
Hier en daar waren er open vlaktes, omheind met hoge bomen. Er waren ook percelen die met dennenbomen en sparren waren aangeplant.
Enkele boeren verbouwden op de open percelen tegen beter weten in maïs en graan op de schrale en waterzieke akkers.
Het struikgewas bood een schuiloord voor de vele vogels. De hoge boomkruinen waren de verzamelplaats en een nachtelijk hotel voor bosduiven en kauwen. Paddenstoelen staken menigvuldig de kop op in het seizoen.
Decennialang gebeurde er verder niets wat het vermelden waard was in de geschiedenisboeken. De natuur ging er ongestoord zijn gang. Menselijke tussenkomsten werden zichtbaar schaarser. De eikenbomen groeiden naar de hemel, vormden brede kruinen en zaaiden hun eikels aan hun voet, waar ze verder ontkiemden tot nieuwe mini-eiken of domweg werden opgegeten. De braambessen woekerden voort tot ze ondoordringbare doornstruiken werden. De heuvel van weleer verdween met de jaren onder een aangroeiend en uitdijend bladerdek. Bomen in allerlei formaten en vormen schoten op als kool op de schrale grond. De berkenbomen waren ondertussen niet meer te tellen. De wandelpaden groeiden dicht en werden met de jaren steeds smaller en ontoegankelijker. Er ontstond een biotoop met een eigen klimaat, waterhuishouding, fauna en flora. De onaandachtige kijker zag enkel een woestenij. De jagers vonden dit dan weer hoogst interessant. Kunstige jachtkanseIs werden opgericht. Vanop een veilige hoogte werd het gebied bij ochtendstond en avondrood afgespeurd, de tweeloop in aanslag. Maïskorrels en appels werden als lokaas gebruikt om de schuwe bosdieren in opengemaakt gebied te lokken waar ze zonder veel complimenten werden neergelegd. De buizerd cirkelde in grote kringen rond en heerste over het gebied.
De tijd verstreek. Toen ook de laatste jagers het gebied voor bekeken hielden kwamen de mountainbikers en motorcrossers het terrein doorploegen. Moderne cowboys op een stalen ros. Met tientallen en in fluo. Voorheen onbegane paden werden platgereden en opengereten. Bospaden werden modderstroken. De heuvel werd een avonturenberg voor geribbelde tweewielers.
En toen kwam enkele jaren geleden ENA en de economische ontwikkeling langs het Albertkanaal. Bomen werden een na een tegen de grond gelegd. Huizen werden onteigend en vervolgens gesloopt. Weiden en velden werden genivelleerd. Er werd een fortuin uitgegeven om de hopeloos verzopen bodem te ontwateren. Een strook van vele honderden meters breed en diep tot aan het Albertkanaal werd herschapen in een monotone industriezone. Enkele kunstmatige vijvers moesten het water herbergen. Er werd wegenis aangelegd met een echte pijpenkop als apotheose. De eerste bedrijven kwamen er zich vestigen. Gelukkig. Met in hun kielzog nieuwe windmolens. Zo was het ook ooit ingetekend op het gewestplan. Een paars gebied voor watergebonden industriële activiteiten.
Met de jaarwisseling 2021-2022 kwam een nieuwe kaalslag. Het eindspel. Kettingzagen en bulldozers werden bovengehaald om wat er nog over was aan met eiken omzoomde paden en groen vakkundig met de grond gelijk te maken. De vooruitgang is niet tegen te houden, nietwaar? De vogels moeten nu nieuwe oorden opzoeken en zijn op de vlucht. De wandelaars en fietsers kijken met ontzetting naar de nieuwe leegte, waar de wind vrij spel krijgt en de vage industriegeluiden steeds nadrukkelijker doorklinken tot de bewoonde omgeving.
Ik hoop dat deze opoffering van 15 ha groen de moeite waard zal zijn. En ik hoop dat het groen dat er was niet vervangen gaat worden door een zoveelste triestig, zielloos en levenloos industrieterrein, of godbetert door een zoveelste grauwe vlakte van zand- of grindhopen met een tewerkstelling van twee man en een paardenkop. It better be good.







