| Keken de steedse Beringenaren met een zeker meerderwaardigheidsgevoel neer op de laten of boeren van de Buiting, wanneer die ’s zondags in Beringen naar de mis kwamen of er op de marktdagen hun waar aan de man brachten? Wie zal het nog zeggen! |
Na veel ruzie en gehakketak bekwamen de inwoners van de Buiting dat in 1530 de gemeentegoederen gescheiden werden. Van dan af hield de Buiting er ook een eigen budget op na.
In de “Rekennige” van de Meier van Ham kunnen we lezen: “De thiende van de buitinge van Beringen (aan de Heer verschuldigd) in de pacht aan die gheswoeren van de buitinge in geldt zoo hooithiende als coerensthiende (het tiende van hooi en koren) voer ende om die sommen van seventhien honderd gulden b.b.”
De beheerders of gezworenen van de Buiting namen zelf de” tiende belasting” in pacht van de Heer om ze zo laag mogelijk te kunnen houden in het voordeel van gans de gemeenschap.
Voor de “gemeyne last” (de gemeentebelasting) moest de Buiting blijven tussenkomen voor 2/3 in het totaal van Beringen, in verhouding tot haar aandeel in de totale bevolking van Beringen.
|
De Buiting zou omstreeks 1700 voor alle gehuchten samen een 200 gezinnen geteld hebben. Een telling voor binnen-Beringen in 1723 zou 700 inwoners opgeleverd hebben. Als dit cijfer juist is en het aandeel van de Buiting nl. 2/3 correct berekend was, zou de Buiting ongeveer 1400 inwoners moeten geteld hebben. |
![]() |
De verdeling van de “gemeyne last” bleef echter aanleiding tot voortdurende twisten. Nu eens weigerden die van de Buiting tussen te komen in de kosten van een Beringse afgevaardigde die naar de Landdag van het Prinsbisdom Luik trok om er de geprivilegieerde stad Beringen te vertegenwoordigen.
Dan weer protesteerden ze omdat de stad Beringen zijn eigen zwaardrukkende oorlogslasten probeerde als “gemeyne last” grotendeels door de Buiting te laten betalen.
------------------------------------------------------
Door het uitsterven van de graven van Loon was het graafschap in 1366 opgeslorpt door het prinsbisdom Luik.
In het reglement van prinsbisschop Ernest van Beieren(1554-1612) aan de stad Beringen staat: “De lieden van de buiten… zullen verdeeld worden in vier kwartieren: ieder kwartier zal een raadslid kiezen uit zijn midden om in de gemeenteraad te zetelen en deze zullen onder zich de tweede burgemeester kiezen. Deze raadslieden zullen gekozen worden voor een jaar en mogen ook het 2e jaar in functie blijven”.
![]() |
De gemeenteraad van Beringen bestond in die tijd dus uit twee burgemeesters met 4 raadslieden van binnen (“de Binning”) en 4 raadslieden van de “Buiting”.
Eigenlijk was deze regeling een variante op wat reeds langer bestond op de Buiting. |
De 4 kwartieren waarvan sprake waren 4 gehuchten: Tervant (Tervaent), Meelberg (Meerlenbergh), Brelaar (Brelaer)en Paal (Pael). Ieder van deze gehuchten had reeds vroeger een “voorganger” of burgemeester.
Tegen het einde van de 17e eeuw is er ook sprake van gezworenen nl. 12 mannen van de Buiting
Het waren de vier nu regerende burgemeesters, voor elk gehucht één, de vier vorige burgemeesters en vier gezworenen (“beëde mannen") van de gemeente, meestal “schathuffers” genoemd. Zij stonden de burgemeesters bij, bij het heffen en innen van belastingen of vervingen hen.
Ten slotte was er nog een gezworen secretaris. Dit was een heel belangrijk man voor de Buiting, aangezien bijna niemand kon lezen of schrijven.
De gezworenen van de Buiting mochten geen verbintenis aangaan in naam van hun dorp, zonder de voorafgaande toelating van de inwoners.
Daarom werd dan ook de ganse bevolking samen geroepen door het luiden van de klok of “de schelle van de Buyting, wagende 264 pond” na het einde der goddelijke diensten.
Volgens een ordonnantie van 31 maart 1734 werd er, om geldleningen aan te gaan of om processen in te spannen, een volmacht vereist van 2/3 van de belanghebbende inwoners.
Zo’n vergadering moest 14 dagen voor datum op de preekstoel worden afgeroepen. De inwoners verzamelden dan op het kerkhof rond de kapel, waar de burgemeesters de te bespreken zaak voorlegden en een volmacht of “constitutie” vroegen. De akte van de samenkomst en de beraadslaging door een notaris of een secretaris opgesteld, werd bij het gerecht op de “buitenbank” in Beringen neergelegd.
Zo is er een zekere democratie gegroeid op de Buiting en in de stad Beringen vanaf de 16e eeuw en tot aan de Franse revolutie.
André Luyten (wordt vervolgd)

