Deze website gebruikt zoals de meeste website cookies om uw bezoek zo aangenaam mogelijk te maken. Wij respecteren hierbij uw privacy maximaal. Indien u verder gaat naar de website staat u de plaatsing van cookies toe. Meer info over ons cookiebeleid - klik hier. -
Buitingse formuleringen
Vergiffenis na het biechten - Je zou hem zo zijn zin geven, zo mooi kan hij praten: "Ge zót 'm de abselusie gève zónner biechte."
Achterna - Iemand slaafs volgen: "éimand gelek een hunneke achternoa loe'epe".
Aankomen - Daar komt hij aangestapt: "Doa'e komt 'm afgegoñ".
- Er stak een doorn in zijn band, je hoorde hem afgaan. "Do stak nen du'en in zenne band, ge huurde n'm afgoñ. "  
Iemand te snel af zijn: "éimand afvange"
Het uiteinde -
Vrijuit spreken: " 't aggerste van zen tóng lötte zéin."
Aanstalten (maken) - De koe maakte aanstalten om te gaan kalven: " de kói méik apprensie vur gon te kalve "
; Hij maakte geen aanstalten om over te steken: " hè méik gien apprensie vur de stiewig euver te stèke "
Aangezicht - Hij sloeg hem met zijn klomp op zijn gezicht: "Hè slóug mé zenne klónk op zè bakkes"
Een slag in zijn gezicht: "een ferm petat op zè bakkes"
Zal ik u eens op uw gezicht slaan: "Mot ich es op ur bakkes kloppe ?"
't Gaat regenen, want de varkens lopen met stro in hun muil: " 't giet règere, want de verkes loe'epe mee stroe-i in hun bakkes ! "
Die heeft een grote mond: "Die'en hit ö groe'et bakkes."
Alles samen: "den hulle (hie'ele) battaklang of hannekesnest"
t Ganse huis lag vol prullen en rotzooi, ze hebben alles samen naar de vuilnisbelt gebracht. "t Hie'el höes lag vol bazar en prulle, ze hemme den hielen battaklang no 't stort gevoare."
Verwend - Hij was een verwend nest: " Da menneke war ne bedörve strónt "

Aanvijzen Onze jongste moet ik geregeld aanporren: "Ozze klenne die'e mót ich regelmoa'eteg bèèdrèèn." -
Bidden - Overdreven godvruchtig zijn (O.L.Heer van het kruis bidden): "Oz' Hier van 't kröes bèèn."
1. Bevuilen 2. Het bont maken, zichzelf toetakelen ("zèn ège ..." ) - "Hij heeft het nogal smerig gemaakt: hè hettet nogal begoaid "
; 's Vrijdags kon hij zich op cafébezoek (bij Emma van Houben) nogal bedrinken: " 's Vrèèdags kost 'm zèn ège nogal begoai'e as 'm nó Emma va Haive gewiest war"

Aanstellerij, haantjesgedrag - Hij deed heel druk, hij stelde zich aan: "Hè ha veul beskèèr, hè dee hum gruder veur as dat 'm war"
Beslaan. Die zaten er goed voor: "die ware góu beslage"
Bestaan -
Mijn oom Pol zei altijd: gaat niet bestaat niet, maar zelf een handje helpen, ho maar ! : "Menne nonke Pol zee altèè: gót néi, bestöt néi, mer zelf hit'm noe'et ne poe'et ötgestoke ! "
Bijten, Happen - Hij voelde zich gekwetst, beledigd: "Hè 's i ze gat gebéte"
Bijt hij als ik hem streel ? "Bettem as ich 'm aai ?"
  Op z'n tenen getrapt. "In zè gat gebete?"
&
Bijeen komen, samenvoegen, samenspannen - Als ik geluk heb word ik misschien weer de oude: " As 't geluk en 't skoe'e wèèr mot bie'enslage dan wèèr ich miskéins wier ne goi'e."
In 't klooster intreden - Toen de trouw dan toch afsprong, is ze in 't klooster gegaan: " Tóun 't dan toch afgerakt war, es ze bienne gegón. "
Prentje, bidprentje - 't Is een schijnheilige: "Da's 'n hellig billeke."

Tong van iemand die kwaadspreekt - Dat is een roddeltante: " Da's ö vöel blad ! "
Rolletje, spoel, klos, bobijntje - Hij ligt op sterven: "Die'e zè bobènke es wèèd af ! "
Ruzie - Ze maakten ruzie: " 't war boel ! "
Afzien
Hoofd, bol , ook: "bölle" - Hij heeft een heel hoge eigendunk: "Hè hit het hoe-g in zenne bol (bölle)"
Kop, hoofd - Ze zijn hoogmoedig: "Ze haan het allemoal hoe-g in hunne bölle. "
Hij is zelfingenomen. "Hè hit 't hoe-ch in zenne bölle."
Een zeef met kleine gaatjes in de koffiepot (deze kon ook uit stof bestaan) - Wie het langst leeft, krijgt alles: "Die'en het langst lèèft, kregt de bors en de stróp terbèè"
Ineens - plots : "op ne bots"
Flink gas geven (zie "doorpie'eze") ; laat het opschieten: "Gèft mèr bözze ! "
Een nijdig ventje - Die kerel kan zo driftig zijn, hij had weer een woedeuitbarsting: "Da bözzeke kà pettig zèn; hè ha wie'er een foerel"

breken - Iets stuk maken: " Éit de nek brèke "
Deugen ott ich deug, gè dugt, hè dugt néi - Hij heeft weer een stommiteit uitgehaald: "Lómp ès ooch vies, mè de kop dugt néi ! "
; ze deugen geen van allen: " Ze deuge vagievagoar néi ! "
Dood (dode: "doe-i'e", mv. "doe-i") - Dat is heel onwaarschijnlijk: "As slummeke doe'ed es dan kregde gè ze jaske ! "
Oude vrouw (pejoratief)
Iemand zwart maken, kwaad spreken over iemand - Frans roddelde over mij: "Sus hèt 'r mich nogal doorgetrokke !"
Duivel - Het is een onverklaarbaar toeval: " 't ès of den duvel ter mee gemóid ès."
Ze hebben de vijand in vertrouwen genomen: "Ze zèn bè den duvel te biechte gegoñ".
Eigen - vertrouwd zijn met iemand: "ège zèn" -
Het is zeer gemakkelijk, het is een makkie: " 't ès niks in z'n ège "
Bewolkte lucht
Het vooruit doen gaan: "fagaar gève"
Veertig (als maximumsnelheid van bromfiets ?) - Vol gas, in volle vaart: "de volle fiettig"
Frank (vroegere Belgische munteenheid) - Ze is overdreven zuinig: "Ze zo ne frang in twie'e bète."
; dat is iets goedkoop: "
Das éit va 5 balle vur ne frang."
1. zn. Voedsel, eten 2. ww. Gulzig eten, vreten - Hij kan enorm veel eten : "Die'e kan frette gelèk ö pèèrd."
; de schuld krijgen: "De boter gefret hemme."
; daar kan ik mij over opwinden: "Doa'e fret ich men kas an op ! "

Gang. - Hij draaide even aan 't sleuteltje en 't was in gang."Hè drède mer es an 't sleutelke en hè war in gank."
Hij gaat erg snel: "Hè got nogal ne gank."
; op gang, gestart: "in gank"
Hij haaste zich. "Hè gink nogal ne gank, ich moest bekans loe'epe vur 'm te vollege."
Ze duwde 'ns op de startknop en 't werkte. "Ze dawde es oppe startknop en 't war in gank."
1. Zitvlak, achterwerk 2. Opening - Hij kan niet stilzitten: "Dieje hèt gie zittend gat !"
-; hij zal moeten wennen: " 't zal ze gat voare ! "
Wanneer je er de brui aan geeft omdat het niet lukt. "Dattet dink mè gat kust."
Ze was op haar teen getrapt. "Ze war in hur gat gebete."
Als, zoals : "éit gelèk da héi" - Dat gaat goed, dat verkoopt goed: "Da lúpt gelèk nen trèèn" .
; Er beteuterd bijstaan: "gelèk ne Zebedeus"
Vrijersstraatje naast 'den drukker' (Heldenlaan)
Klaar maken, koken : " Het ète gerie'ed make"
Gek, niet goed wijs - Ben je gek : "Zèdde gè getiekt ?"
Geven ( ott: ich gèèf , gè gèft, hè gèft
) - Een geschenk vraag je niet terug: "Gegève ès gegève en trugpakke ès gestole."

gevel, fig. gezichtsprofiel - Lange neus: 'groe'ete gèvel'

Gezoden (‹ zieden) en gebraden - Dag in dag uit is hij daar, te pas en te onpas. "Hè lit er gezoai'e en gebroai'e "
Gierig - (Rijmpje, nieuwjaarsliedje) Hoog huis, laag huis, hier woont een gierigaard : "hoe-g höes lieg höes, do ziet 'n girige pien in höes !
Zin, trek in iets - zoveel mensen, zoveel voorkeuren: "Goesting ès koe'ep"
Goed - Hij was een nietsnut: "Hè war allie'en mèr góud vur leeg zakke recht te zette"
Regel gemaaide halmen
Echtgenoot (-genote)
Hand(en) mv. 'hoan' vk. 'henneke' , meemaken: "anne hand hemme" - Er scheelde heel wat: "Ze haan van alles anne hand."
;
die mag tevreden zijn: "Die'e mag z'n hennekes kusse"
Dat is wel jouw manier van doen, niet? "Do hidde gè zoewöl 'n henneke van eweg hè?"
Het zal goed uitkomen: " 't zal hanne ! "
Handig zijn -
1. Naamdag van een heilige 2. Overdreven heisa, spanning - Je moet je er niet zo druk over maken: "Ge mot 'r gienen helligendag van make"
Hier - Hier en daar: " Hès en giens ;
Van hier naar daar: "Van hès no giens"
Haar vk. "hörke" -
Het moet niet zo precies zijn: " 't stekt op gien hoar."
; iemand niets in de weg leggen: "éimand gien hoar inne weg lenge"
Je moet niet denken dat het zo gemakkelijk is als het eruit ziet. "Ge mót néi dinke dat 't mer hoarsnaie op ne kletskop ès."
Hoogstens, alles bij mekaar - Er was bitter weinig volk in de kerk: "Doa'e war inne kerk hoe'ep en al vèèf man enne pèrekóp"
Hooien - Je bent zo gehaast : "Módder nog gón hoe-i'e ? "
Hals over kop
Helpen - Iets afmaken of voltooien: "Éit ónnere vóut öt höllepe" ;
iemand van kwaad naar erger brengen: "éimand van bed op stroe-i höllepe".
Voortdurend - Gedurig aan komt hij af : "Alle hóndsgezèèk es 'm doa'e"
Is ruzie. Hou je stil anders is het dadelijk weer ruzie. "Hót och stil oaners es het drek wier hora."
vk. van "hók" : hoekje - Dood zijn: " het hukske um zèn"
vk. van "hónd" : hondje - 't Is me allemaal wat: "Joa da m'n hunneke ! Wa ès mich da allemoal !"
Van links naar rechts, van 't een op 't ander
- Niet weten waar naartoe: "Van huut no haar trekke"
Ingehangen , prikkelbaar: "kort igehange" -
/Hij was kort van stof: "Hè war kort igehange ! "
Jas - Hij is van mening veranderd: "Hè hit zenne jas gedrèèd."
Kraag, nekvel (herkomst kallee is onzeker: kladden ? kraag ? keel ?) - Ik zal je eens vastgrijpen: " ich zal óch es bè urre kallee pakke ! "
Kattenpis - Dat is niet te onderschatten: "Das giene kattepies."
Kar , het initiatief nemen: "de kèèr trekke" - De oudste moet het voortouw nemen: " Den oadste mot de kèèr trekke."
; mee op de kar springen, opportunistisch iemands partij kiezen (kaartspel) : " Ich war mee oppe kèèr gesprónge" ;
ze zijn tegen mijn kar gereden (iemand schofferen, iemand iets in de weg leggen: "Ze hemme tegen m'n kèèr gereen."
Hij stond met verstomming, hij stond paf. "Tóun véil 'm vanne kèèr af."
Kaas - Overlijden: "Zenne kèès lötte"

Woede - Hij werd heel erg boos : "Hè skoot in z'n Franse kelère"

Kelder - Zijn broek is te kort: "Hè hit woater in zenne keller."

Kennen - Ik kende hem helemaal niet: "Ich kende hum van hoar noch plaim ! "
Nieuwsgierig iemand - Jullie zijn te nieuwsgierig ! : "Kerieuzeneuze mosterdpotte ! "
Iets van weinig waarde ( < kaarsjeschiet op de schietkraam ) : "éit va keskeskéit"
Kwartier, kwartuur - Kwart voor 't uur: "Ketéi'er vur 't kót"
; het luiden van het kwartier: ''t ketéi'er lait'
Een min of meer zinloos antwoord aan een vraagstaart. "How loat est? Ketéi'er vur 't kot."
Pet (vk. " klekske " ) - Hij is helemaal teneergeslagen: "Ge kunt 'm onner een klak vange"
; hij gokt er naar: "Hè goeit 'r mee z'n klak hinne."
; met hebben en houden: 'mé klieke en klakke'
Kliefhamer - Hij had een dik hoofd : "Hè ha ne kop gelak ne kléifhoamel"

Bewusteloos: "va zenne klót" ,
Buiten westen - zie ook: "va zenne sus"
Knie - mijn knieën doen pijn van het fietsen : " Ich hem pain in mèn knai'e van 't vùlorai'e " (Buitings equivalent van "schild ende vriend" )
Knop - (vkw knöpke) Het is naar de vaantjes: " 't ès nó de knóppe"
Ze heeft een grote knop aan mijn broek gezet en twaalf kleine knopjes aan mijn hemd: "Ze hit ne groe'ete knóp an m'n brók gezatte en twellef klèèn knöpkes an m'n hum."
slecht humeur - Boos zijn: "In z'n knóts zèn" ("in z'n pien zèn")
Knopen - Knoop dat goed in je oren: "knú'ept da in urre kóp ! "
Kwaad - Zwart geld: "koa'ed geld"
; het moeilijk hebben: "het koa'ed hemme"
; geen kwaad kunnen: "gie koa'ed kunne"
Je moet de zaak echt niet op de spits drijven. "Makt mich néi koai'er as da ich al zen!"
1. Iemand met een moeilijk karakter - Hij heeft een slechte reputatie: "Hè ès gekend gelèk ne koai'e frang"
2. Benarde situatie - Hij is uit de zorgen: "Die'e ès öt de koai'e"
Kaal - Het is hem niet gelukt: "Hè ès van een koal kerremes thöesgekome."
Kopen - Bevallen Iets kopen voor een habbekrats : "Ich hem da kunne koe'epe vur 'n pan èèr"
; Maria is zwanger: "Marie giet ö kinneke koe'epe"
Hij heeft een nieuwe broek gekocht, en z'n vrouw is bevallen. "Hè hit 'n néif brók gekocht, en zè vrommes hit e kinneke gekocht."
1. Koker 2. Hoofd - Prent dat maar goed in je hoofd: "Stekt da mèr in urre koker"
Kwalijk - bewusteloos vallen : " köllek valle " ;  
;slecht aflopen voor iem. : " köllek voare" ;  
;zich niet goed voelen, misselijk zijn : " köllek zèn "
Overdreven veeleisend zijn: "komplemente verkoe'epe"

Hoofd. - Als je het niet lust, dan eet je maar niet :"As ge ur ète néi mugt, dan legd'er urre kóp ter mèr nève ! "
Leedvermaak hebben ,iets graag zien:"Éiverans kóp in hemme”
hij zit in zak en as: "hè ès 't er kóp van in".
Zijn vrouw heeft de nieuwe auto total loss gereden en hij heeft geen omnium verzekering, hij zit in zak en as."Zè vrommes hit zenne néive oto op hoe'ep gereen en hè hit gien omnium, hè es kop in."
Koorts - Daar zou ik van doodvallen: "Ich zó 't er de kopere kors va krège."
Korter worden -
Dat helpt niet: 'da kort niks'
Uiteindelijk, als puntje bij paaltje komt - Uiteindelijk zijn ze uit noodzaak dan toch maar getrouwd: " Te langelèste zèn ze dan va miserie toch mèr getrawd".
Al lang niet meer: " al langes ne mie'e "
Iemand iets aandoen - Nooit gedacht dat hij me dat zou aandoen: "Noe'et gedoecht dat 'm micht da zo lappe !"
Leuning - Iemand te grazen nemen (bv. kaartspel): "éimand een leun lötte lekke"
Ijl, draaierig - Een glaasje te veel op hebben, draaierig zijn: "Loecht va kóp zen"
Oerdom, voor niets bekwaam : "Te lómp vur te höllepe dónnere"

Maken
ovt méik vd gemakt - Hij wond zich op : "hè méik zen ège diek" ;
hij maalde er niet om : "hè méik doa'e niks öt"
Mei - de meiboom steken als het metselwerk klaar is: " de mèè stèke "
Drukte - Drukte maken, de boel op stelten zetten, complimenten maken: " merelle make "
Mest.
- Mest uiteenstrooien (zie ook: 'brèèn') : 'mest brèèn'
Min - Je bent me er eentje: "Gè zèt néi mien gèè ".
Iedereen heeft zijn gebreken: "An ne lèvetige miens en ne doei'e róuter skilt altèt éit"
(lett: aan een levende mens en een dode gaai scheelt altijd wat)

In 't oog houden, hebben: "inne mót hoon, hemme" -
Ze hielden hem in 't oog, want ze verdachten hem van stroperij: "Ze héilen 'm inne mót, ze dachte dat 'm ging strie'epe."
Negentig
Neus - Dat ga ik je niet verklappen: "Da zal ich néi an ur neus hange ! " ;
Hij had er geen zin in : "Hè trok er zen neus vur op" ;
Ik zal haar daar eens mee confronteren: "Ich zal da es ónner hur neus dawwe" ;  
; Iemand afblaffen: "Éimand zen neus bekant afbète" ;
Vadertje staat bemoeit zich overal mee: "De stoa'et zit euveral mee zen neus tusse".
Nieuwsgierigaards. "Kerieuzeneuze mosterdpotte !" ( zie ook: "Kerieuzeneus" )
Ik zal haar daarmee eens confronteren. "Toch zal ich da es ónner hur neus dawwe."
Naast - zich vergissen : "ter nève slage" ;
hij zat er geregeld naast (fig.) : " Hè hattet in zenne kop en slówg ter geregeld nève ! "
Hij was niet meer bij verstand. "Hè slóug ter nève."
Metaal (Ni), geldstuk uit dit metaal - Hard werken: "Zenne nikkel afdrèèn" ;
Dat zal niet doorgaan ! : "Tege urre nikkel ! " ;  
Laat mij gerust: "Wilde gè menne nikkel es kusse ?
Nood - Als het nodig is: "As 't noe'ed gèft "
Nummer - Dat is me er eentje: "Da es ne nummero ! " ;
Ik heb hem eens op z'n plaats gezet: "Ich hem 'm es op zenne nummero gezatte".
Uw vader (ouwe)
Aanhangen, aanhouden - Dat ziet ge van hier: "Ge kunt 'r gón oanhange ! "
In de gaten houden , ergens op toezien Dat koppel komt goed overeen. Hou ze maar in de gaten, dat wordt nog iets "Die twie'e akkedére percéis hie'el góud. Hóttet in d'oe-g: do komt nog éit van !"
Onderuit - Er stilletjes vandoor gaan : "d'r stillekes onderöt möeze" ,
listig een lagere kaart uitspelen dan je zou kunnen : "onneröt spele"
Maak plaats, ga opzij, uit de weg !
Uit de haak zijn. Z'n schouder was ontwricht. "Zen skoor war öt 'ur genot."
Uitgebroed - Hij weet zich altijd uit de slag te trekken, hem doe je niet in slaap: "Die'e ès ónner gien doe-i hien ötgebrùid ! "
Je moet je hier niet komen aanstellen: "Ge mot héi néi de Jan kome öthange"
Pad (mv. padde) (amfibiesoort) - Iemand dwarsbomen, in moeilijkheden brengen: "éimand 'n pad in zenne körf zette".
Pees - Ze hadden 'm bij zijn lurven: "Ze haan 'm mee zen pees".
Ga er maar tegen aan. "Zet 'r de pees mer op."
1. Buik, pens 2. Bloedworst - Inhalig zijn: "Op zen pens öt zen"
, hij is slecht van inborst: "Hè ducht néi in zen pens" ,
onvermogen veinzen bij het kaartspel, onder de hand uitspelen : "Bè 't koartspele slèèpte 'm mee de pens euver de grónd"

Overvol, bomvol - Overvolle en hectische plaats: "Ne pensketel !"
In de steek laten, achterlaten - Ik heb mijn vrouw laten zitten : "Ich hem me vromes in 't perdèl gelötte"
; pech krijgen : "In perdel valle ".
Z'n gezin in de steek laten. "Hè hit zen hie'el höeshoon in perdèl gelötte."
Toen het te moeilijk werd is hij vertrokken. "Tóun het te moei'elek woord hit 'm de boel in perdel gelötte."
Vader , "zenne pere zéin" : afzien - Hij heeft nogal wat meegemaakt met zijn vrouw en kinderen: "Hè hit zenne pere nogal gezéin
mee zè vrómmes en z'n júng !"
Afzien. "Zenne pere zéin"
Ik heb daar nogal afgezien. "Ich hem doa menne pere nogal gezéin."
1. Aardappel 2. Slag, muilpeer - Ik was stomdronken, het was net of ik op een paardenmolen zat: "Ich war zoe zat as ne petat,
't war preséis of ich 't onnerstebove op een pèremeule zat."
Aardappel mv. " petette " vk "petetteke" - Hij haalt alles door mekaar: "Hè slagt va Brussel op klèèn petettekes" .
De aardappelen zijn nog niet gaar. "De petètte zen nog néi mörref."
't Was een koopje. "Ich hem da kunne koe'epe vur 'n pan petette."
Worteltjes en erwten met nieuwe aardappelen. "Poettekes en ettekes en néif pettettekes."
Aardappelen schillen (zie ook 'petetteskelle')
1.Schrik 2.Geluk. Ze hadden schrik, ze dachten dat ze ingebroken hadden, maar ze hadden geluk want ze waren niet binnengeraakt. "Ze hadde peut, ze dachte da ze ingebroken hoan, mer ze hoan ooch peut want ze ware néi biennegerakt."
1. Pin (bv. op dak of helm) (vkw. 'pieneke') 2. Gierig iemand - Gekrenkt zijn : "hè war in z'n pien !" ,
er is geen weelde: " 't es pieneke dun ! "
Er is geen weelde."As ge hum zee dat 't toch mer pienneke dun war, war 'm ferm in z'n pien."
Vlinder - Hij lijkt overgelukkig, hij is plots weer heel vriendelijk: "Doa es ne piepel öt zè gat gevloge ! "
Geluk hebben
Vijandschap - haat of iemand koesteren jegens iemand: " een pik hebben op iemand " (< Fr. pique)
Pluim, veer. Het was een complete vreemdeling: "Ich kende 'm van hoar noch plaim".
Schrik - Hij was stijf van de schrik: "Hè zat bè de poepers ! "

Koek en ei: "zoe wiet as póppestrónt" Koek en ei. "'t War wiet è, zoe wiet as póppestrónt."
Pot- Nève de pot piesse": vreemd gaan
Er zeer snel vandoor
Onophoudelijk - Hij kon niet zwijgen, hij praatte zonder ophouden: " rink anie'enoan gink zenne bebber "
Alles samen. Bij het verhuizen laadden we ons hebben en houden op de hoogkar en 2 kruiwagens. "Tóun we verhöesde loaide we ozze hiele santebetiek oppe hoe-chkèèr en twie'e krawagels."
Toen we de eerste keer verhuisden, kregen we ons heel hebben en houden op de grote kar en twee kruiwagens. "Tóun wè den ieste kier verhaizde, krege we hiel ozze santebetiek op ie'en hoegkèèr en twie'e krawagels."
Centraal punt - Flauw vallen: "va zenne senter goñ".
Flauw vallen, bewusteloos worden - " va zenne center valle" , zie ook: "klot"
Handtas - 't Is in orde ! : " 't ès inne sjakosj"
Onverzorgd persoon, Versleten kleren. Bij de kraag vatten: "bè zenne skabbernak pakke"
Ik greep hem bij zijn nekvel en gaf hem billenkoek. "Ich skèèrde 'm bè zenne skabbernak en méik zen billen es góu werm."
Kort nadat hij die tas gestolen had, had men hem bij het nekvel gevat. "Kort nó dat 'm die kabas gepikt ha, hemme ze hum bij zenne skabbernak kunne pakke."
Scheren, Vastpakken
- Nu zit ik in de problemen. Noa zen ich geskore.
"Wéi geskore wèèrt mót stilziette."Hij heeft me bedrogen."He hit mich geskore."
Voor het scheren moet je je baard eerst inzepen. "Vur 't skère modder urre board te gói inzie'epe."
Als je onder vuur genomen wordt, kun je je beter rustig houden."Wéi geskore wèèrt mót stilziette."
Hij greep haar met haar paardestaart vast. "Hè skèèrde hur bè hurre pèrestet vast."
Ik greep haar vast met haar arm. "Ich skèèrde hur vast mé hurren erm."
Diarree - Hij had buikloop: "Hè skeet gelak ne règer"
Die is van een heel kale reis thuisgekomen. "Die'en es ter hennig beskete ötgekome."
Weg, op uitstap - (< schok, dialect voor schommel, vandaar 'snel bewegen') Ze is nooit thuis: "Ze es altè op skok"
Als het er echt op aankomt ( < schaapscheren) - Als het er echt op aankomt, kun je niet op hem rekenen: "As 't op sköpskèren oankomt,
sket 'm in z'n brók"
Slaan - Hij vertelt wartaal: "Hè slagt 'r nève"
Onzinnige praat vertellen. "Éit öt z'n bótte slage."
Gulzig eten of drinken. "Éit in z'n kas of in z'n kloe'ete slage."
Een lelijk gezicht trekken
Wat is hier gaande ? Wat is dat hier voor een bedoening ? : "Wa's da héi vur ö spel ?"
Hij stond daar in zijn blootje. "Hè stond doa'e mee zè spel bloe'et."
Binnenpret - Ergens heimelijk plezier in hebben : "Erges spiek in hemme" ;
, "Doa'e haan we noa es spiek in sè"
Loten, kort en lang rietje of stukje hout trekken
Houten paal - ;Hij heeft het financieel moeilijk: "hè kan néi gów rond zenne staak" ;
Hij heeft het nu goed, maar dat is niet altijd zo geweest: "Hè kan noa bèter rond zenne staak, mer da es néi altèd zoe gewiest ! "
 
Staart vkw Stetteke - Een toontje lager zingen: "Zenne stet intrekke".
Daar zal zeker nog een vervolg op komen. "Da zal nog wöl e stetteke krège."
Hij staat helemaal achteraan. "Hè stiet doa'e moe'e dat den hond zenne stet stiet."
Stom - Ze heeft de hele dag geen woord gezegd: "Ze hit den hielen dag stóm geloe'epe, zjúst beeld en giene klank".
, dom - hij is te dom om te helpen donderen: 'Te stóm vur doe'ed te dóun'

Stopjes
 Op hete kolen zitten: "op stöpkes zitte" ; Iemand bedriegen, in slaap doen: "éimand op stöpkes trekke"
Stinkende potjes moet je gedekt houden: "Hóu mie'er da ge inne strónt gót rùi'ere hóu hetter dat da stinkt"
. Het is daar armoe troef. "'t Zen doa'e smoal ströntekes die ze kakke."
Jij wil blijkbaar niets zien of niets horen. "Ge hit perséis strónt in ur oe-ge en stoppe in ur oe-re."
Je moet geen slapende honden gaan wakker maken. "Ge mot néi inne strónt goñ rùi'ere."
Wie denk je wel dat je bent ? 'Strónt wéi hèt óch geskete ?'

Struikelen - Hij is over zijn eigen problemen gevallen: "Hè es euver de knobbels va z'n ège tie'ene gestrunkeld".
Dat is spijtig, zonde - Dat is spijtig dat ik dat meisje / jongen niet aan de haak kon slaan: " Da's sun da ich die néi kost krège !"
Buiten westen, bewusteloos: "va zenne sus gón" (‹ Lat. "de suis cadere" van zichzelf vallen, bron: Cools, Karel "Vergeelde woorden") -
zie ook: "center", "klot"

Mond - Die jongen had een grote mond: "Da menneke ha ne groe'eten teut"
; Hij denkt dat hij heel slim is, maar hij is alleen maar een grootprater: "Hè dinkt dat 'm alles wit, mèr hè hit allie'en mèr ne groe'eten teut"
; Hou je mond: " Hód urren teut mèr ! "
Ze heeft altijd een grote mond gehad, zelfs met de tuit van de koffiekan in de mond : 'Ze hit altèd ne groe'eten teut gehad, zelfs mé den teut vanne kaffiepot in hurre mond'.
Bijgeven - Een handje helpen: "Een henneke toestèke"

Om het even ( ‹ tout la même chose) - 't is allemaal hetzelfde: " 't ès allemoa'el toetmemsjoos ! "
Voluit , zie ook : "fagaar"- Nogal vooruit gaan: "vagaar goñ"
Vallen - Hij is gek: "Hè ès op zenne kóp gevalle ! "
Helemaal niets - Ik geloof er niets van : "Ich gelú'ef ter gien vets van !"
; Daar heb ik helemaal niets van begrepen: "Doa'e hèm ich gien vets van verstön !"
Volk, ook : familie in de zegswijze: "Hij is familie": "hè ès van 't vollek"
Bezig zijn, houden : " inne wieggel zèn, hoon "
; zolang je bezig kunt blijven, blijf je ok: "Zoe lank ge inne wiggel kunt blève, zedder ne gói'e !"

In de war, die koord is in de war: "die koor ès inne woor"
Zak - Onbeduidend werk verrichten: 'leeg zakke rechtzette'
Gevoelens, zinnen (gezind) - Slecht geluimd zijn: 'króm zien hemme'
zinnens, zin - Wat ben je van plan : "Wa zedder va zien ?"
; je moet altijd jouw zin hebben: "Altè ur zienneke ..."
Gek - Veel beloven en weinig geven doet de dwazen in vreugde leven: "Veul belove en wainig gève, dówt ne zot in vreugde lève."