Böetingse spelling 2017
OVERZICHT / EUVERZIECHT:
|
Buitingse klanken met eigen schrijfwijze - Böetingse klanke mé ège skrèèfwaize |
||
|
Geschreven |
Uitgesproken |
Voorbeelden |
|
oa |
(lang) als in het Frans ‘corps’, Engels ‘ball’ |
woater, god genoai’e ! |
|
ö |
(kort) als in het Duits ‘Köln’, Frans ‘boeuf’ |
dörp, ötkösse, össeme |
|
öe (lange ö) |
(lang) als in het Frans ‘œuvre’, ‘majeur’ |
Böetings, möeze in höes ! |
|
Accenten wanneer, afgaand op het Nederlands, een verkeerde uitspraak mogelijk is |
||
|
é |
(kort of lang) als in het Frans ‘bébé’, ‘école’ |
genére, ellevére |
|
è |
(kort) als in het Nederlands ‘met’ |
In perdèl, euverèn |
|
èè (è in open lettergreep) |
(lang) als in het Frans ‘grève’ |
pèèr, nève |
|
ó |
(kort) als in het Frans ‘mot’ |
dóun, bók |
|
ú |
(kort) als in het Nederlands ‘studio’, Frans ‘plus’ |
kúpdag, dúdsklokke |
|
ù |
(kort) als in het Nederlands ‘dus’, wordt niet apart gebruikt omdat uitspraakverwarring niet voorkomt |
------ zie tweeklank ùi ----- |
|
Tweeklanken gevormd met bovenstaande klanken |
||
|
éi |
(kort) als in de Nederlandse groet ‘héi ’ |
éiverans, géite |
|
ùi |
(kort) ------geen referentiepunt--------- |
prùive, mùi, gebùi’er |
|
óu |
(halflang) ------geen referentiepunt------- |
góud , smóul , bóu’er |
|
Extra leestekens |
||
|
- |
suggereert extra lengte van de voorgaande klank, |
hoe-i, ontdoe-i’e |
|
‘ |
breekt lettergreep af, dikwijls voor doffe e, vervangt ook de ¨ en – die in de Nederlandse spelling daarvoor gebruikt worden. |
ne gói’e, knai’e, déi’er, mee’èter (een goeie, knieën, duur, mee-eter) |
|
~ |
duidt boven de n aan dat het om een palatale n gaat, komt maar in een paar woorden voor, wordt dan uitgesproken als combinatie van j en n |
Tervañt, moñdag (Tervant, maandag) |
Onze spelling heeft geen academische pretenties en is flexibel. Het is een compromis tussen leesbaarheid en fonetische weergave, zonder veel vreemde lettercombinaties te gebruiken. In het algemeen blijft de regel dat we zo veel mogelijk de spelling van het Nederlands volgen enerzijds, en anderzijds proberen bij de Buitingse uitspraak aan te sluiten. Of we ontleningen ook fonetisch gaan schrijven, of de schrijfwijze van de vreemde taal behouden, daarover moeten we het in de werkgroep nog eens geraken: Seksie maskes van de sitee of sexy maskes van de cité ? Verder is de keuze om fonetisch te schrijven beperkt door de vlotte beschikbaarheid van de lettertekens op een azerty-toetsenbord.
- OA
De Nederlandse lange a klank, zoals in ‘water’ , ‘laat’ schrijven we ‘oa’ in het Buitings, hij wordt ongeveer uitgesproken zoals in het Engelse ‘ball’ of het Franse ‘corps’.
Deze klank is in het Buitings van nature lang en heeft bij mijn weten geen korte tegenhanger.
Voorbeelden: broa loat (vrij laat) , allemoal (allemaal), moale (malen), stoatie (station) - Ö en ÖE
Zoals in ons Nederlands stopwoord ‘euh’, of zoals in het Frans: freule of sœur,
cœur de bœuf.
De korte klank schrijven we met ö. De lange met öe. - Ù en EU
Zoals in ons Nederlandse ‘dus’ (kort) en ‘deur’ (lang). Wanneer onze Buitingse klank overeenstemt met de Nederlandse, schrijven we gewoon zoals in het Nederlands: u en eu. We gebruiken ù wanneer onze uitspraak afwijkt van de normale Nederlandse schrijfwijze en daaraan gekoppelde uitspraak. De ù is vooral belangrijk voor de korte Buitingse tweeklank ùi die met deze klank gevormd wordt (we schreven die vroeger meestal met euj) - É en EE
Zoals in het Nederlands ‘één’. De é is dan deze klank in het kort zoals in het Franse ‘élève’ We gebruiken hem om duidelijk te maken dat we in het Buitings hier niet de e van bv. ‘bek’ bedoelen. Alleen te gebruiken dus bij mogelijke uitspraakverwarring. Bij de lange variant kunnen we gewoon ‘ee’ schrijven, zoals in het Nederlands: bv. weef (weduwe), en in open lettergrepen een enkele -e- : weve. Let speciaal op de Buitingse tweeklank éi die we dikwijls gebruiken voor de Nederlandse ie. - È en ÈÈ
Zoals in het Nederlandse ‘bek’ (kort) en het Franse ‘malaise’ (lang). Ook deze schrijfwijze gebruiken we alleen bij mogelijke uitspraakverwarring.
Voorbeelden (kort): mèn (mijn), mèjel (merel), hè (hij), zèn (zijn), mèr (maar)
gewoon ‘e’ wanneer geen uitspraakverwarring mogelijk: memme (borsten), stet (staart) - Ó en ÓU
De o-klank zoals in de muzieknoot do bestaat in het Buitings ook in korte versie en komt heel dikwijls voor i.p.v. de (korte) Nederlands o van pot. Deze klank vormen wij hier lokaal met meer geronde lippen, vooraan in de mond. Wanneer dat duidelijk het geval is, schrijven we ó om ons te onderscheiden van de Nederlandse uitspraak: pót dus voor het NL. pot. - Ú en UU
Zoals in het Nederlandse ‘studio’ (kort) en stuur (lang). De ú gebruiken we ook weer alleen bij uitspraakverwarring met de ‘u’ van dus.
Voorbeelden (kort): pestúrke (beeldje, kleine gestalte, pastoortje), pútteke (pootje, betekenisonderscheidend met putteke! ), kúlkes (kooltjes)
Voorbeelden (lang): teluur (bord), piekuur (prik, spuitje), puutzak (valsspeler)
in open lettergreep enkel geschreven, zoals in ’t Nederlands: pute (vals spelen) - Speciale tekens
Voorbeelden (kort): opkösse (opkuisen) , lötte (laten), klötteke (klontje), dörpel (dorpel)
Voorbeelden (lang): Böetings , spöete (spuiten), verhöeze (verhuizen), möes (muis)
Voorbeelden (kort): parreplùi (paraplu) , hùi’e (hoeden) , dùi’ere (duren), ùi’er (uur), gebùire (buren), mùi’er (muur), stùire (sturen), brùi’e (broeden), ötgebrùid
maar enkel kort zoals in het Nederlands:
vur (voor), klutse, nuts (geen uitspraakverwarring mogelijk)
Voorbeelden (lang): breustig (bronstig), greumels (kruimels) (eu zoals in het Nederlands)
Voorbeelden (korte tweeklank): éimand (iemand), éit (iets), néi (niet), perséis (precies)
Voorbeelden (lang): pree (loon), weef (weduwe), brómbere (braambessen)
Wanneer het Nederlands zelf é gebruikt behouden we de schrijfwijze: café, Dré (André)
Voorbeelden (lang): mè wèèf (mijn vrouw), prèès (prijs), stèèf (stijf), afdrèèn (afdraaien)
in open lettergreep enkel, zoals in ’t Nederlands: nève (naast), ötlèpe (uitrekken), kolère.
Voorbeelden (kort): pèrestrónt (paardendrol), kiekekót (kippenhok), prót (koffiedik)
bók (boek, betekenisonderscheidend met bok ! )
Voorbeelden (lang): poor (prei), ötpole (uitvragen), groze (grommen), troog (trog) (spelling volgt gewoon de regels van het Nederlands)
Ook onze tweeklank óu wordt met deze ó-klank gevormd. De Nederlandse tweeklank ou (in bv. koud) zet aan met de o van pot, de Buitingse met de ó van poot. Hij komt dikwijls voor in Nederlandse woorden met –oe-: dóun (doen) , kalkóun (kalkoen), nóun (noen, middag)
8.1 – voor verlenging van de voorgaande klank
Soms kan het nodig zijn om extra aan te duiden dat een klank lang moet uitgesproken worden, terwijl verdubbeling niet echt een optie is, hooi en stro worden in het Buitings met ‘oe’ uitgesproken. Dubbele oeoe ziet er niet echt goed uit, vandaar dat een aanduiding met een koppelteken misschien te verkiezen valt.
Voorbeeld: hoe-i , stroe-i , ploe-i (plooi) , noe-i (niet graag)
Merk hier noodzaak van dit verlengingsteken: roe-i’e (rode) versus roei’e (roeien)
8.2 ~ gebruiken we boven de n, wanneer deze palataal (ongeveer als jn of nj ) uitgesproken wordt, zoals in de roepnaam Foñ (Alfons) en de plaatsnaam Tervañt (Tervant, grootste gehucht van Paal). Duikt ook op in moñdag (maandag), maar is verder vrij zeldzaam.
8.3 ‘ gebruiken we voor lettergreepafbreking, meestal wanneer een doffe e volgt. Veel sprekers neigen hier naar de tussenklanken -w- en j-: boewet (boot) , goeije (gooien) maar we gaan hier gewoon ‘ als onderbrekingsteken gebruiken, gevolgd door e: boe’et en goei’e. Het minder of meer uitspreken van deze tussenklanken w en j laten we dus over aan de spreker en het moment, we schrijven ze niet meer.
Voorbeeld: een groe’ete boe’et (grote boot), stùi’er (stuur), mè’el (merel)
voe’es (voos) , doe’ed (dood), doe-i’e (zn. een dode of ww. dooien)
doe’es (doos) , Sinterkloa’es kómt mee de stoe’emboe’et.
Het Nederlands gebruikt een ¨ voor lettergreepafbreking: knieën. We gaan ook hier voor de eenvormigheid ons systeem aanhouden: knai (knie) wordt in het meervoud knai’e, dus verder ook: bai’e (bijën), drai’endettig (drieëndertig), po’ezie (poëzie). Nu we toch bezig zijn kunnen we de lijn doortrekken naar het koppelteken in het Nederlands: na-apen wordt in ’t Buitings dus noa’oape en een plooi-ijzer: ploe-i’èzer. Daarmee hebben we het conflict met punt 8.1 vermeden, een – duidt immers een lange klank aan.
Ook ons probleem met oase wordt zo opgelost: o’oase ! We hoeven het niet meer te hebben over een ‘ne kail in de woestèèn’, we zijn mee met de moderne tijd ! Een i-phone wordt “nen ai’foon” en e-mail gewoon ie’meel. Met Böetings 2.0 zijn we gewapend voor de 21ste eeuw.
Vrugger deen mèn knai’e pain van ’t vùlorai’e
Loater deen mèn oege pain van tellevieskieke
Noa dóun mèn vingers pain van te essemesse !
As ter vrugger éiverans nen doe-i’e euverlaid woord, konder de möeze in höes hu’ere loe’epe.
Hul ’t dörp lösterde no de dúdsklokke, bóure name hunne stroe-i’en hóud af,
hun wèver véilen op de knai’e en begónne te bèèn.
As ’t ne gói’e miens gewiest war temienste, aners ware ze ’t rap múi !