in een existentiële crisis.
Het aantal actieve (jongere) leden daalt, het aanbod van activiteiten verschraalt en beperkt zich meer en meer tot ontspanningsactiviteiten.
De traditionele, intense menselijke relaties tussen de leden komen onder druk en het ledenbestand veroudert zienderogen.
De oorzaken zijn complex, een grondig onderzoek en integrale aanpak is nodig om het tij te keren.
Ik ben benieuwd welke conclusies er na deze coronacrisis zullen getrokken worden m.b.t. de mogelijke positieve impact van het verenigingsleven in het post-coronatijdperk.
Iedereen was het er al over eens: een bloeiend verenigingsleven is essentieel in een levenskrachtig dorp of dito buurt. Het ondersteunt de broodnodige lokale democratie.
Nog altijd lopen de meeste ontmoetingen tussen burgers via de verenigingen ( cultuur, sport, hobby…). Hier leert men van jongs af ( in de jeugdverenigingen) samen werken met allerlei mensen, soms erg verschillend van elkaar, om samen iets te organiseren, samen te creëren, te sporten, zich te ontspannen.
Tot op vandaag zijn de meeste verenigingen georganiseerd op dorpsniveau. Zij vormen nog steeds in onze plaatselijke leefgemeenschappen de ruggengraat van het sociale weefsel, zo belangrijk in een samenleving die verder “atomiseert”.
Onderzoek wijst uit dat nog ongeveer 20% van de bevolking zich permanent of tijdelijk engageert in deze dorpsverenigingen.
En toch…
Sinds de gemeentefusies van 1976 voelen meer en meer gemeentebesturen, waaronder Beringen, zich geroepen om zelf meer activiteiten allerhande te organiseren, naast of in de plaats van onze traditionele of nieuwe verenigingen.
Het professionaliseren van delen van het socio-cultureel werk, van de sport- en ontspanningswereld was deels positief. Zeker het (bescheiden) ondersteunen van allerhande verenigingsprojecten is positief en dient verder uitgebouwd te worden in de toekomst.
Er zijn echter door de actieve rol van een gemeentebestuur op het terrein zelf van het socio-cultureel werk, van de sport- en ontspanningswereld ook negatieve effecten op de slagkracht en de verdere uitbouw van het verenigingsleven.
Het “cultureel- en sportconsumentisme” van de burger wordt gefaciliteerd.
Het zich zelf inzetten in een vereniging en zelf activiteiten organiseren, vorming opzetten en kunst in brede zin creëren wordt door de actieve rol van de gemeente, wellicht onbewust, ontmoedigd. Vooral de, meestal losse, buurtwerking krijgt thans aandacht van het gemeentebestuur en wordt financieel ondersteund. Het organiseren van allerlei grote “events”, die Beringen “op de kaart” moeten zetten is bovendien een grote lijn geworden in het beleid voor de volgende vijf jaar.
Het ogenblik is gunstig, in het vooruitzicht van de besparingsgolf die op ons afkomt, om met de “luizenkam” door het geheel van de activiteiten te gaan die een gemeente voor de burgers organiseert en die passen in geadviseerde citymarketingplannen.
Onderzocht moet worden welke activiteiten opnieuw op korte of op langere termijn aan het verenigingsleven kunnen gedelegeerd worden, mits een betere inhoudelijke, financiële en materiële ondersteuning van de organiserende vereniging.
Verder moet nagegaan worden of bepaalde initiatieven, waarvoor de gemeente een zogenaamde vrijwilligersvergoeding betaalt, niet concurrentieel zijn aan bestaande verenigingsactiviteiten geschraagd door vrijwilligerswerk “pur sang”.
Een betere projectfinanciering en materiële ondersteuning moeten hand in hand gaan met een geleidelijke afbouw van overheidsinitiatieven.
Ook samenwerkingsverbanden tussen de lokale overheid en verenigingen moeten voor grotere projecten verder verkend worden. PP-samenwerkingsverbanden in de culturele en sportsector, kunnen verenigingen stimuleren om meer risico’s te nemen.
Kortom het subsidiariteitsprincipe, waarbij de overheid enkel intervenieert indien het verenigingsleven in gebreke blijft of onvoldoende draagkracht of organisatietalent heeft om bepaalde activiteiten te organiseren, dient stilaan hersteld.
Het belang van aangepaste ontmoetingsruimtes in deze kwestie kan moeilijk overschat worden.
Het OC De Buiting is Paal is ondertussen uitgegroeid tot een belangrijk verbindingsteken tussen de verenigingen en de inwoners van het dorp.
Het gebouw en de accommodatie zijn ondertussen echter “op leeftijd”.
Niet alleen is een grondige opknapbeurt nodig maar ook dient nagedacht over het vergroten van de multifunctionaliteit van het gebouw.
De denktank van paalonline volgt dit dossier dat deze legislatuur, volgens planning, moet afrijpen, op de voet.
Beringen moet ten slotte op vlak van cultureel beleid een nieuwe en gedragen visie ontwikkelen met voldoende aandacht voor het ondersteunen en niet het beconcurreren van het verenigingsleven.
De tijd die thans vrij komt door het wegvallen van een veelheid van activiteiten kan nuttig besteed worden aan grondig studie- en beleidsvoorbereidend werk.
Deze oefening kan uitmonden in een gedragen visie op een toekomstgericht cultureel beleid dat de verenigingen aanmoedigt om, meer dan nu, initiatief te nemen, om projecten te ontwikkelen en om de participatie van zoveel mogelijk burgers aan een bloeiend lokaal maatschappelijk leven te bevorderen.
Paal, 10 april 2020
Gust Luyten
Verbondenheid, sociale cohesie, hechting … Er wordt bijna zoveel over geschreven in boeken en tijdschriften als over gezond koken, zeker in deze “coronatijden”.