
16-9-40 Weer werk !
O ! Hoe ongelukkig is het voor vrouw en kinderen wanneer ze moeten honger lijden en hun man of vader geen werk kan vinden.
Zoo was het hier ook onder den oorlog. Drie weken lag de koolmijn reeds stil. Eindelijk kwam een beetje verlichting. Eenige menschen mochten gaan werken onder in de mijn. Enkele dagen daarna mocht men ook gaan werken op den dag, ten hoogste drie dagen per week. Vele huisgezinnen vonden hierin hun steun terug. Gedurende twee maanden duurde dit, toen opeens het werk weer twee dagen stil lag. Waarom was dit toch ?
Men ging trachten van opnieuw regelmatig te laten werken. Was dit niet zeer verstandig? Op een nacht bracht er iets groote opschudding onder het volk. Men had een bom willen werpen op de lossing te Tervant. Gelukkig mislukte het maar vele menschen hadden wederom erge schade. Nog maar één dag was men begonnen met lossen en men wist reeds de bestemming. Het kolenvervoer gebeurt hier meestal per tram, die soms ook in den nacht de kolen op zijn plaats brengt. Nu men weer mag werken hebben we weer hoop op werk en brood en we zullen alles overlaten in de handen van God, Hij immers is onze Vader en Meester en Hij zal er voor zorgen dat de Belgen weer vredig kunnen leven.

zicht op de cité, Beringen-Mijn
23-9-40 Moeilijke tijden !
We kunnen immers veel te doorstaan hebben in deze wereld.
't Is immers oorlog en wat daarop volgt is natuurlijk hongersnood. Ja, 't zijn nu lasgtige tijden. Men kan bijna niets meer krijgen en er zijn in de steden reeds vele menschen die moeten honger lijden. Ach, waarom moest toch dit alles gebeuren? Waarom moest men ons landje aanvallen ? Wat hadden de Belgen misdaan ?
Och er is immers niets meer dan hebzucht en jaloerschheid in de wereld. Daarom zendt God ons deze straf. Alleen maar omdat de menschen weer zouden worden gelijk vroeger. Ze kenden immers God niet meer en dachten nog niet meer aan Hem.
Maar nu ze moeten honger lijden nu bekennen ze hun slechte neigingen uiterlijk. Nu weten ze wat ze misdaan hebben. Want nu hebben ze geen geld meer om eten te koopen. Wat vroeger tien frank kostte, kost er nu veertig. En voor de rantsoeneerzegels kan men alles wel krijgen, maar er is toch zooveel geld vandoen. Dikwijls gaat de landbouwer met den maalbrief naar den molen om wat graan te laten malen en komt dan bedroefd met ledige handen terug thuis.
Maar we zullen ervoor bidden en dan zal God ons zeker verhooren. Ja, 't zijn nu moeilijke tijden, maar als de menschen weer luisteren naar de stem van O.L.Heer zal er weer vrede komen.

zicht op de mijn,
ergens vanuit de beemden
op den Ulfert (ingekleurd)
14-10-40 Lichtverdooving
Een oorlog heeft natuurlijk groote gevolgen en dit is soms heel lastig. Zoo is het ons nu verboden licht aan te doen. Voor de werklieden is het bijzonder ongemakkelijk. Er mag maar één straaltje licht zichtbaar zijn. Voor de auto's is het hetzelfde.
Vooreerst gaf onze Kempen zoo een tooverachtig uitzicht. Het was net, of er sterren op de aarde stonden. Overal pinkelende lichtjes.
En nu is dit alles verdwenen. 's Avonds ziet men niets meer. Alles is zoo somber en stil. We moeten immers gehoorzamen aan de overheid. De vensters moeten totaal toegehangen worden. Geen straaltje licht mag er nog op den grond schijnen.
Dit is zoo lastig en het zal nog lastiger worden. Eens zullen de lange, lange winteravonden komen. Men zal dan 's morgens en 's avonds moeten licht aandoen, en dit zal zeer ongemakkelijk zijn.
In de anders zoo verlichgtende kerk is het nu stil en doodsch. De lampen zijn behangen met blauw of zwart papier. En dit alles komt door den oorlog. Aan het Albertkanaal, aan de fabrieken van Tessenderlo en Kwaad-Mechelen is heel niets meer te zien. Alles geeft zoo een somber uitzicht.
Ja, een oorlog kan soms lastige tijden meebrengen. Maar we zullen den moed niet verliezen. God zal ons bewaren, want Hij alleen is de Meester van de aarde. Wat zullen we blij zijn, als eens de tijd zal gekomen zijn, dat onze Kempen opnieuw het schilderachtig streekje is.
Waar Gij gaat, of waar Ge zijt;
't Oog van God ziet U altijd.
