Deze website gebruikt cookies

Deze website gebruikt zoals de meeste website cookies om uw bezoek zo aangenaam mogelijk te maken. Wij respecteren hierbij uw privacy maximaal. Indien u verder gaat naar de website staat u de plaatsing van cookies toe. Meer info over ons cookiebeleid - klik hier. -

4 april 2020

Column: voor een dorpenbeleid op maat van Beringen!

Na de gemeentefusies van 1976 ging de aandacht en de energie van politiek Vlaanderen in een eerste fase vooral naar het ineenvlechten en stroomlijnen van de nieuwe lokale politieke structuren en voorzieningen. De nieuwe gemeenten oogden uitdagend en veelbelovend voor de nieuwe lokale bewindslui.

Rika De Backer (CVP), sinds 1974 Minister van Nederlandse Cultuur en Vlaamse Zaken in de regering Tindemans,  zag van meet af in dat de dorpen ook binnen de grotere bestuurlijke eenheden belangrijk bleven en moesten gekoesterd worden. Reeds in 1978 organiseerde zij, met groot succes overigens, het “Jaar van het Dorp” onder het motto “Het dorp moet weer zijn rol gaan spelen!”

De Cultuurraad Paal, voorloper van paalonline, zette in dat jaar een gesmaakt dorpsprogramma op en gaf o.a. het boek “Van Buiting tot Paal”, geschreven door Cyriel Brockmans, uit. De fusie van gemeenten maar ook de economische crisis die even later uitbrak, brachten echter, ook voor de lokale beleidsmakers, zoveel nieuwe uitdagingen mee dat de goede intenties om van bij de start ook een flankerend dorpenbeleid op poten te zetten ondersneeuwden en uit de aandacht verdwenen.

In Beringen werd na de fusie geijverd voor de uitvoering en afwerking van de pre-fusieprojecten en werd gestreefd naar een evenredige verdeling van het gemeentelijk financieel manna over de verschillende dorpen. Geleidelijk werd deze werkwijze, door sommigen gedoodverfd als Beringse wafelijzerpolitiek, verlaten.

Een coherente visie op de toekomstige ontwikkeling van Beringen werd voorbereid in de jaren negentig, samen met de opmaak van het “Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen”. De ideeën van lokale, provinciale en Vlaamse plannenmakers enerzijds en de groeiende ambitie van lokale politici om te proberen van Beringen een regionale attractiepool te maken, zorgden er voor dat Beringen uiteindelijk opgenomen werd in de planning als een te ontwikkelen “kleinstedelijk gebied” met een stadskern die op termijn een gewestelijke (handels)uitstraling moest krijgen.

In Beringen leidde dit beleid tot een goed voorbereide planning van de centralisatie van voorzieningen en handel, handig verpakt in een duur city-marketingverhaal en professioneel gecommuniceerd naar de bevolking.

De dorpen in het algemeen in Vlaanderen  werden/worden bestuurlijk, lokaal maar ook provinciaal en op Vlaams niveau, tot dusver eerder stiefmoederlijk behandeld.

Voor de bevolking van Beringen is dit dubbel erg omdat het wezenskenmerk van onze gemeente nu net is dat we samengesteld zijn uit vroeger vier of thans vijf (met Beringen-Mijn) verstedelijkte hoofddorpen. Binnen dit sociologisch gegeven moet het kleinste “ dorp” van de vijf volgens planning een roeping van volwaardige stad gaan opnemen.

Als dat maar lukt…

De maakbaarheid van de samenleving heeft immers haar grenzen, alleszins in niet-dirigistische politieke systemen!

Maar er is meer.

Allerlei belangrijke maatschappelijke evoluties, maken dat dorpen naar de toekomst toe niet alleen terug meer aandacht verdienen in de Vlaamse ruimtelijke planning maar ook in het gemeentelijk beleid zelf.

Ik vermeld er enkele:

  • De bevolkingsgroei in Vlaanderen. Recente cijfers tonen aan dat deze groei onmogelijk alleen kan opgevangen worden binnen de steden. Dit betekent dat ook de dorpen en het platteland op hun toekomstige leefbaarheid moet getoetst en verbeterd worden om de vernieuwde groei met succes te kunnen opvangen.
  • De “grijze tsunami”. Als zo lang mogelijk thuis wonen de norm wordt, moet de fysieke ruimte (woning maar ook de buurt en de ruimere leefomgeving) zo leefbaar mogelijk gehouden worden. Dit vereist bereikbare en beschikbare basisvoorzieningen, gerealiseerd in flexibele, multi-inzetbare gebouwen, in een sociaal aanvaardbaar beleid van stads-en dorpsvernieuwing (Beleidsverklaring Min. Vandeurzen 2014 p.15)
  • Een vastgelopen mobiliteit. We moeten ons in de toekomst minder en anders gaan verplaatsen en meer in ons dorp of onze stad blijven. Een aantal voorzieningen moeten naar de dorpen toe, dicht bij de bejaarden. Het garanderen van een basismobiliteit aan heel de bevolking, ook in de dorpen, blijft bovendien een na te streven goed, anders dreigt vervoersarmoede bij een deel van de (vooral oudere) bevolking.
  • Nieuwe kansen voor handel en ondernemen in de dorpen. Door de onstuitbare doorgroei van de e-commerce en een nieuwe digitaliseringsgolf  in het bedrijfsleven, worden meer en meer (kleine) bedrijven “plaatsonafhankelijk”. Zij hebben geen behoefte meer aan dure handelsruimte in de stedelijke centra of aan specifieke bedrijfsruimtes in uitgeruste industriezones. Door deze evolutie groeien nieuwe kansen op de ontwikkeling  van de handel en een nieuw, up to date ondernemerschap, in de dorpen.

Deze uitdagingen en de noodzaak om de planningen aan te passen lokaal, provinciaal en op Vlaams niveau, maken dat niet alleen de steden maar ook de dorpen verder en grondig zullen veranderen.

Op Vlaams niveau zal, al dan niet in het kader van een nieuwe fusieoperatie of naar aanleiding van het goedkeuren van een nieuw Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen, een nieuw dorpenbeleid moeten uitgetekend worden.

Eens te meer komen we zo tot de conclusie dat ook een nieuwe visie moet ontwikkeld worden op de verdere toekomst van Beringen waarbij de klemtoon meer dan nu zal (moeten) liggen op de ontwikkeling van het geheel van de gemeente, met  5 verstedelijkte hoofddorpen en hun vele buurten, gehuchten en wijken.

Paal, 15 mei 2015

Gust Luyten

Huis Auman-1

Laatst aangepast op 4 april 2020
Log in om reacties te plaatsen