant. Het waren de eerste schermutselingen in een lange strijd.
Verondersteld wordt dat het beneficie van Sint Jan de Doper uiteindelijk bediend werd door de pastoor van Paal. De 2 ambten versmelten dus als het ware. Als die pastoor nu nog de verzuchtingen van de Buiting zou te harte nemen en kanaliseren, kon de georganiseerde afscheidingsbeweging van start gaan. Zo geschiedde.
Begin april 1700 werd een smeekschrift gericht namens “de Buiting” tot de vicaris-generaal van het prinsbisdom Luik, een zekere G.B. Van Hemisdael. In dat smeekschrift werd de toelating gevraagd om een nieuwe parochie op te richten omwille van het groot aantal inwoners van de Buiting (200 gezinnen) en omwille van de grote afstand tot en de moeilijke bereikbaarheid van de parochiekerk van Beringen. De grote kapel die door de inwoners van de Buiting zelf was gebouwd, kon dienst doen als parochiekerk. De inwoners van de Buiting beloofden zelf te zorgen voor de betaling van hun pastoor.
Het smeekschrift ging uit van de inwoners van de 4 Paalse gehuchten: Tervant, Paal (het huidige Paalstraat), Meelberg en Brelaar. De vraag rijst natuurlijk wie de initiatiefnemers waren. Heel de actie verliep immers in het grootste geheim. In Beringen mocht men van het initiatief niets weten om vooralsnog geen argwaan te wekken. Het waren uiteindelijk de twaalfmannen die aan de basis lagen nl. de vier huidige burgemeesters van de Buiting, de 4 oude burgemeesters en de 4 schatheffers (zie deel 3).
Het voortouw werd genomen door een zekere Martinus Meyen, die in feite secretaris was van de” club der twaalfmannen”. Daarnaast was er de steun van de dienstdoende rector van de kapel Hyronimus Janssen, een dwarsligger tot en met. Hij kwam slechts één maal per jaar in de kerk van Beringen om er de mis te lezen, alhoewel de traditie het anders gebood. Janssen concentreerde zich volledig op het werk in de kapel van de Buiting en op het pastoraal werk tussen de mensen met de “kerkgangen “ bij de geboortes en allerlei overlezingen die toen schering en inslag waren. Geen wonder dat hij vrij snel, reeds in oktober 1701 uit zijn ambt ontslagen werd.
“Het spel zat nu echter definitief op de wagen !”
André Luyten (wordt vervolgd)