Het gehucht Tervant was nu in twee delen gesneden door het Albertkanaal. Het grootste gedeelte bestond uit de kerk, de scholen, de café ’s en de handelaars, aan de overkant lag de kolenhaven en woonden ongeveer een tachtigtal huisgezinnen.
Niemand kon zich op dat moment voorstellen wat die bruggenmiserie zou meebrengen. Het werd een lijdensweg van 18 jaar: van 10 mei 1940 tot en met 25 juni 1958. Het was een ramp, niet alleen voor de omwonenden, maar ook voor de scheepvaart, de kolenhaven, de landbouwers die hun velden aan de overkant moesten zien te bereiken, de mijnwerkers die met de fiets naar de koolmijn van Beringen reden, de schoolgaande kinderen en de kerkgangers.
Net als in september 2021 moest er een omweg naar Beringen gemaakt worden, maar ook daar stelde zich een probleem. Die brug was ook opgeblazen. Er werd zo vlug mogelijk een noodbrug aangelegd ter hoogte van de magazijnen van Gaston Nijs en het oud café van Leopold Corthouts. Tervant bleef voorlopig in de kou zitten. De brokstukken van de opgeblazen brug werden wel geborgen, want anders kon de kolenhaven niet functioneren. Het gemeentebestuur van Paal ondernam ook stappen om een nieuwe brug te laten aanleggen, maar de weg van Paal naar Beverlo was van weinig belang. De Duitsers toonden niet de minste interesse om er een noodbrug te bouwen. Het voorstel werd dan ook afgekeurd door de diensten van de scheepvaart. Er moest een noodoplossing komen.
De snelste en goedkoopste noodoplossing die zich opdrong was een veerpont. In Tervant bedachten enkele pientere mannen een plan om een vlot in elkaar te knutselen. Het plan werd voorgesteld aan het gemeentebestuur van Paal en dadelijk goedgekeurd. In september 1940 werd een bestek opgemaakt van 4.559,05 fr voor de constructie van een primitief vlot. Het werd gebouwd op 18 grote tonnen, met een houten vloer en een beschermend afdakje voor de veerman. Het vlot zou door de veerman aan een over het Albertkanaal gespannen kabel getrokken worden. Er waren 7 personen toegelaten met een maximum totaal gewicht van 800 kg en het was toegankelijk van 5 uur ’s morgens tot 23 uur ’s avonds. De eerste schippers waren Augustinus Beelen en Alfons Laenen. Ze ontvingen een loon van 10 fr per dag en de bezoekers waren vrij om drinkgeld te geven. Eind september 1940 werd het eerste vlot van Tervant in gebruik genomen, enkel voetgangers en fietsers waren toegelaten.
De talrijke mijnwerkers die per fiets naar de koolmijn reden, werden dikwijls opgehouden door het drukke scheepsverkeer. Bij een naderend schip werden de kabels in het water gelaten tot het schip voorbij was en werd de overzetdienst opgeschort. Daarna werden de kabels terug opgespannen en kon het vlot zijn dienst verder zetten. Ook voor de talrijke schoolkinderen, die vier keer per dag het kanaal moesten oversteken, was deze toestand niet ideaal.
In de winter, wanneer het kanaal was toegevroren en bij stormweer werd de overzetdienst stilgelegd en moest men via Beringen de overkant bereiken. Auto’s en karren konden sowieso niet overgezet worden en moesten ook de omweg over Beringen maken. Dat was een echte ramp voor Paal, met meer dan 5.000 inwoners op dat ogenblik. Het vlot werd veel te klein en kon de capaciteit niet meer verwerken. Er kwamen veel klachten over het overgewicht. Op zondag 12 april 1942 werd de veerman betrapt, toen hij na de hoogmis 30 personen in één keer overzette. De veerdienst werd dadelijk geschorst en het personeel ontslagen.
Er was immers het verschrikkelijke precedent in Godsheide (Hasselt) op 14 februari 1941, toen de veerpont daar 61 personen wilde overzetten. Het vlot in Godsheide kapseisde op een paar meter van de oever en 35 kinderen en twee volwassenen verdronken in het ijskoude water.
Na herhaaldelijk aandringen werd de veerdienst door de bevoegde instanties opnieuw toegelaten op 6 mei 1942. Er werden twee nieuwe schippers aangesteld: Karel Poels en Jozef Put.
In juni 1942 werd de gemeente verplicht een verzekering af te sluiten bij “ De Luikse Verzekering” aan een premie van 280 fr per maand. Bij een ramp zou er 200.000 fr per slachtoffer uitbetaald worden.
Hoewel er sprake van was om een nieuwe brug te bouwen, kwam er niets van in huis. Niettemin werden reeds de nieuwe pijlers en de muren voor het bruggenhoofd gebouwd.
In juni 1944 diende Karel Poels zijn ontslag in. Hij werd vervangen door Theofiel Put, de broer van Jozef. Vanaf nu werd de overzetdienst verzekerd door de gebroeders Put. Op 25 november 1944 werd de overzetdienst voor een tweede keer geschorst, dit keer omdat de noodzakelijke herstellingen niet werden uitgevoerd.
Een nieuw vlot werd op 6 december 1944 in de vaart gebracht. De maximale last was nu opgetrokken, tot 10 personen, met inbegrip van de veerman . Bij de bevrijding hoopte men op een nieuwe brug, maar die hoop bleek ijdel. In 1950/ 1951 werd de weg Paal- Beverlo in betonverharding gelegd, maar een nieuwe brug volgde niet.
In 1955 werden nog herstellingen uitgevoerd aan het vlot: het werd vergroot en twee slagbomen sloten het vlot af voor de veiligheid. Tot het bouwen van een kleine beschutting voor de wachtenden, is het nooit gekomen.
Het loon werd in 1956 opgetrokken tot 50 fr per dag, omdat het drinkgeld ontoereikend was.
Het zou tot 1958 duren eer Tervant zijn nieuwe brug kreeg en het vlot geschiedenis werd.
(met dank aan André Luyten voor de info)
Het vlot, ingekleurde postkaarten en foto's, in zomerse en winterse tijden:
![]() |
![]() |
![]() |
![]() |



