Reeds in 1459 wordt er gewag gemaakt van een “capelle staende tusschen Paele en Meerlebergh”. Op de Buiting leefden de mensen vooral in de gehuchten en het dorpscentrum zoals we dat nu kennen, vormde eigenlijk geen gehucht. Vandaar de plaatsbepaling van toen “tussen Paele (het huidige Paalstraat) en Meerlebergh”
Naast de kapel tussen Paalstraat en Meelberg was er ook nog een kapel in Meerlebergh. Deze wordt vermeld in geschriften van 1633.
Reeds in 1513 is er ook sprake van een beneficie in Paal:“tot behoeff der beneficie der capelle van Paele”.
Een “beneficie” was sinds de Middeleeuwen het inkomen dat een geestelijke verdiende door op vaste tijdstippen op een vaste plaats, een kapel bijvoorbeeld, missen op te dragen. Het geld werd vergaard door allerlei schenkingen van de gelovigen, zowel roerende maar vooral onroerende goederen.
Zo werd de kapel van Paal bediend door “een rector”, een geestelijke die een kapel of bedevaartsoord bestuurde.
Paal had dus een grote kapel die stilaan uitgroeide tot een bedevaartsoord zoals we later zullen vertellen. De kapel van Paal bleef staan tot in 1869. Ze stond op dezelfde plaats waar de huidige kerk werd gebouwd.
De dorpel die de toegang vormt tot de kerk van Paal was afkomstig van de oude “capelle van Paele”. Het feit dat dit een brede dorpel was doet ons vermoeden dat in Paal een vrij grote kapel moet hebben gestaan.
Bij de werken aan het verfraaien en opsmukken van het dorpsplein werd dit laatste restant van het gebouw van de “capelle van Paele” geëgaliseerd.
André Luyten