Deze website gebruikt zoals de meeste website cookies om uw bezoek zo aangenaam mogelijk te maken. Wij respecteren hierbij uw privacy maximaal. Indien u verder gaat naar de website staat u de plaatsing van cookies toe. Meer info over ons cookiebeleid - klik hier. -
1. Ziedaar, hallo ! 2. Eindelijk
Vervelend- Ik vond het heel spijtig dat ik geen vergiffenis kreeg van de pastoor omdat ik kraantjeswater meegegeven had voor wijwater. "Ich vond 't hie'el ambetant da ich gien abselusie kreeg vanne pestoe'er omda ich krankeswoater verlapt ha vur waiwoater"
Nis in de mijn
Oorlogsbunker
Vergiffenis na het biechten - Je zou hem zo zijn zin geven, zo mooi kan hij praten: "Ge zót 'm de abselusie gève zónner biechte."
Fout - Per vergissing: "per abùis"
Achtste
Acht
Aandacht - Ik had er niet op gelet dat die koe drie gouden sterren op haar kop had, dat was dus een kolonel ! " Ich ha ter gien acht op gegeve da die kói draai goo sterre ha op hur veurhu'et, dus da war ne kolonel !!! "
Gebouwtje achter het hoofdgebouw
Via een binnenweg
Soort 'broek' achter de billen van paard om de kar achteruit te duwen - Met een achterhaam is het voor een paard gemakkelijk om een kar achteruit te duwen. "Mee nen achterhoam est vur e pèèrd gemekkelek om achteröt te stoe'ete mee de kèèr."
Verzwijgen
1.Achter elkaar 2. Binnenkort -Binnenkort mag niet meer naast elkander rijden op het fietspad maar enkel nog achter elkander. "Achterie'en mugder ne mie'e nèvenie'en rai'e oppe vullopad mèr allie'en nog achterie'en"
Bijkeuken
Achterna - Iemand slaafs volgen: "éimand gelek een hunneke achternoa loe'epe".
Volgen, Controleren
Namiddag. 's Namiddags = 's achternóuns
- Mijn vrouw heeft de ganse zomer 's namiddags liggen bruinen in de zon, nu is ze helemaal aan 't vervellen. Mèn vroo hit den hiele zomer 's achternóuns inne zon linge bröene, noa es ze hielemoal ant afblodde.

naar achter - - Achteruitgaan: "achteröt bóu'ere"
Koertje tuintje
1.Verslechteren 2. Achterwaarts stappen
Achterzak
Achterom, omweg.Kom maar achterom. "Komt mer achterum."
Achteruit
Achttien
Stutten verwijderen
1. Afbladderen 2. Vervellen
Afboorden
Ontginnen
Afdokken, betalen (zie ook: 'döllepere')
1.Vermindering geven 2.Oogsten 3. Afrijden ("het groas afdóun") - ".
Het was het tweede of derde karrenspoor na de vierde draai naar links waar we moesten afdraaien, daar gingen we spurrie maaien voor de koe. 't War het twiede of 't derre kèèrspoor noa de virde drèè no links moe we moeste afdrèèn, do gonke we spurrie afdóun vur de kói"
Afdraaien - We maakten een toertje met de auto,we moestentweemaal naar links afdraaien en op de radio draaiden ze intussen een liedje van Tura. "We ware ant rondrai'e mee den oto, we moeste twie kiere links afdrèèn en oppe radio ware ze impersant e léike van Tura an't afdrèèn."
1. Vaat afdrogen 2. Winnen van iemand, bv. bij het kaarten ("ich hèm 'm afgedruugd") - Ik heb na het eten moeten helpen met de vaat afdrogen, daarna zijn we even gaan voetballen, ze hebben ons opnieuw afgedroogd: zeven - nul! "Ich ha motte höllepe afdruge bè den afwas noa 't ète, ternoa ware we e wa gón sjotte, tóun haan ze os vanhèèr afgedruugd: zeve - nul ! "
1. Zaak 2. Verhouding
Veel te grote schoenen
Aanplakbiljet
proberen te verkrijgen; aftroggelen (zie aflaize "Afluizen")
1. Gezichtsverlies 2. diarree - . 'Hij reed met zijn splinternieuwe Ford de gracht in, recht op een duiker, dat was nogal een afgang toen hij terug in het café kwam na deze demonstratie."Hè ree mee zenne spieksplienternéive Ford de gracht in, recht op nen döeker, da war nogal nen afgank as 'm terug inne café oankwamp no die demenstroasie." -
Ze had een gans vergiet pruimen opgegeten,als gevolg heeft ze twee dagen op 't toilet gezeten met diarree. " Ze ha een oaling zai praime biennegespild, 't gevolg war da ze twie'e daag op 't höske gezeten hit mee den afgank".
OpgedirktHij was nogal opgedirkt, met pandjesjas en buishoed. "Hè war nogal afgebösseld, mé pit en sjapobuse."
1. Fel vermagerd 2. vd. van "aftrekke" : flesje ontkurken (.Ik heb me nog een flesje (biertje) opengedaan. "ich hem mich nog e fleske afgetrokke") -
. Ze had voor hem een flesje St. Godelieve bloedwijn opengetrokken, want hij voelde zich niet wel, hij zag er bleekjes uit. "Ze ha vur hum e fleske St.-Godelief blóudwèèn afgetrokke, want hè war precéis néi op zenne kilo, hè zag ter ooch afgetrokke öt."
Afgeven, pochen. Je moet zo niet pochen. "Ge mót 't zoe'e néi afgève."
Aankomen - Daar komt hij aangestapt: "Doa'e komt 'm afgegoñ".
- Er stak een doorn in zijn band, je hoorde hem afgaan. "Do stak nen du'en in zenne band, ge huurde n'm afgoñ. "  
Spieken, nabootsen. Als 't examens zijn in de school mag je niet spieken, anders krijg je straf en 'n nul op dat examen. "As't prèèskampe zèn in 't skool mugder néi afkieke,oaners kregder straf en 'n nul op da vak."
Op bezoek komen, langs komen
Korter worden, maken -
Het is al eind augustus, de vakantie is haast voorbij: " 't ès al ogustus, de groe'ete verkansie kort al hennig af ! "
Aftroggelen; afluizen; proberen te verkrijgen (zie afgaize) - Op't laatste hebben ze er toch wat van de prijs af gedaan. "Tóun ich op verkansie war in Turkai'e probeerde ich ie'est ne meloen af te laize, dan hem ich afgepingeld vur 'm toch mer gói'ekoe'eper vast te krège, op 't lest hemme ze ter toch wa vanne prèès afgedön ... "
Aflikken of onhandig kussen (zie aflekke) - . De meisjes aan de school begonnen me dadelijk te kussen toen ze te weten kwamen dat ik een hele grote zak kersen bijhad, die wilde ze me ontfutselen "De wichter an 't skool begoste mich volop af te lebbere tóun ze wieste da ich ne hiele groe'ete zak kie'eze bè had,
en die'e woon ze mich aflaize."
Aflikken of onhandig kussen (zie aflebbere)
1. Afbetalen 2. Een overledene opbaren (afleggen) 3. De kaarten neerleggen bij het kaartspel, tonen dat je wint zonder te moeten spelen ("Men koarte zen aflenges") -
We moesten €10000 per jaar betalen aan die lening. "We moeste € 10000 per joar aflenge an die lie'ening."
,Mensen die overleden zijn worden tegenwoordig bij de begrafenisondernemer afgelegd:
"Miense die doe'ed zèn wère segeworig afgeleed bè de begroafenisónnernemer."
Aflaat
Afloop, afvoer
Stiekem kijken
Omheinen, beëindigen, het uitmaken met je liefje. Ze waren de kippenren en de tuin aan't omheinen tegen de vossen. "Ze ware 't hiennekot en den hof an 't afmake tege de vosse."
Een rammeling geven - zie "afmotte"
Iemand een fink pak slaag geven - . Ze lieten op TV zien hoe dat de politie mensen aframmelden, afklopten en afsloegen en eventjes later waren ze ander ambetanterikken aan het afslaan, er op aan 't kloppen en aframmelen, 't was niet om aan te zien! "Ze léite oppen tellevies zéin how da de pelies miense aframmelde en aftoekte en afmotte en effekes loater ware ze aner astranterikke an 't aftoebere en an 't aftai'ere en aftroeve, 't war néi vur oan te zéin !"
Afknijpen, afdingen
Afbieden - Vroeger was't , op de markt, de gewoonte om af te dingen van de prijs,maar die tijd is voorbij. "Oppe met war 't vrugger de gewente vur vanne prèès af te pingele, mer die'en tèèd es door."
Afmaaien
Afromer afbeelding - . Met zo een afromer haalde ze de room uit de melk om te boteren. "Mé zoe nen afroe'emer halde ze de zoa'en öt de möllek vur ternoa te botere."
Aframmelen
1.Verbleken ; verkleuren 2. afschieten - . Zijn zwarte slipjas was verkleurd, hij had een brede rosse schijn in het midden van zijn rug. "Zenne zwette pittelèèr war afgeskote, hè had ne brie'e rosse skain inne middelt va zenne rug."
Die voorschoot heeft twee weken in de zon gehangen in 't uitstalraam, hij heeft bleke strepen, hij is verbleekt. "Die'e vurring hit vietéin daag inne zon gehange inne vietrien, noa hit 'm blieke strie'epe , he's afgeskote."
de bovenste laag aarde afscheppen
Slaag geven, muren bekleden. Ze hebben op zolder muurtjes bekleed met multiplex. "Ze hemme oppe zuller de múrkes afgeslage mé multiplex."
Ze hebben 'm afgeranseld want hij viel hun zus lastig. "Ze hemme 'm afgeslage want hè véil hun zuster lestig."
Ontkennen - Je moet het niet ontkennen: " ge mót het néi afstrai'e "
;Op de rug van z'n blauw hemd was een brede witte strook.Het was verkleurd zei hij, maar z'n moeder streed 't af, 't is van tegen die pas geverfde deurstijl te leunen zei ze. "Oppe rug va zè bloot hum war een brie'e wiette strie'ep. Da war afgeskote zee hè, mer zen ma straide da af, das van tege die'e ves geverfde sjambrang te leune zee ze."
Iemand duchtig aframmelen
Iemand een pak slaag geven
Aframmelen
Afpassen, afmeten met passen
In mindering brengen, een fles openmaken
Een pak slag geven
Iemand te snel af zijn: "éimand afvange"
Bezichtigen, lijden. Eer we die ganse werf bezichtigd hadden dat was afzien. "Ier da we hie'el die'e werf afgezéin haan, tóun hemme we afgezéin."
Aan de kant gaan
Iemand die wel meedrinkt, maar zelf niet trakteert.Jozef is een echte profiteur, een klaploper, hij drinkt steeds op andermans kosten."Jefke es nen echten afzöeper".
Het uiteinde -
Vrijuit spreken: " 't aggerste van zen tóng lötte zéin."
Achterstevoor. Hij had zijn trui achterstevoor aan. "Hè ha zen vreus 't aggersteveure oan."
Uier - .Ik zag in de wei een koe staan met een uier zo groot als een botervat en met spenen zoals grote augurken! "Ich zag inne wèè 'n kói stön mee nen ai'er zoe groe'et as e botervat en mee deme oan gelek van groe'ete ogurke ! "
Paswerker
Emmer (putemmer)
Goed opschieten, goed overeenkomen - . Hoe kun je die wedstrijd winnen als uw spelers niet overeenkomen? "Hów kunder noa die matsj wienne as ur spelers onnerie'en néi akkedére ?
" ; ze komen helemaal niet overeen: "Da es kat en hónd, ze akkedére van gien kante ! "
Ploegen - Heb je al eens aandacht geschonken, dat wanneer je ploegt, er gewoonlijk een kwikstaartjenaloopt door de voor.Meestal 'n grijs-wit maar er zijn ook gele die zijn groter. "Hidder doa ooch al es acht op gegeve dat 'r, as ge an 't akkere zet, ter gewoe'enlek een akkermenneke achternoa lúpt durre voor. Miestal zen 't grèèswiette, mer der zen ter ooch gèèl, mer die zen grúdder."
Kwikstaart
Beleefde vloek
Loon dat berekend wordt volgens verrichte arbeid: meterwerk - stukwerk
Alcohol
Vooruit ! 't Is niet waar! Tot ziens en het ga je goed. "Allè, salu, de kost en de wiend vanachter."
Beiden, twee
Gang
Voortdurend
Allen
;Overal
Allemaal (Allemöl).Wat is er allemaal gaande? " Was 't er allemöl goñde?"
Tegenwoordig
Alhoewel
Altijd, ooit in je leven. (zie ook Alzelève)
Alleen
Alleenstaand, single
Kalender
Vleugels in wanmolen en wasmachine
Altijd
Altijd, ooit in je leven. (zie ook Allezelève)
Ruzie - .Ze waren nog niet van 't kerkhof weg of het was al volop ruzie wie wat ging erven. "Ze ware nog néi van 't kerkhof af of 't war al volop ambras
euver wéi da wa gónk örve."
Koppeling
 Leuke bezigheid, amusement
Gloeilamp
Aan elkaar, aaneen
Voortdurend - zie ook "Rink anie'enoan"
Aan elkaar breien
Chemisch opvulmiddel (anhydriet)
Aankondiging, advertentie
Keelontsteking
Appel, fig. kop - Moet ik jou een oorvijg geven : "Mót ich tegen óu'eren appel vège (of motse) ?"
Appelmoes
Wandlampje
Toestel, apparaat
Aanstalten (maken) - De koe maakte aanstalten om te gaan kalven: " de kói méik apprensie vur gon te kalve "
; Hij maakte geen aanstalten om over te steken: " hè méik gien apprensie vur de stiewig euver te stèke "
Apotheker
Vooruit! vlugger ! (‹Fr. 'allez')
Als
Niet voor echt, om te oefenen
Met opzet, moedwillig
1. Als 2. Kolenas van kachel
Met gruis verharde weg
vrijpostig, brutaal
Vrijpostige, onbeleefde
Boormachine op perslucht
Atheneum
Betrappen (zie ook: 'trappére')
Vooruitgang - Dat gaat niet werken, dat is geen vooruitgang: "da's niks avans" "da's giene avans"
Enveloppe - Daar is hier een omslag zonder zegel aangekomen voor Marcel van Nar van de naaiwinkel. "Do war héi nen avelot oagekome zónner temper en as adres: Sel de zoon van Nar vanne noaiwinkel. "
Vooruitgaan - Laat het ... : "löttet avesére ! "
Henri riep, laat het een beetje vooruitgaan, anders moet ik achter de haag gaan zitten : "Heréi réip, löt 'et ö bietske avesére, aners mot ich nog achter de haag gon ziette."
Advokaat
Wel? Wel wat ben jij aan het doen. "Awöl, wa zedde gè an't dóun?"
Dwarsstand bij herenfiets - "Wanneer ik wat groter was reed ik met mijn moeders fiets,eentje zonder stang, ik kon net op het zadel. As ich al wa grúdder war tóun ree ich mee os ma hurre vullo, ienne zónner baar, ich kost zjust oppe zoal.
"
Bumper - "Ik kwam naar huis gecrosst, rakelings langs de gevel af en toen reed ik frontaal tegen de schokbreker van die aut.o Ich kwamp no höes gecrosst, zjust lengst de gèvel af en tóun ree ich boenk tege die'en oto zenne baarsjok."
Hard snoepje van gesmolten suiker, zie ook: "kebabbel" - ". Amelie had op haar toonbank een mooie blinkende weegschaal staan voor snoep af te wegen. Amelie ha op hurren toeg een skoe'en blinkende balans stön vur kebabbels en aner babbelèèrs te woage.
"
Kletswijf, babbelkous
Bijenkorf
Zak - " In de zak van mijn stofjas zaten twee meikevers in 'n zakdoek gedraaid en in m'n broekzak zaten mijn knikkers. In menne bail va menne stófjas zate twie'e prizikante in ne bailnuzzing gedrèèd en in mèn bróksetès zate mèn skeute.
"
Zakdoek - Hij had een knoop in zijn zakdoek gelegd. Waarvoor of waarom? : "Hij ha ne knú'ep in zenne bailnuzzing geleed. Moeveur da of vur wa?"
;Als je op driehoeken van je zakdoek een knoop legt en op de vierde twee op elkander en waar je dan een paar kippen of hanenpluimen insteekt, dan ben je klaar om indiaan te spelen! "Asder op draai hókke van urre bailnuzzing ne knu'ep makt en op de virde hók lekder ter twie'e opie'en moe da ge dan e koppel hienne- of hoaneplaime instekt,
dan zedder gerie'ed vur indioan te spele ! "
Regenbui - " t Had die voormiddag een flink bui geregend,de zwijnen lagen daarna met hun biggen in de modder te wroeten. 't Ha die'e vurnóun 'n ferm bais gerègerd, de verkes lage ternoa mee hun bagge inne moos te vrute".
Ze hebben de ganse gracht vol betonnen buizen gelegd, voor als het nog eens 'n geweldige bui doet. "Ze hemme den hiele gracht vol betonne baize geleed, vur as 't nogges een grellige bais dóut."
Onderdeel van schudgoot (3m)
Baksel, Gevangenis
Losstaand bijgebouw met oven, plaats waar de veevoederketel gekookt werd, bakplaats
Aandrijfmotor die de schudgoot heen en weer beweegt
Aangezicht - Hij sloeg hem met zijn klomp op zijn gezicht: "Hè slóug mé zenne klónk op zè bakkes"
Een slag in zijn gezicht: "een ferm petat op zè bakkes"
Zal ik u eens op uw gezicht slaan: "Mot ich es op ur bakkes kloppe ?"
't Gaat regenen, want de varkens lopen met stro in hun muil: " 't giet règere, want de verkes loe'epe mee stroe-i in hun bakkes ! "
Die heeft een grote mond: "Die'en hit ö groe'et bakkes."
Grote sleutel die de bout door de schudgootbaas aandraait
Stalen veer in een bustehouder
Weegschaal
Weegschaal
Binnenschacht: verbinding van de productieverdieping (onder) met de luchtkeerverdieping (boven) meestal voorzien van ladders (personeel) lift en wentelkoker (kolen)
Zware damesboezem
Kaatsen met meerdere ballen
Bout van 30 tot 50mm dikte
Baantjes glijden op het ijs
Dichting
Kruippakje
Om mijnwagen al draaiend te kippen
Dekzeil
‹ Baasje - " Tijdens de vakantie kroop ik soms,thuis achter , over de prikkeldraad en dan ging ik voetballen of cowboy spelen bij de jongens van Vande zande. Ónner de verkansie kroop ich vantèèd töes achter euver de piennekesdroa'ed en dan gónk ich bè die manne van 't Basjke sjotte of keboi spele.
"
Blaffen, zwaar hoesten. Louis was erg verkouden , hij hoeste zo luid als zijn hond blafte. "Lewéi war grellig verkoad, hè basde zoe hèt as zennen hond."
Zinken waskuip - " Zaterdag 's avonds dan wast hun moeder hen in een grote zinken teil en roken ze fris naar de sunlightzeep. Sötterdags 's oaves dan wasde hun mów hun in ne groe'ete zinke basseng en dan roke ze fries no de sunlichtzie'ep."
Achterkant van onderbenen (Kuiten)
Alles samen: "den hulle (hie'ele) battaklang of hannekesnest"
t Ganse huis lag vol prullen en rotzooi, ze hebben alles samen naar de vuilnisbelt gebracht. "t Hie'el höes lag vol bazar en prulle, ze hemme den hielen battaklang no 't stort gevoare."
Slabber vkw Slabbetje, zie ook 'zie'everlap'
Dwarssteengang naar pijler
Hellende tussensteengang naar hoger gelegen pijler
Goedkoop, waardeloos spul
Werktas
Bij, met - bij mij : "bè mich" ; bij mij thuis: "bè mich töes"
Mond (praatziek)
Laatste sacramenten toedienen
1. Zo dadelijk 2. Daarnet (tóun bediemme ) - Ik kom dadelijk: " Bediemme koom ich"
; Ik heb ze daarnet nog gezien: " Ich hem ze te bediemme nog gezéin"
; Tracht overeen te komen anders gaan jullie dadelijk nog op de vuist: "Ge mot probere te akkedére aners zedder bediemme nog ant vechte"
Tot zo. "To bediemme!"
Bekokstoven
IJzeren drinkbus; veldfles
Verwend - Hij was een verwend nest: " Da menneke war ne bedörve strónt "

Bedriegen. Hij sakkerde, ze hebben me bedrogen, ik heb witte vroege aardappelen gevraagd en rode late gekregen. "Hè sakkerde, ze hemme mich bedot, ich hem wiette iestelinge gevroagd en roe-i loate petette gekrege."
Bespatten
Bewusteloos
Aandampen - "Zo 'n bril is toch hinderlijk in de winter,als ge ergens binnenkomt dan wasemen uw glazen direkt aan. Zoe ne bril es toch ambetant inne wienter, as ge éiverans bienne gót, dan bedwoaseme ur gloaze drek ! "
Bedplasser
Aanvijzen Onze jongste moet ik geregeld aanporren: "Ozze klenne die'e mót ich regelmoa'eteg bèèdrèèn." -
Beekoever. In de zomer zaten ze op de beekoever te picknicken. "Inne zomer zate ze anne beekkant te piknikke."
Bidden - Overdreven godvruchtig zijn (O.L.Heer van het kruis bidden): "Oz' Hier van 't kröes bèèn."
Aal, beer - In het voorjaar voeren de boeren aal op het veld voordat ze gaan ploegen. "Inne veurtèèd voare de bóu'ere bèèr op 't veld vur da ze goñ akkere."
Ik heb honger. "Menne bèèr grolt."
Bes (zie ook: "brömbeer")
Albert
Mannelijk varken, beer - zie ook: "biennebeer"
Aalschepper, beerlepel , afbeelding - De beerput ledigen met de beerlepel: " 't Höske ötdóun mee de bèèrlepel."
Bijgooien, helpen
Geld toegeven
Bedevaart
Verkreukeld
Toegetakeld - Hij of zij ziet er nogal toegetakeld uit (door bv te veel te drinken) : " Hè hèt z'n ège góu begaffeld"
- Erg toegetakeld zijn: "Nogal begaffeld (begoaid) zèn"

Drukte, druk bezochte plek of event
1. Bevuilen 2. Het bont maken, zichzelf toetakelen ("zèn ège ..." ) - "Hij heeft het nogal smerig gemaakt: hè hettet nogal begoaid "
; 's Vrijdags kon hij zich op cafébezoek (bij Emma van Houben) nogal bedrinken: " 's Vrèèdags kost 'm zèn ège nogal begoai'e as 'm nó Emma va Haive gewiest war"

Toegetakeld
Verdorie
Begon hij
Bij God ! (vloek)
Zigeuner
Behouden, veilig - Ze waren op de vlucht geslagen voor de Duitsers, tot aan de IJzeren Muur (KW linie), daar werden ze teruggestuurd, enkele dagen later waren ze behouden terug in Tervant: "Ze ware gón loe'epe vur den Döts tot annen èzere mùi'er, do hemme ze ze trug gejagd, entige daag loater ware ze behoon op Tervañt."
Bieden (ovt booi- vd gebooi'e). Ze waren aan 't bieden, de een bood, de andere bood, ze hebben ten elkaar op geboden of ze allemaal 't grote lot gewonnen hadden. "Ze ware an't béi'e, den iene booi, den oanere booi, ze hemme tegenie'enop gebooi'e, zjúst of ze allemoal 't groe'et lot gewónne hoan."
Biervarken, varken dat opgroeit met bieroverschotjes in 't café
Mond, bek - Dat ligt mij wel: "Da's spek no menne bek ! "
Bokaal
Bijna. Ze zijn met hun fiets bijna in de beek gereden en bijna verdronken. "Ze zen mé hunne vlo bekant inne beek gereen en bekans verzope."
Boeket bloemen: 'ne blom(b)ekee'
Bakker
Kwaad spreken, roddelen
Bekommerd. Zijn ouders waren erg bekommerd over hem, hij was 'n losbol. "Zèn oarse ware hie'el bekömmerd, mer hè war ne wallebak."
Ik heb spatjes op mijn broek van die verf: "mèn brók ès bekroze mee die verf"
;De bakker liet een kookpot met warme kriekenop de vloer vallen, zijn witte schort was helemaal rood bespat met die kriekensaus. " De bekker léit ne kestrol werm krieke oppe grónd valle, zenne wiette vurring war hielegans roe'ed bekroze van die kriekesaws."
Herstellen van een ziekte , opkikkeren - Ik ben nog maar half genezen, zo ziek ben ik geweest: "ich zèn nog mar hallef bekwikkeld, zoe zik zèn ich gewiest"
nog lang niet
In de verste verte niet
Kleine bijl
Schachttoren
Oude appelsoort, 'malus domestica belle fleur', ossekop afbeelding
Gaf signaal om lift naar boven of beneden te laten gaan
Bout, schroef
lichtjes vuil maken met kleine deeltjes ( › bemeuzeld)
Leurder
Bemesten met beer, ook: "zèèk voare"
aangetast door ziekte - Aan de buitenkant zagen de aardappelen er prima uit, maar van binnen bleken ze spijtig genoeg aangetast: "Va böete waren 't ferm petette, spètig da ze va bienne beréifd ware"

Slagboom (bareel)
Kolenwagen (min 1000 tot 2500lt)
Blootvoets. Soms zijn er die blootvoets op bedevaart gaan. "Do zen 't er vantèèd die berrevoets op bèèweg goñ."
Gerimpeld
Aanstellerij, haantjesgedrag - Hij deed heel druk, hij stelde zich aan: "Hè ha veul beskèèr, hè dee hum gruder veur as dat 'm war"
Bekrassen
Tussenschot
Registratierechten - Laagste tarief registratierechten: "Klèè beskrèèf"
Beschimmelen
1. Deeg 2. Beroerte - Het regende en de kinderen waren buiten in de sloot aan 't spelen, ze liepen voortdurend in en uit. 's Avonds was heel het huis een modderpoel, hun moeder kreeg bijna een beroerte, zo woest was ze : " 't Règerde en de júng ware böete inne stiewegsgracht an't spele, ze léipe anie'enoan in en öt het höes. 's Oaves war 't hie'el höes besmodderd en besmúkkeld, hun ma kreeg bekanst e beslag, zoe klèrig war ze ! " ;
; Hij heeft een beroerte gehad: "Hè hit ö beslag gehad."

Beslaan. Die zaten er goed voor: "die ware góu beslage"
Bevuilen
Morsen
Bezem
Iemand ophemelen
Situatie bij het kaartspel waarbij een kaart (bv. heer) niet 'naakt' ( "bloe'et" ) is, maar vergezeld is door nog andere kaarten van dezelfde soort, bv. "ne bestoken hie'er"
Bestaan -
Mijn oom Pol zei altijd: gaat niet bestaat niet, maar zelf een handje helpen, ho maar ! : "Menne nonke Pol zee altèè: gót néi, bestöt néi, mer zelf hit'm noe'et ne poe'et ötgestoke ! "
Lambert
Bijten, Happen - Hij voelde zich gekwetst, beledigd: "Hè 's i ze gat gebéte"
Bijt hij als ik hem streel ? "Bettem as ich 'm aai ?"
  Op z'n tenen getrapt. "In zè gat gebete?"
&
Schacht verbinding onder- en bovengrond
Begroeien
Aan de zijkant
Pleisteren - Gepleisterd: "bezatte"
Dronken
Been (mv. bie'ene, maar ook bie'en)
- Ik heb krampen in mijn kuiten: "Ich hem de kramp inne broai van men bie'ene "
; Een slecht been hebben (bv. door wonde die niet geneest) : "Ö koa'ed bie'en hemme."
- Of je nu een been had of twee benen maakte helemaal niets uit, ze zaten bijeen rond de kachel samen te praten. "Of ge noa ie'e bie'en of twie'e bie'en hah méik hielegans niks öt, ze zate bie'en rond de stoof bie'en te klappe."
Dat meisje heeft lange benen. "Da wicht hit bie'en tot an hur gat."
Bijeen, bij mekaar - ; We zaten allemaal samen rond de Leuvense stoof, met onze voeten op het onderstel en onze benen dicht bij mekaar : "We zaten allemaol bie'en rond de leuvese stoof, mee oos vóute op 't onnerstel en oos bie'en kort tegenie'en".
Met grote stappen lopen - Met grote passen door het veld lopen.: "dur 't veld bie'ene"
Ongeordend samen brengen
Brokkelig geworden, geschift, gekabbeld
1. Bijeenhouden 2. Verzamelen
Schiften
Bijeen komen, samenvoegen, samenspannen - Als ik geluk heb word ik misschien weer de oude: " As 't geluk en 't skoe'e wèèr mot bie'enslage dan wèèr ich miskéins wier ne goi'e."
Samenspannen
Vee
Dierenkoopman
Kwajongensstreken, deugnieterij
Biet
Spoordwarsligger
3m lange balk, evenwijdig met kolenfront ondersteund door 3 of 4 stijlen, draagt de druk van het dakgedeelte
1. Binnen 2. Binden - Opzij aan de planken van de hoogkar hingen de koorden aan een haak om het koren dat binnengehaald werd vast te maken: " Va bezai'e anne sponne vanne hoegkèèr do honke de zie'ele annen hoak vur 't kore vast te bienne da ze gónke bienne hoale."
In 't klooster intreden - Toen de trouw dan toch afsprong, is ze in 't klooster gegaan: " Tóun 't dan toch afgerakt war, es ze bienne gegón. "
Binnenzak. In een overjas stonden gewoonlijk twee binnenzakken. "In ne parresú do stonte gemèènlek twie'e biennebaile."
Mannelijk varken waarvan één of beide testikels niet ingedaald zijn Zie ook: Boris de binnenbeer
Inbreken
Je legerdienst gaan vervullen
Binnenkomen
vlot verdienen
Van ondergrondse verdieping tot verdieping lopende schacht
Gulzig eten
Binnenzak
Uitroep wanneer je bij het knikkeren verboden kneepjes toepast of wil toepassen ("pute" = vals spelen)
Een beetje - Als 't weer een beetje meevalt, zal 't wel aan de groei komen: " As 't wèèr ö bietske meeslagt, dan zal 't wöl inne was gerake."
Alle beetjes helpen."Alle bietskes höllepe."
Beetje. - Ze hadden een orgie gehouden , hij had slechts 'n beetje gehad: "Ze hoan de bie'est ötgehange, hè ha mer ö bietteke gehad. "
Snel lopen, gezegd van koeien die met opgeheven staart rondrennen wanneer ze in de lente voor 't eerst weer de wei in mogen. Koeien zijn bang van een trein, als die voorbijkomt dan rennen ze met de staart recht omhoog door de weide. "Kói zèn bang vannen trèèn, as die'en doorkómt dan biezze ze mé de stet recht omhoe-g durre wèè."
Prentje, bidprentje - 't Is een schijnheilige: "Da's 'n hellig billeke."

Uitroep wanneer je bij het knikkeren verboden kneepjes toepast of wil toepassen ("pute" = vals spelen)
Gecastreerd varken
Houten trek- en draagbalken van een kar
Chicoreipoeder (Ersatz voor koffie)
Chicoreiwortel
Warmwaterblaas (zie ook: Bus - Boesj )
Tong van iemand die kwaadspreekt - Dat is een roddeltante: " Da's ö vöel blad ! "
meervoud van blad ('bloar of bloare' voor zowel bladeren, blaren, bladen) - De bladeren waren nat geworden en zijn nu samengeplakt: "Die bloare ware nat gewore en zèn noa bie'en geplekt "
; Het moet wennen dat de bladeren van de bomen gevallen zijn: "Da voart da de bloare vanne boe'eme zèn."
Draailuik aan een venster (mv. "blaffetùi're" )
Opschepper
Bloeien
Luid en grof roepen, schreeuwen, loeien
Blakend, vol - ze waren in die hete brandende zon aan 't hooien: "ze ware inne blakke zon an 't hoe-i'e"
Blanca
Gazon om was te bleken , het bleken van de was in de zon, afbeelding en info , zie ook: "bloodsel"
Blik, vuilblik
De was op kort gemaaid gras leggen om witter te worden
Transportriem verlengen of verkorten
Ontschorsen - Een boom ontschorsen: "ne boe'em blekke"
Blikken doos
beitel om bomen te ontschorsen, blekijzer (zie: "blekke" ) afbeelding (bron: hetmot.be)
Verwonden
Wenen, blaten (van geit)
Verwonden
Blijven
daas, stekende (bloedzuigende) vlieg - afbeelding, info - Als je gebeten bent door een daas heb je flink veel jeuk : "As ge gestoke wèèrt dur ’n bliendets hidder grellig veul jeuksel."
Blinde
Schoensmeer
1.Blaas 2.Opschepper
Blazen - Bellen blazen : "Blöskes bloa'eze
"
 Blaar - Ik was op de gloeiende kachel gaan zitten en nu heb ik een kolossale blaar op mijn billen: " Ich war op de gleunige stoof goñ zitte en noa hem ich 'n grellige bloar op me gat."
Blood, naakt. Hij heeft een kou gevat. "Hè hit bloe'et gelege."
Naakt : "in zenne bloe'ete flikker"
Werkjasje (blauw, soms ook grijs gestreept), zie ook : " kéil "
Bloothoofds
Bloeden - Plots begon ik te bloeden uit mijn neus: "Iniens begost ich te bloi'e öt men neus."
Hefwerktuig om betonblokken omhoog te trekken
Bloem ( mv. 'blómme' ) , bakbloem - In bloem staan: "Inne blóm stön"
Bloemenwinkel
Bloemkool
Blauw - blauwe steen, arduin: "Bloo stie'en"
Blauwgoed, werkkledij
Blaasjes, leugens - Iemand iets wijsmaken: "éimand blöskes wèèsmake"
ook: zeepbellen. Zeepbellen blazen. "Blöskes bloa'ze."
Bloed
Deuk
Waden
Baalkatoen
Weg, baan
Baard
- Hij heeft me verslagen: "Hè hit mich de board afgedön."
cone garen of breiwol, spoel vk "bobènke" bobijntje naaigaren
Rolletje, spoel, klos, bobijntje - Hij ligt op sterven: "Die'e zè bobènke es wèèd af ! "
Boekweit
Stommelen, dokkeren van kar met houten wielen
Boom - Hij klom in de boom om de eieren te roven: "Hè kroop inne boe'em vur de èèr öt te hoale"
Schors van boom verwijderen
Appelschijven in de pan
Afval, rommel
Zeer kleine aardappelen
Gelijkspel
Schrokkend eten
BV (beroepsvrijwilliger), beroepsmilitair
Buik. Hij zat op he toilet en 't borrelde overal in zijn buik, en toen kwam het, zoals van een reiger. "Hè zat op't höske en 't koerkde euveral in zenne böek en tóun kwamp 't, 't war van die'en dunne , gelek ne rèèger."
Dikke vrienden. "Twie'e hoan op ienne böek."
1. Wenen 2. Een boer laten - Ik had een maagoprisping en liet een boer: "Menne zuller véil in, ich moest böeke."
3. Loeien van een koe
Buikpijn
Ruzie - Ze maakten ruzie: " 't war boel ! "
Onwettig afwezig blijven
;Verbindingstuk van molijzers
1. Boon 2. Boon bij het knikkeren (skeutskéite)
Afzien
1. Bonenstaak 2. Lange smalle vrouw
1 Ineens , direct 2. Klop ( "ne boenk op ur bakkes" ) - Hij nam zijn aanloop en trapte er grandioos langs: "Hè péik zennen oanloe'ep en stampde ter boenk langs, ö kót inne loecht ! "
Hij kreeg een flinke klap en toen stopte de te luide muziek onmiddellijk: "Hè gaf 'm ne boenk mee zoe'e ne boenk van ne petet, en tóun skèèrde da geboenk van da meziek boenk öt."
Zeer grote aardappelen
Waardeloze prul(len)
Warmwaterblaas (zie ook: Bus - Bjot )
Boekweitkoek
Struik - Rooi nog een struik aardappelen: "Dóut nog ne böest petetten öt."
Buiten
Buiten gooien, wegjagen
Paals dialect (het 'Buitings')
Bewegen
Boomgaard
Zigeuner
Stutten , ondersteunen
Bodem
Sterke brilglazen - Hij had een bril met zeer sterke glazen."Hè ha ne bril mé echt bokalglaskes oan."
Bibliotheek, bib
Bakharing
Hoofd, bol , ook: "bölle" - Hij heeft een heel hoge eigendunk: "Hè hit het hoe-g in zenne bol (bölle)"
Zakje (vk. van "Bail")
Kop, hoofd - Ze zijn hoogmoedig: "Ze haan het allemoal hoe-g in hunne bölle. "
Hij is zelfingenomen. "Hè hit 't hoe-ch in zenne bölle."
Bolleke vkw van Bol
Binnenste van kemp/hennep werd gebruikt om oa de pijp aan te steken
Bon Marché, supermarkt. Zestig jaar geleden ging hij maandelijks winkelen in de Bon Marché. "Sestig joar geleen ging hè moñdelijks winkele in de Bommesjee"
Er op los leven, op grote voet leven - Losbandig leven: "hoere en bonzjoere"
Bodem
Bouwen
Bouwgrond
burgemeester
Een zeef met kleine gaatjes in de koffiepot (deze kon ook uit stof bestaan) - Wie het langst leeft, krijgt alles: "Die'en het langst lèèft, kregt de bors en de stróp terbèè"
Borstel - Onbehouwen tekeergaan: " D'r mee de grove borsel doorgón".
Vechten, worstelen, borstelen
Barst
Barsten. Die waterkruik is gebarsten, er zit een barst in. "Die kroeg mé woater es geborste, do es 'n borst in."
1. Beurs 2. Opvliegend persoon
Bosbessen
;Kadergang, kopgalerij, voetgalerij
Borstelsteel
Driepikkel met takel om posten te rooien
Laars , mv. "botte" (laarzen)
Pak geperst en gebonden hooi of stro: " ne bot hoe-i of stroe-i "
Boter maken door de room in een botervat te slingeren - Onze hond Blakkie liep buiten in de trapmolen zodat ze binnen konden boter draaien: "Ozzen hond Blakkie léip böete inne meule as ze bienne an 't botere ware."
Die twee kwamen niet overeen als ze samen moesten boter maken. "Het boterde néi tusse die twie'e as ze gelèèk moeste botere."
Ineens - plots : "op ne bots"
boer
boerin
Bovengronds
Volop - Bovenarms - Met volle kracht. 't Was 'n zware vechtpartij, ze sloegen met volle kracht op elkaars gezicht. "'t War ö grellig gevecht, ze slóuge bovenerms op elkoaners geziecht."
Geul bovenkant om water naar de hooiweide te brengen, om deze te bemesten
Flink gas geven (zie "doorpie'eze") ; laat het opschieten: "Gèft mèr bözze ! "
Beurs, geldzakje
Een nijdig ventje - Die kerel kan zo driftig zijn, hij had weer een woedeuitbarsting: "Da bözzeke kà pettig zèn; hè ha wie'er een foerel"

Knikkerterm: alles of niets !
Morsen met waterachtige substantie
Mengelmoes
Onrustig heen en weer bewegen
Branden
Brander. De brander van de verwarmingsketel is kapot. "De branner vanne sjefaasjketel es kapot."
Vrouw die veel uithuizig is
Veel uithuizig zijn, uitgaan, weggaan voor je plezier
Man die veel weg is
Vrouw die meestal doelloos van huis is
Brem
Brembezem
Vreemd uitziend vrouwspersoon (ook: "breemheks")
Vreemd uitziend vrouwspersoon (zie ook: "breemgèèt")
Smeren, uitspreiden - Smeer mij eens een boterham want ik moet nog gaan mest breken: "Brèèd mich es een snee want ich mót gón mest brèèn"
Molshopen, mest verspreiden
Schreeuwen, briesen
Brievenbus
breken - Iets stuk maken: " Éit de nek brèke "
1.Geschuurd 2. Branderig gevoel
Loops, bronstig
Breed.Hoe dat je het ook draait of keert, 't blijft toch 't zelfde. "t Es zoe lank as 't brie'ed es."
Zachtjes regenen
Geldbriefje ("e brifke va twintig frang")
Bovengronds algemeen ploegleider
Baksteen
Aansteker. Ik had thuis drie verschillende aanstekers liggen. "Ich ha thöes draai verskillige brikès linge."
Opticien
handelaar die drank aan huis levert
Nogal - 't is vrij laat: " 'tes broa loat "
; redelijk onbeleefd: " broa astrant "
Braaf
1. Lap vlees - speksnede: "ne broai spek"  
; 2. Kuit (achterkant van onderbeen )
Braden
Dubbel wentelploeg
Zwelling door insectenbeet.Hij had een dikke pukkel op z'n kuit en een klein pukkeltje op 't puntje van zijn neus. "Hè ha 'n diekke brobbel oppe broai va zè bie'en en ö klèè bröbbelke op 't tupke va zèn neus."
Vals spelen
Valsspeler
Iemand die vals speelt
Vals spel
Brood
Broodkar
Koppig zijn, mokken, pruilen
Lijn waar spel begint
Vlies op afgekookte en gekoelde verse koeienmelk
Moerassige weilanden, zie ook: "hoe-gbrók" en "liegbrók"
Broek
Steenpuin
Broeksriem
Broekzak
Bangerik
Broeksnaad (schertsend, zie ook uitdr. "kèrmes inne brókstroat")
Bruiloft
Braambes
Kar om bier te vervoeren
Nul.Ze hadden met vijf nul verloren bij het voetballen. "Ze verlore me vijf bros bè 't sjotte."
Heel kort geknipt opstaand haar
Spijbelen zie ook Haagskool. Elders zegt men spijbelen. "Oppenoaner zenge de mietse "brosse", mer oppe Böeting es da allezlève haagskool dóun gewiest."
Broeden (pluimvee) - Ik heb 12 jonge kippen en 13 kuikentjes, mijn kippen hebben goed gebroed : "Ich hem twelf pulle en dettéin kiekskes, m'n hienne hemme grellig gebrùid deze zomer."
Broer
Niet kunnen braken, kokhalzen
woeste werker - Het was een harde werker, hij deed altijd zware arbeid: " 't War ne bruker, hè hit altèd zwoar labeur gedön."
1. Ruzie 2. Minderwaardig spul
Oude kleren, vodden, waardeloze spullen. Hij had wat oude kleren aangedaan om aardappelen te helpen rooien. "Hè ha wa oa bulle oagedön vur höllepe petette te roape."
Rapport
Laadstok
Warmwaterblaas (zie ook: Bjot - Boesj )
Bos takken of stro, een ruiker of boeket bloemen : " een bussel blómme "
Deuk
Dynamietstaaf in steenlagen
St.-Vincentiusvereniging, een katholieke vereniging ter ondersteuning van de behoeftigen
Cent; 2 centiemen, een muntstukje ; 5 cent : 10 centiemen
mijnwerkerswoningen
Ploegbaas van personeel voor het aanvoeren van materieel
Hoofdopzichter
Opzichter in de pijler
Cecile
Werkleider
vervoergalerij vanaf voet pijler richting productieverdieping
Krabben - Er zat een kater te krabben aan 't deurtje van de duiventil, want hij zag een duif zitten duwen tegen een venstertje: "Do zat ne koater te dabbe an 't durke van 't daivekot, want 'm zag 't er een daif zitte dawe tege ö viensterke".
Kippen scharrelen in de grond voor insecten, ik om aardappelen te rapen."Hienne dabbe inne grond vur zoa'ed en bieskes, ich vur de petette op te roape."
Bovengrond
Dagloon
Duif. Wittebroodsweken. "De witte daif zit nog op 't dak."
Duim (vkw Dömpke) Lekkere kotelet met gebakken aardappelen en pickles om duimen en vingers af te likken: "Een kortelet mee panpetettekes en nen hennige klats piekels, vur daime en vingers af te lekke !"
Hij kende het verhaaltje uit het hoofd. "Hè kende 't vertelseke op z'n dömke."
Duiventil
Duwen
Ziedaar
Klein kind : "klènnen debber"
Zich met kleine pasjes voortbewegen, door water lopen met schoenen aan - Daar trippelde een vrouwtje met twee kleine kinderen door de kantoorgangen van het OCMW : "Doa debberde ö vroke mee twie'e klèèn debbers durre gank vanne beroos van den Erme."
Derde
Vloer van pijler of mijngang
Tepel aan koeienuier
Dinsdag
Duur, prijzig
Dienen, in dienst zijn - Als jong meisje trok ze naar de stad als dienstmeisje bij rijke burgers: "Jónk zende trok ze no 't stad vur goñ te déine bè rèèk vollek. Ze war ter ie'en van de mèses."
Je kunt geen twee heren dienen: "Ge kunt gien twie'e hiere déine"
Delen, erfenis verdelen
Onrustig bewegen op de dijkrand
Dampig, kortademig, ellendig gevoel van overvulling (eten) - Als ik te veel eet, krijg ik een opgezwollen gevoel: "As ich te veul gète hem, wèèr ich dempig"
Bekende veldwachter in Paal ( ‹ Fr. duc Lat. dux ? )
OCMW - Hij leeft van het OCMW: "Hè es an den Erme."
Denken (ovt ich doecht/dacht, vd gedoecht/gedacht)
;- Nooit gedacht dat hij mij dit zou aandoen: "noe'et gedoecht dat em mich da zo lappe"
Wanneer een niemendal denkt iets voor te stellen. "'n Teek die dinkt dattem een löes is."
Durven ( vervoeging: ich dèèr, dorst, hem gedèèrd) - Gooi eens als je durft: "Dèèrd'es goei'e !! "
; Je moet maar durven: "Ge mót mer dère ! "
; Ik had nooit gedacht dat hij dat zou durven, achteraf zwegen we erover: "Ich ha noe'et gedacht dattem da zo dère, ternoa zwege we dereuver."
Daarover - we gaan erover zwijgen: "we gón dereuver zwège"
Te weinig gerezen, te zwaar gebakken - De bodem van de taart is klef: "De booi'em van van die vloai es derf."

Darm - Na het slachten van het varken werden de darmen geschraapt (geboend) om er bloedworst van te maken: "As 't verke geslacht war, wore de derme geskrapt vur pense te make"
afbeelding, info
Tuinslang
Errond
Hout met een handbijltje (dissel, met gebogen ijzer) zo bewerken zodat het fijn en afgewerkt wordt, zie ook NL: "bedisselen"
Dertien
Dertig
Tweedelig pak - Die rok en dat jasje dat ze nu draagt staan haar helemaal niet: "da deu-pjeske da ze noa oan hit es gelèk 'n tang op e verke."
Deugen ott ich deug, gè dugt, hè dugt néi - Hij heeft weer een stommiteit uitgehaald: "Lómp ès ooch vies, mè de kop dugt néi ! "
; ze deugen geen van allen: " Ze deuge vagievagoar néi ! "
Met vet doorspekt, doorregen - De beste steak is met vet geaderd: "De beste bufstuk es e bietske mé vet deurrége " - afbeelding
Plicht ( vgl. Fr.: devoir) - Hij is in het begin van het jaar getrouwd en heeft al 3 kinderen. Hij heeft zijn plicht nogal gedaan ! : "Hè ès van in 't begien van 't joar getrawd en hèt al drai júng. Die'en hit zen devoere nogal gedön !"

12 stuk - Er zijn ook doosjes waar een dozijn eieren in kunnen, als je d'r zo twaalf hebt dan heb je een gros: "Do zèn ooch dúskes moe'e 'n dezain èèr in gón, as ge ter zoe'e twellef hit dan hidder ö gros èèr."
Mouwloze pull (spencer, debardeur)
Deel, een aantal - Met een aantal dikke stokken en prikkeldraad hadden ze 'n weidepoort gemaakt. "Mé een die'el gère en ewa piennekesdroa'ed haan ze 'n goar gemakt."
De kerk zat niet barstensvol maar er was toch heel veel volk."De kerk zat néi boemvol mer doa war toch 'n hie'el die'el volk."
Er was heel veel volk bij de voorstelling van de Dikke van Pale. "Een hie'el die'el volk war ter bè de presentoasie vanne Diekke van Pale."
Die daar (mannelijk)
Verlegen, stil persoon - Hij stond daar verlegen en stilletjes te wachten met z'n rose hemdje en z'n blauw debardeurke (spencer, trui zonder mouwen) aan: "Hè stond doa te huge gelek 'n die'ezeke mé ze roos hummeke en ze blood debardörke oan."
Heel lang geleden, uit de tijd van Christus
Dik, ruim - Dat was ruim verdiend: "da war diek verdéind ! " Na de gisting wierp onze pa het dik van de wijn in't kippenhok. "Nó het gieste kapte ozze poa het diek vanne wèèn in 't hiennekot."
Droesem. De kippen zijn dronken, ze hebben 't bezinksel van 't vat gekregen. "Ze hemme 't diek onner öt 't vat anne hienne gegeve, ze zen zat."
Benedictus
Dikwijls
Meestal
Kieskeurig - ze is nogal kieskeurig wat haar eten betreft: "zè es nogal diffesil op heur ète"
Tante Sofie kon moeilijk beslissen: "Tant Seféi war 'n hie'el diffesille,
ze wiest noe'et wa ze moest kéize."
Woordenboek
Kleding - Isidoor was met z'n fiets van de Klitsberg afgereden dwars door een doornenstruik en zo de prikkeldraad in. Hij had dertien winkelhaken in z'n zondagse kleren : "Door war mé zenne vloo vanne Klietsberg afgereen, dwèè'es dur nen du'eneböest en zoe'e inne piennekesdroa'ed. Hè ha dettéin winkelhoake in zè 's zondags dinge."
1. Ding 2. Meisje - een knap meisje: "een hennig dink" ;
M'n werkkleren had ik in de wasplaats in de mand gegooid en m'n zondagse kleren had ik juist aangetrokken, want in 't Gangetje stond een knap meisje op mij te wachten: "Mè 's werkedags dinge ha ich in 't waskot inne moan gegoeid en mè 's zondags dinge ha ich vès oangedön, want in 't Gengske stond ö skoe'en dink op mich te wochte ! "
Er de brui aan geven. "Dat 't dink mè gat kust."
Desiree
Discussie, dispuut
Putter of distelvink (Carduelis carduelis) - afbeelding, info
Ui, ajuin - Fons was bij het uittrekken van een heel dikke ui achterovergevallen, daarbij was hij met z'n hoofd pardoes in een krulkool gevallen. Toen leek hij net een groene permanent te hebben: "Fóns war bè 't öttrekke van nen hiellen dieken djöen achtereuver gevalle, dobè war 'm mee zenne kop rats in ne kroezelkú'el gevalle, tóun had 'm perséis ne grùine permenoat."
Ajuinsaus
Daar - Daar zie:"doa sè" ;
daar zat een dikke vlieg op die drol: "Doa'e zat 'n dol op die'en drol."
Neer - hij viel neer: "hè véil doal"
Leg dat ding daar maar neer en ga zelf ook maar zitten."Lekt da dink doa'e mer doal en zet och ooch mer doal."
Neergooien
Neerzetten
Beven (van schrik)
Daarbij, bovendien
Stotteren
Dood (dode: "doe-i'e", mv. "doe-i") - Dat is heel onwaarschijnlijk: "As slummeke doe'ed es dan kregde gè ze jaske ! "
Doodzonde
Doofpot, houtskoolketel
Doos vk. " Dúske "
Oude vrouw (pejoratief)
Blikken dozen omver gooien
1. Warm en vochtig - Zo een warm en vochtig weer. "zoe een doef wèèr"
2. Duw - "Hij gaf hem een stomp. hè gaf 'm nen doef"
Dopen (vd: gedoept, gedúpt
: Hij is niet gedoopt. "hè ès néi gedúpt " )
;
Jos had met het dozen gooien een bal tegen dat mooie gezichtje van z’n lief gegooid, ’t was doodzonde zo ’n blauw oog in dat mooie gezicht. Ze heeft hem toen direkt gedoopt door een emmer verschaald bier over z’n hoofd te gooien: " Jos ha mé ’t doe’eze goei'e ne bol tege da skoe’e weze va ze léif gegoeid, ’t war doe’edzónne zoe’en bloo oech in da skoe’e weze !! Ze hit ‘m tóun drek gedoept (gedúpt) mé nen halven aker kletskesbéi’er euver zenne kop."
Dokter, arts. De dokter keek hem in de pupil van z'n oog. "Den doktoe'er keek 'm recht in 't kienneke va zen oe-g."
Bromvlieg
Dorpel. Je moet maar niet geloven dat die thuis binnenmag. "Ge moe't mer néi gelu'eve dat die'en töes euver den dölleper komt."
Afdokken, betalen - Hij heeft daarna nogal centjes mogen schuiven, hij heeft haar een stel nieuwe oorbellen moeten kopen: "Hè hit ternoa nogal meuge döllepere, hè hit hur ö poar néif oerbelle motte koe'epe."
Rook. Die mensen leven heel erg zuinig. "Do giet allie'en mer dómp durre skoo öt en dan wèèrd 'm nog gefilterd."
Duimpje
Donderen
Bliksemafleider
Donderdag
Bloemkoolvormige onweerswolken
Dauw
Diepere betekenis ("den ... van éit ")
Koffie doorgieten over dezelfde koffieresten (zie ook: "bors")
1. Verder doen 2. Vieren (de nacht doorgaan) 3. Door de zeef doen of mixen - ovt: ich dé door vd: doorgedön
Iemand die snel en gulzig eet zonder gewicht bij te komen - Hij eet voor twee en toch blijft hij graatmager. Het is een ectomorf type: "Hè fret veur twie'e, mer hè bleft zoe mager as 'n panlat. 't Es nen echte doorjager."
Die kan eten en drinken zoveel als hij wil zonder bij te komen."Die'e kan ète en drinke zoeveul assem wilt en 'm komt gien gram bèè."
Hardnekkig en overijverig verder doen (zie: "bözze gève")
Opschieten van plant
Iemand zwart maken, kwaad spreken over iemand - Frans roddelde over mij: "Sus hèt 'r mich nogal doorgetrokke !"
Verzwakken vd. "doorgevalle" (verzwakt) - Hij is helemaal verzwakt : "hè ès er hullegans doorgevalle" ;
hij heeft lang met zijn maag gesukkeld, hij ziet er slecht uit: "Hè hit lank gesoekeld mee zenne maag, he es 't er lillek doorgevalle."
Kleintje
Klein kindje. Klèèn döpke. Dat is een klein meisje of jongentje. "Da 's e klèèn döpke."
fig. afgeleefd. Hij ziet er slecht en afgeleefd uit. "Die'e zéit 't er toch mer dor öt."
Isidoor
Eierdooier
Dorp
Inwoner van Paal centrum
Dorsmolen , afbeelding , meer foto's op http://agri-men.be/in-den-tijd.html, video -Wat hadden ze aan de hand?Emiel was met zijn dorsmolen door n't bruggetje over de Zwarte Beek gezakt,dd morgen dat ze moesten dorsen. "Wa haan ze anne hand ? Mil war mee zen dorsmeule dur 't brugske euver de Zwette Beek gezakt, de mörreget da ze moeste dorse."
Snijmachine
Doen, doens (ovt ich dé , vd gedön
) - Doe verder: "dóut voets ! " ;
wat is je beroep ? Dat gaat je niet aan: "Wa dóude gè ? Leeg zakke recht zette !"
Wat is de prijs van de levende varkens tegenwoordig. "Wa dóun de verrekes segewoorig?"
Gelijk hij zich gedraagt vind ik dat niet buitengewoon. "Vur zèèn dóuns verskéit ich doa'e néi van."
Wat voor weer zal 't morgen zijn. "Wa dóut 't wèèr mörrege?"
Dat is niet te doen. "Da's gien dóuns!"
Dat geeft de doorslag. "Da dóut 't 'm."
Doen
Winning, boerderij met gronden. Grootvader had 35.000F ingezet op die boerderij. "Gruttepoa had die dóuning vur 35.000F i'gezatte."
Daarom, zie ook Dövver
Daarom - Waarom ga je niet mee ? Daarom niet ! : "Vur wa godder néi mee ? Dövver néi !"
;
Waarom ? Daarom ! : "Moeveur ? Doveur !" zie ook Döveur
Drie
'
Driespeen
drie verschillende
Drie dozijn, 36
Drieduizend
Drieëndertig
Drieentwintig
Driehonderd
Driehoekig
Driedelige draaideur tussen de woonkamer ("de gói plek") en de eetkamer
Met drie man tegelijk met de vlegel dorsen ; zie ook: "dorsvleugel" - video
Vlag
Overgordijn - Trek de overgordijnen maar dicht als je aan 't vrijen bent: "Dóut de drapperies mèr toe as ge an 't verkiere zèt".
Slappe koffie, waterachtige substantie die wegspat of weggespat is (fig. ook 'schimpscheut' ), vk "dretske" - Vader zei, giet nog maar eens door, 't was maar slappe koffie:
"Óze poa zee, borst nog mer es door, 't war mer slappen drats !"
; De koffie is heel slap, je ziet de bodem : " 't es slappen drats, ge zéit er Skerpeneuvel in linge."

1. Spatten 2. (fig.) Lichtjes beschimpen, met woorden kwetsen
André
Draai.Hij kon zijn draai niet krijgen toen hij zijn draai moest nemen en zo is hij de helling naar de brug afgereden. "Hè kost zennen drèè néi krège tóun 'm zennen drèè moest pakke en tóun essem de ramp vanne brug afgeskote."
Daaiing, duizeligheid - Ik draai als een tol, zo'n hevige draaiingen heb ik in mijn hoofd: "Ich drèèn gelek nen dop, zoe'en hevige drèèlings hem ich in menne kop."
Draaien, duizelig zijn vd. gedrèèd
Klein grasveld (zie ook: "gróus" )
Vuiligheid, smurrie - Er kwam viezigheid uit : "Doa'e spoot drek öt "
Direct, onmiddellijk - Het spoot er dadelijk uit: "Het spoot er drek öt"
Gevlochten schoen
Waterachtige substantie - Slappe koffie: "slappen drets"
; Als je koffie blijft opgieten dan krijg je toch maar een slap en kleurloos drankje, waar je de bodem van het kopje (Scherpenheuvel) door kunt zien: "As ge kaffie bleft doorborze dan kregder op 't èn toch mer slappen drets moe'e da ge Skerpeneuvel zéit in linge."
Rijggaren
Bij het naaien het kledingstuk voorlopig met grote steken naaien
Hout van circa 5cm dikte, knuppel, dun rondhout gebruikt bij brokkelig dak
Plassen, pissen
Vrijgezellenavond, drinkfeest
Draad vk. "druike" : draadje. Dat heeft veel moeite gekost. "Da hit droa'ed gekost."
Grappig
1. Druppeltje 2. Borrel
Dromer
Geen melk meer geven: ' druug stön'
Droog - Hij is nog niet volwassen: "Hè es nog néi dru'eg achter zen oere !"

Doorn
Doornenstruik, braambessen
Doodsprentje, gedachtenisprentje
Onrustig zijn voor het sterven
Overlijdensbericht, doodsbrief
Klokkengelui bij overlijden of begrafenis
Duren - dat duurt lang : "da dùi'ert lank"
Het teveel verwijderen, wieden.Het is toch vrij gure wind om voorjaar te zijn. "Vur veurjoar te zèn es 't toch hielen dunne wiend."
Er stonden teveel plantjes in de rij en nu ben ik ze aan 't wieden. "Doa'e stonte teveul plentekes inne rai, en noa zen ich ze an't dunne."
Doopsel
Door
Doordat.Doordat er veel sneeuw lag geraakte hij niet boven met zijn auto. "Durda ter veul snie'ef lag kost 'm néi bove gerake mé zennen otto."
Dooreen genomen, doorgaans.Bij de trekking van de loterij is er meestal een 7 en een 3 bij de winnende nummers. "As 't trekking es vanne loterai es ter dùrgons een zeve en een draai bè de winnende getalle."
Omwoelen
Gemiddeld, doorgaans
Doorregen, met vet dooraderd (zie ook: "vlie'es")
Transparant, doorschijnend
Duivel - Het is een onverklaarbaar toeval: " 't ès of den duvel ter mee gemóid ès."
Ze hebben de vijand in vertrouwen genomen: "Ze zèn bè den duvel te biechte gegoñ".
Soda.Soda in warm water is zeer genezend voor zweren."Duvel in werm woater is hie'el góu tege zwere."
Eerste baardharen, dons, nekhaar, nestveren
Duizend
Dwars, koppig, tegendraads - Dwars door ... : "dwè'es door ..."
Koppigaard
Dwaas, ongecontroleerd - rukwinden: "dwoaze wiend"
Waterdamp
Ui, ajuin - ajuinsaus: " dzjöensaws "
Kijven, luidruchtig van z'n oren maken
Eelt
Iedere keer, telkens - Iedere keer op 15 augustus is het Lummen kermis: "éidereskie'er bè hallef oe'egst ès 't Lumme kerremes."
Iemand
Iets - Wat was dat ? Iets ! : "Wa war da ? Éit ! "
Ergens - Ergens anders. "Éiverans oaners."
Ik woon al 5 jaar op een ander adres: "Ich woen al ö joar of vèèf éiverans aners."
;
"Daar is iemand die ergens iets gehoord heeft," zei Gust tot Jan, "Dat is eigenlijk niet waar," zei die: "Doa es éimand die'e éiverans éit gehuurd hit," zee Gust tege Jan, "Da 's è'el néi woar," zee die'e." Ik zocht een vroegere vriend, maar hij woont ergens anders. "Ich war op zuk no ne vruggere moa'et, mer hè woent éiverans oaners."
1. Eigenlijk, toch - Ik was toch te laat: "Ich war è'el te loat" ;
;het is eigenlijk straf: "'t es è'el grellig."
2. ijl (de loecht war è'el : de lucht was ijl) - Hij is nogal duizelig: "Hè es è'el va kop."

Uitroep van afkeer, foei ! - "Bah" ,riep ze,toen ze met haar blote tenen in haar balschoentjes vol in een hondendrol trapte : "Eèk", réip ze tóun ze mé hur bloe'ete tie'ene in hur balskunkes rats innen honsstront trèèdde.
Slechte (laagste) kaart(en)
1. Aarde, zwarte grond 2. mv. van èè: èèr (ei - eieren) -
't Was een koopje: "Ich hem da kunne koe'epe vur 'n pan èèr". Wat zal het zijn kiezen of delen. "Wa zal 't zen, èèr of júng?"
Aardbei (mv. èèrbere)
Roerei. Als hij thuiskwam van de voetbaltraining had z'n mam boterhammekens met roerei voor hem klaargemaakt. "As 'm töes kwamp vanne trèning ha zen ma bokes mee èèrbrèèdsel gerie'ed gemakt vur hum."
Eierhandelaar -
Eieren haal je bij de eierhandelaar en roerei leg je tussen je boterham: "Èèr halder bè den èèrkrèmer en èèrbrèèdsel smeerder tussen ur snee."
Bunzing
Koelkast -
Of je nu bananen in de koelkast steekt of in de diepvriezer, dat blijft eigenlijk gelijk, ze zijn in beide gevallen klaar voor de composthoop: "Of ge noa benane inne èèskas stekt of innen déipvréis da bleft èvezier gelèèk, ge mót ze inne twie'e gevalle op ’t mestkot goei'e."
Ijskoud - De oostenwind is ijskoud : "Die'e wiend die'e va Bèrringe komt es èèskoad"
Slee
Eigen - vertrouwd zijn met iemand: "ège zèn" -
Het is zeer gemakkelijk, het is een makkie: " 't ès niks in z'n ège "
Eigenaar
Aarden pot of kruik
Aardeweg - Vroeger was er een aardeweg naar Tervant. : "Doa léip nen èreweg no Tervañt "
;
Hij was met zijn luxewagen van die zandweg afgesukkeld en lag ondersteboven in de gracht: " Hè war mé z’n luksvetùi’er van die'en èreweg afgesoekeld en lag èverechsum inne gracht."
 
Erwt(en)
Eten
; Waar gaan we eten? Waar er heel veel volk zit, daar is 't het lekkerste. "Moe'e gonne wè ète? Moe da ze mé 't gat böete stèke, doa'e es 't beste."
p>
1. Tak(ken) om erwten te leiden (mv. "ètraize") 2. Rekje tegen de muur - Ik heb erwten gezaaid, maar ik moet er nog rijshout tegen plaatsen: "Ich hem hoeg ette geplant, mer ich mot 'r nog etraizers tege zette."

Averechts
Andersom, ondersteboven
Evenzeer, gelijk, hetzelfde
Ijzer
Vierkante ijzeren eg om stoppelveld te breken -
Toen Pieter terugkwam van de oorlog zag zijn gezicht eruit of hij op de wereld geholpen was met een ijzeren eg in plaats van met de verlostang: " Tóun Pier trugkwamp vannen oorlog zag ze weze ter öt of ‘m gebore war mee d’ èzereeg inne plek van mee d' èzers. "
Ijzerhandelaar
Verlostang ("mé de èzers")
Echt waar - Het is heel echt waar : " 't Es echtentechtig woar ! "
Eend
Eventjes - Na het ploegen van het rapenveld hebben ze het eventjes later ook geëgd, nu ligt het mooi gelijk om te zaaien: " Noa 't ploege van 't roapeveld hemme ze 't evvekes loater ge'eegd, noa lit 't skoe'en gelèèk vur te zèèn."
Eggen
Houtboor
Achterste, achterwerk, zitvlak -
Ik was eens met hem gaan praten, maar ik vond dat hij de waarheid en z'n eigenlijke plannen niet vertelde: "Ich war es bè 'm gón klappe, mer ich vond dat 'em 't eggerste va z'n tóng néi léit zéin."
Tweedehands, occasion, gelegenheid - zie ook: "okkoazie"
Bedrijfswinkel
Elk(e) - elke keer: "ellekes kier " -
Iedere keer als ik een armvol hooi de hooizolder op draag mistrap ik mij op die kapotte sport van die ladder: "Ellekes kier as ich nen ellever hoe-i den tast op draag, mistrèèn ich mich op die kapotte sproot van die lier."
Erven, verdelen - Ze moesten nog erven van hun oom Leopold: "Ze moeste nog ellevére van hunne nonke Pol."
Een armvol - een armvol hooi "nen elver hoe-i "
Met een baby ronddragen en wiegen (naar analogie met een opper hooi vastnemen)
Omhoog - Hij is hoogmoedig geworden: "Hè ès emoeg gevalle."
Condoom
Wisselgeld - Ik kan niet gepast betalen: "Ich hem gien enkelgeld."
Enkele
Schoudervulling in kledingstuk
Arm, onbemiddeld - Die arme man bezat niets: "Die'en erme kloe'et ha giene nagel vur an zè gat te krabbe"
Arm (ledemaat) -
Enkele weken geleden viel die arme mens van de trappen van de kerk, z'n twee armen over: "Entige wèke leen véil die'en erme miens vanne trappe vanne kerk, z'n twie'e erme euver."
Armsgat
Zware arbeid, hard labeur - Kolen houwen is zwaar werk: "An't front kole make, das errebed ! "
OCMW - Hij leeft van het OCMW : "Hè es an den Erreme"
Armoede - Ze is doodarm: "Ze zéit zwet van erremói ! "
Kipkar om aardappelen, bieten, rapen te vervoeren - Over aardewegen en over bruggen reed hij in zijn overall overal leveren met zijn kipkar: "Euver èrewege en euver brugge ree 'm in zenne kloon euveral levere mé z'n etkèèr."
Over - heen en terug: "euver en wie'er"
Overal,werkkledij overal, - Over aardewegen en over bruggen reed hij in zijn overall overal leveren met zijn kipkar: " Euver èrewége en euver brugge ree 'm in zenne kloon euveral levere mee z'n etkèèr."
Verklikken
Overhoop - Overhoop zetten: "euverèn zette"
Ze hadden de ganse winkel overhoop gehaald. "Ze haan den hiele winkel euverèn gezatte."
In de kamer lag alles overhoop. "inne koamer lag alles everèn".
Overeten. Hij had teveel geeten,hij voelde zich zo dik als een ton zei hij. "Hè had 'm euverète , he war zoe diek as 'n ton zee 'm."
Om beurt
Een kind laten plassen door het onder de armen door met de benen vast te houden, zodat het de grond niet raakt. - Als de kleinste onderweg moest plassen, hielden we hem boven de grond. "As de klenste onnerwège moest piesse héile we 'm euver."
Overeen - Mekaar goed verstaan: "euverie'en kome"
Overvliegen, (fig.) over de brug komen - Er kwam een vliegtuig overgevlogen en dat landde in Schaffen: "Doa'e kwam ne vlieger euver en die'e gonk in Skaffe doal "
Klokken luiden bij een sterfgeval -
Vroeger als de mensen stierven dan luidden de klokken, voor een man luidde het drie keer en voor een vrouw twee keer: " Vrugger as de miense doe’edgonke dan woorte ze euverlaid, vur ne mansmiens laide het draai kiere en vur ö vrommes twie’e kiere. "
Overlopen, Overtrokken - betrokken lucht - de lucht betrekt: ' 't euverlúpt'
Overmorgen
Achterover vallen
Afranselen met koord ( " zie'el ")
1. Onlangs 2. Te laat (bv. maandstonden die achterblijven: "z' ès euvertèèd" ) - Onlangs had mijn zus haar maandstonden niet op tijd, toen had ze veel schrik:
"Euvertèèd war mè zuster euvertèèd, tóun zat ze bè de poepers ! "
Onlangs
De hemel is aan 't betrekken
Bewolkte lucht
Graansoort Eeft of Evie (Avena strigosa)
Eventjes (zie ook 'efkes'
Pintje bier ( bierkwaliteit: export): "nen expoar"
Dwarliggen, vervelend tegendraads doen.Er was niets met hem aan te vangen, hij was voortdurend vervelend en tegendraads. "Do war niks met 'm oa te vange, hè dee niks as ezele."
1. Koplamp 2. Schijnwerper. Hij rijdt nog met zijn mistlampen aan , hij is zeker beneveld. "Hij rait nog mé z'n miestfare oan, hè es zeker beneveld."
Bakkebaard(en)
Fabriek
Het vooruit doen gaan: "fagaar gève"
1. Onhandig 2. Versleten doek
Onhandig bezig zijn
Onhandig iemand
Ontsporing van loco of mijnwagen
Breuk, storing
Postbode
Ingang, stuk gelegen tussen de wei en de weg afbeelding
Grap, mop - Een mop vertellen : "een fars vertelle" ,
Daar heb ik wat meegemaakt ! : "doa'e had ich een fars anne hand ! "
Felix
Fijt. Hij had het fijt aan de nagel van zijn dikke teen. "Hè had 't fèèt anne nagel van zennen diekken tie'en."
Vijftig
Gummislang voor aanvoer van water en perlucht, flexibel
Mooi, knap
Vermicelli
Feesten (vd. : gefie'est
)
Josephine
Bunzing
Bunzingklem
Veertig
Veertig (als maximumsnelheid van bromfiets ?) - Vol gas, in volle vaart: "de volle fiettig"
Fluisteren, fezelen
Flirten
Onbetrouwbare, geslepen kerel
Halsdoek
Fluim, slijm
Kapmes om graszoden te kappen (plaggenzeis) afbeelding - zie ook website van hetmot.be
Slordig gooien
Iemand die in de gunst staat
Aderontsteking, flebitis
Vorig, verleden : "
flee joar " (vorig jaar)
"flee'e moñdag" (vorige maandag) - Vorige week donderdag was het café gesloten: "Flee'e donnerstag va flee wèèk,
war de café néi ope."

Fles, buis
Zakken voor een examen, buizen (vd. geflest )
"hè war geflest veur zè raibewais"
Flemen, vleien
Vleier
Viooltje. Onze pa plantte ieder jaar purperen en gele viooltjes langs het tuinpad. "Ozze poa zat alle joare purper en gèèl flettekes langs den hofpad."
Pleuritis, longonsteking
Kussensloop
Flirterig rond iemand hangen
Schrik hebben: 'mé de floep ziette'
Graszode
Flauw - Ik voel mij erg slapjes: "Ich zen zoe floo as 'n poet."
Ze viel bewusteloos……., en toch was de saus maar flauw, de soep ook. "Ze véil floo, van hurre sus, van hurre klot en van hur zelleves, en nog war de saws mer floo, de sóp ooch."
Florent, Floris
Stortbui
Zacht, week - Een treurwilg heeft zacht hout: "Nen treurwilg hit flós hoot."
1. Gordijnkwast 2. Kwast op paardenmolen
Fluitje, kleine pint - Dat ging gemakkelijk vooruit: "Da gónk vùröt as e flöjke vanne cent !"

Velours, fluwelen stof - Ik heb een mol gevangen: "Ich ha iene gevange mé ö flóure brukske oan."
Hij had een geribbelde fluwelen broek aan en zij een effen fluwelen rokje en ook een fluwelen jasje. "Hè ha 'n gerubde flou'ere brók oan en zè 'n effe flou'ere rökske en ooch e flou'ere jaske (jeske)."
jicht, reuma; acute jicht: " 't vliegend flurresain" (door begripsverwarring ook gebruikt bij 'fleuris', pleuritis)
Ondergrond
Kermis
Kermisvolk (zie "kiekassevolk"). Florent was 't kermisvolk gaan helpen, want de zaterdagnamiddag ging de foor open. "Flor war de foe-rmanne goñ höllepe, want sötterdags 's achternóuns gonk 't foer ope."
1. Vrouwelijk geslachtsorgaan 2. Blaf van hond met hazenlip 3. Dikke leugen - grote blaas (zie "foefkes")
Iemand die zich niet aan de regels houdt
Blaasjes, onwaarheden : "éimand foefkes wèèsmake" (iemand blaasjes wijsmaken).
Halsdoek dat geknoopt werd (zie "flaar" )
Ontoerekeningsvatbare geestelijke toestand - Het was maar een dwaas idee: "Het war mèr ne foerel"
; Hij was onhandelbaar : "Hè war in zenne foerel " (zie ook: "Bözzeke")

Stuurstang van fiets
Iets wegmoffelen
Foei
;Knutselen
Zottigheid. Hij is er in een woedende bui naartoe gerend en vreselijk uitgevlogen, maar eigenlijk had hij beter eerst eens nagedacht. "Hè es doa'e in 'n folie hinne gevloge en van z'n kloe'ete goñ make, mer hè ha bèter ie'est es noagedacht."
Iets onhandig behandelen
Alfons
Fout, vrijschop
Kracht
Biceps. De jongetjes pronkten met hun biceps bij de meisjes."De mennekes ware bè de wichter an 't stóffe mé hun forsbolle ."
Smeerput
Belgische frank. 1 frang: 
5 frang, 1 Belga: 5 Belgische franken
; 50 cent:
"halve frang"
Frank (vroegere Belgische munteenheid) - Ze is overdreven zuinig: "Ze zo ne frang in twie'e bète."
; dat is iets goedkoop: "
Das éit va 5 balle vur ne frang."
Brutaal, stout - Brutale kinderen: "Franke júng"
Grap - grappen uithalen: "fratse öthoale"
Frederik
Rem - Ik remde: "Ich péik menne frèè".

Franjes
Frans
1. zn. Voedsel, eten 2. ww. Gulzig eten, vreten - Hij kan enorm veel eten : "Die'e kan frette gelèk ö pèèrd."
; de schuld krijgen: "De boter gefret hemme."
; daar kan ik mij over opwinden: "Doa'e fret ich men kas an op ! "

De benen nemen, ervan onder muizen
Gehaktbal. Gehaktballen met kriekjes om duimen en vingers af te likken. "Frikedelle mee kriekskes vur daime en vingers af te lekke."
Kapsel met over het voorhoofd hangende recht geknipte haren, pony haarsnit.Fransje had Rozeke haar pony afgeknipt, toen haar papa afkwam nam hij snel de benen. "Frenske ha Rozeke hurre froefroe afgekniept, toun hurre poa afkwamp frietste hè ter rap vanonner."
Iets op onhandige wijze doen
Een prop maken, verkreuken
Iemand die overal aan zit te prutsen
In plooitjes schuiven
Kolenfront of steenfront
Onhandig handelen
Iemand die iets doet, maar niet goed ...
Geluksdoelpunt. Messi liep in volle vaart naar de andere goal, viel over z'n linkervoet, viel met z'n hoofd tegen de bal en die rolde in het doel, een geluksdoelpunt. "Messi léip volle fiettig no d'oaner gool, strunkelde euver zenne lingse vóut, véil mé zenne kop tege de bal en die'en trulde inne gool, 'n echte frotselgool."
Een gefronste volant
1. Friemelen 2. Prutsen 3. Ganse dag bezig zijn en niks doen.
1. Prutser 2. Zenuwachtig type
Theofiel
Raden (zie ook: "roai'e") - Je mag drie keer raden wat ik nu gevonden heb: "Ge mugt draai kiere geroai'e wa ich noa gevonne hem."
- raad eens: "groaid 'es !"
Het is je geraden uw huiswerk te maken, anders mag je eens raden wat ik zal doen, dan krijg je van de stok op je billen. "t Es óch geroai'e dagge ur höeswerk makt, oaners mugder es groai'e wat ich zal dóun, dan kregd'r vanne stek op ur bille."
Lange regenjas. Benedikt had een lange regenjas aan met een ceintuur in de lende en een grijze vilten hoed op, een borsalino. "Dikt ha ne gabardine oan mé ne réim in z'n lee en ne grèze feutere hóud op zenne kop, ne borsalino."
1. Tweetandige hooivork 2. (fig.) Grote mond. Ze reden met de hoogkar 't broek in,en met hooivorken staken ze het droge hooi op de kar, de voor - en achterhekken hielden 't samen. "Ze reen mee de hoe-ikèèr 't brók in, en mee gaffels stake ze 't druug hoe-i oppe kèèr, de botterikke veur en achter héile da bie'en."
Aftroggelen, afsmeken (zie ook "aflaize")
Iemand die blijft aandringen om iets te krijgen, aftroggelaar
verbinding tussen steengang en pijler
Een straffe kerel : "ne galjaar" ( < Fr. gaillard) (zie ook: "kastaar"). Alhoewel iedereen zei dat hij een straffe kerel was , stond hij daar op z'n pantoffels op de markt te bedelen voor een boterham. "Allewöl da alleman zee dat 't ne galjaar war, stónd 'm doa op z'n galosje oppe mèt te gaize vur ne boterham."
Lage steekpantoffel
Gang. - Hij draaide even aan 't sleuteltje en 't was in gang."Hè drède mer es an 't sleutelke en hè war in gank."
Hij gaat erg snel: "Hè got nogal ne gank."
; op gang, gestart: "in gank"
Hij haaste zich. "Hè gink nogal ne gank, ich moest bekans loe'epe vur 'm te vollege."
Ze duwde 'ns op de startknop en 't werkte. "Ze dawde es oppe startknop en 't war in gank."
Spatbord van auto. Cella had met de auto tegen 'n weipaal getikt, ze had nu 'n bluts in 't spatbord. "Cella ha mee de oto getutst tege ne wèèpoal,noa hit ze 'n bluts in hurre gardeboe."
Veldwachter
Mijnpolitie, mijnwachter
Waarborg
1. Zitvlak, achterwerk 2. Opening - Hij kan niet stilzitten: "Dieje hèt gie zittend gat !"
-; hij zal moeten wennen: " 't zal ze gat voare ! "
Wanneer je er de brui aan geeft omdat het niet lukt. "Dattet dink mè gat kust."
Ze was op haar teen getrapt. "Ze war in hur gat gebete."
Kort schortlint
Gauw, snel. Ik moet eens dringend een plasje gaan doen. "Ich mót es gaw m'n petette goñ afgéite."

Gehandicapt
Broers, gebroeders
Fietsstuur
Groot gebouw - Ze hadden een groot gebouw aan 't kanaal neergezet: "Ze haan doa an 't kenoal nogal ö gedóun hinne gezatte, 't war 650 m lank en wöl 60 m brie'ed."
Met drie, drietal. Met Paal kermis gingen ze met hun drieën op stap tot 's morgens vroeg. "Mé Böetingkerremes ginke ze hun gedraaine op skok tot 's mörregesvrug."
Jij. Gij zijt precies niet van de minste. "Gèè, gè zet néi mien gèè!"
Verlangend kijken, smachtend uitzien naar iets (‹ geil + ogen) - Onze Arthur,onze Isidoor en ik hingen met ons drieën, de drie broers, over ons fietsstuur bij de bakker voor het venster te likkebaarden naar al die cakes en taarten: "Ozzen Tuur,ozzen Door en ich honke oos gedraai'ne, de draai gebrùi'ers, bè de bekker vurre vienster, euver ozze gedón te gèèloege no al die getoos en vloaie."
Geelzucht.Casimir heeft drie maanden thuisgezeten van 't werk met hepatitis. "Méi'er hit draai moñ töes gezete van 't werk mee de gèèlverf."
Korset van elastische stof, zonder baleinen (‹ Fr. 'gaine')
Dunne lange staak, lange stok (zie ook: "boengèèr" , "vogelsgèèr" )Ze hadden een voorlopige poort gemaakt met een aantal lange stokken. Ze haan 'n prófezwoar goar gemakt mee 'n die'el gère.
Hijgen - De veldwachter stont te hijgen als een oude blaasbalg, hij zat er eentje achterna van in Geenhout en op Tervant aan het kanaal had hij hem bij z’n kraag: " De garre stont te gège gelek nen oa bloa’esbalg, hè zat ienne achter zè gat van in ’t Genhoot en op Tervañt anne kenoal hatter ’m bè zenne kalléé."
Geluid van iets dat uitgesleten ("ötgehódderd") is
Gieter. Hij was zo fier als een gieter. "Hè war zoe vrie'et as ne géiter ( as è kapmes)"
Begerig kijken (zie "gaize" )
In orde.Iedereen hebben ze bezocht, overal zijn ze gaan vragen en bepleiten en op 't allerlaatste hebben ze een brief naar de paus gestuurden toen was het in orde, Paal werd een parochie. "Alleman hemme ze achternoa geloe'epe, euveral zen ze goñ vroage en 't goñ ötlenge en op 't leste hemme ze ne bréif nó de paus geskreve en tóun war 't geklónke, de Böeting woord 'n parochie."
Boerenerf
Grond waar een huis op staat - Als we dan 's avonds thuiskwamen, dan stond er op het erf een heel lange tafel, daar zat dan iedereen rond voor het avondmaal: "As we dan 's oaves thöeskwampe, dan stond er op 't geleeg een hie'el lang töffel, doa zat dan alleman rond vur oaveskost te ète."
Gelijk : "
Ik had gelijk, ich ha gelèèk ! "
Samenspannen
Geleden : Veertien dagen geleden "vietéin daag geleen"
1/4 de van een schoof vers gemaaid (gepikt) graan -
Vroeger als het koren werd pikt was ik binder. Ik draaide rond zo'n bussel koren een strooien band , wrong de twee uiteinden goed samen en dan had je een geleg: "Vrugger as ze an 't kore pikke ware war ich biener. Ich drède rond zoe'en bussel stroe-i ne stroe-i'e band en vronk die'en tegói bie'en en dan hadder 'n geleg. "
Gepast, ongepast
Als, zoals : "éit gelèk da héi" - Dat gaat goed, dat verkoopt goed: "Da lúpt gelèk nen trèèn" .
; Er beteuterd bijstaan: "gelèk ne Zebedeus"
Glad
Geslepen persoon : "ne gelèttige"
Heel warm, gloeiend - Een geslepen persoon: "ne geleunige"
; Hij had lang in de gevangenis gezeten voor allerlei gesjoemel, de ene noemde hem een gladde jongen, anderen zeiden dat ie aangebrand was: "Hè ha lank inne bak gezete vur vanalle hèmeleke dings, den iene noemde 'm ne gelettige, mer d'oaner zeen dat 'et ne geleunige war. "
Schuin (kleding)
Kosten. Wat kosten de eieren. "Wa gelle de èèr?"
Wat kosten de appelen en peren op de markt. "Wa gelle de appels enne pere oppe met?"
Geladen, beschonken
Geloof. Hij is ongeloofwaardig. "Do kunder de helligt nog néi va gelú'eve."
WC (minder vulgair dan " 't höske" ) - " no 't gemak gón" ;
ik zat op m'n gemak op het toilet: "Ich zoot op mè gemak op 't gemak"
1. Van slechte kwaliteit 2. Slecht van karakter 3. Slonzig gekleed
Gemeend
Gewoonlijk - Gemeentewerklieden maakten de gaten in de straten dicht, maar ze gebruikten van die minderwaardige cement. Gewoonlijk maakten ze ook de grachten open: "De manne vanne gemènte méike de kótter van stroa’ete toe, mer ze gebrökde van die’e gemène cement. Gemèènlek méike ze ooch de grachte ope. "
Tijdens de Goede Week is het weer gewoonlijk niet veel soeps . "Gemèènlek est onner de gói wèèk néi veul fameus va wèèr."
Gemeente
Ondergrondse landmeter (mijnmeter) , mat de prestaties op van mijnwerkers in de ondergrond ( zie ook: 'markeerder' )
Gesukkel
Wormstekig
Gehakt. Ik moest een kilo gehakt halen voor de spagettisaus. "Ich moest ne kilo gemoale hoale vur in de spagettisaws."
Troebel
Genegen
Vrijersstraatje naast 'den drukker' (Heldenlaan)
Graag.Ik zal je er eens een pleziertje voor doen. "Ich zal 't er óch es gère vur zéin."
1. Groep kleuters 2. Van de hoogte afrollen
Gerief, gemak - 't Is een genot een WC binnenshuis te hebben: "'t ès ö geréif een höeske in 't höes te hemme."
Gerieven
Klaar, gereed -
Ben je klaar ? "Zedder gerie'ed ? " Met een beetje moeite was je klaar geweest : "Mé e bietske móite war d'r gerie'ed gewiest !"

Klaar maken, koken : " Het ète gerie'ed make"
Geraamte (van mens of huis)
Gestremde melk om platte kaas van te maken (‹ rinne, vd gerónne)
Geruit
Gist.Als ons moeder ging bakken moest ik eerst naar bakkerij Reynders om gist te halen. "As os ma vrugger gonk bakke dan moest ich bè Bou'er Reyners altijd e blökske gès goñ hoale."
Gespikkeld, gestippeld
Moerasbezinksel, moerbezinksel in lage weilanden
Beenbeschermer(s)
Gek, niet goed wijs - Ben je gek : "Zèdde gè getiekt ?"
Met tien samen
Gereedschap, werktuig
1. Geheel van kar en toebehoren 2. Met hebben en houden.
Getweeën
Getweeën, met z'n tweetjes
Bijzonder of raar iemand
Geven ( ott: ich gèèf , gè gèft, hè gèft
) - Een geschenk vraag je niet terug: "Gegève ès gegève en trugpakke ès gestole."

Gevieren, met z'n vieren
gevel, fig. gezichtsprofiel - Lange neus: 'groe'ete gèvel'

Groeizaam, vruchtbaar ; groeizaam weer: 'gewessig wèèr'

Gewoonte, gebruik
Laten doen, laten verder doen : "lötte gewère" ;
"hè kan gewère" (hij kan verder)
Geworden, verder kunnen - Kun je verder, gaat het: "Kunder gewère ? "
Winst. De eerste winst houdt geen stand. "'t Ieste gewien es kattegespien."
Gewoon
Met zes
Krant, gazet ; forsgebouwd (bijv.nw.: gezet).Het was een forsgebouwde dame. "'t War 'n gezette medam."
Met zeven
Gekookt (vgl. 'zieden') (zie ook: "gezoai'e en gebroai'e" )
Gezoden (‹ zieden) en gebraden - Dag in dag uit is hij daar, te pas en te onpas. "Hè lit er gezoai'e en gebroai'e "
Overmatige drankconsumptie. Door al dat drinken is hij aan lager wal geraakt. "Dur al da gezöep es 'm va bed op stroe-i gerakt."
Regel (rij) gemaaid gras
Ingehouden lachen, giechelen. Dat meisje lacht en giechelt altijd. "Da wicht es 'n echte gieber."
Iemand die zit te giechelen
Giechelaar (m/v)
Gele berg, waar in Paal een molen stond tot eind de jaren '50.
Buik - "in zenne gieles slage": opeten, drinken ;
"e stuk in zenne gieles": dronken
(Sinterklaas)snoepje (bv. in de vorm van O.L.-Vrouwtje ) - Afbeelding
Geen
Hopeloos, zonder effect - dat helpt allemaal niet: "da's gienavans"
Ginds (richting)
Daarginds
Naar ginder gaan. t Was maar een uurtje stappen tot ginds. "In't giensgoñ da war mer 'n urke."
Geeuwhonger, plotse honger
Geestelijke, priester. Vroeger waren geestelijken door hun kledij herkenbaar. "Vrugger kosder giesteleke al va wèèd herkenne, mer noa zéider het verskil nemie'e mee gewoe'en miense."
Gisteren
Spoorstaaf
Gillaume
Gierig - (Rijmpje, nieuwjaarsliedje) Hoog huis, laag huis, hier woont een gierigaard : "hoe-g höes lieg höes, do ziet 'n girige pien in höes !
Glad
Naar wens zijn
Zorg dragen voor iets ( < gadeslaan : goed in het oog houden) - Je moet zorg dragen voor je nieuwe fiets: "As ge urre néive vlo néi goaislagt,
dan kunder 'm tussen dit en ö joar an nen èzermersjang meegève, want dan es 'm no de kloe'ete".
Wees zorgzaam voor jouw nieuwe fiets. "Slagt 'm goai, urre néive vlo."
Alles goed verzorgen. "Alles goai slage."
1. Ongepast staan te kijken 2. Geeuwen - Waar sta je naar te kijken : "Moe'e stödder hinne te goape ?"
Afsluiting van weideingang - Doe de afsluiting dicht, anders gaan de kalveren misschien lopen: "Trekt de goar mèr toe achter ur gat,
aners gón de kalver miskéin loe'epe! "
Ze hadden een voorlopige poort gemaakt met een aantal lange stokken. Ze haan 'n prófezwoar goar gemakt mee 'n die'el gère.
Helemaal - Helemaal niet: "goar néi " ;
dat is helemaal niet waar, daar hebben ze me helemaal niets van verteld : " Da's goar néi woar, ze hemme mich do goar niks va gezeed."
Breigaren
Ga je (gaat ge) (zie: gón) - Ga je al naar huis : "Godder al nó höes ?"
Subtiel vloekje (Gods genade) - Het is het één en ander : " 't ès godsgenoai'e wa geskete ! "
Scheldwoord, schreeuw om katten of honden te verjagen (< ' Ga je ?!')
Woensdag
Zware onweersbui - Een donkere zwarte lucht: "een zwette goerel" ; Er hing regen in de lucht, hoog tijd om de beerput leeg te maken : "Doa'e kwam een zwette goerel af, 't war hoeg tèèd vur zèèk te voare."
Een donkere zwarte lucht. "Een zwette goerel."
Bromtol
Zin, trek in iets - zoveel mensen, zoveel voorkeuren: "Goesting ès koe'ep"
Groene zaadbol aan het aardappelloof
In vrolijke stemming, ook moedwillig
Goede, verbogen vorm van "góud" - De voorkamer : "de gói plek"
Vestje, jacket
Gaan (ott: hè giet of hè gót ; ovt: hè gink of hè gónk ; vd. gegón ) - Ga je mee: "Godde gè mee ?"
;
hoe gaat het ? Goed ! : "hóu giet 't ? (gót 't ) Góu (d)"
- Ga weg: "gót oan ! "
Goud
Goed - Hij was een nietsnut: "Hè war allie'en mèr góud vur leeg zakke recht te zette"
Betongranulaat, kiezel, grind (<Fr. gravier)
Kleine gracht, vk. van "gracht"
Grijnzen - Je moet niet grijnzen, want het is echt waar: "Ge mót néi greelache, want 't es echt woar !"

Graan
Rij gemaaide halmen
Vlaaienhort (latjes op de taart)
Straf, geweldig - Dat is straf: "da's grellig ! "
Grendel
Kraan met opengaande bak om bulk te laden en te lossen
Kruimel, kleine stukje brood
Morsen met kleine stukjes
Koekjes van overgeschoten deeg
Griffel, schrijfgerief voor de lei (zie 'lai' ), een stenen pen om op leistenen bord te schrijven
Enten
1. Grijnzen 2. Mokken, pruilen
Hark, rijf
IJzeren klem
Ijzeren hek
Grendel
Gras
Gratie, genade
Graszaad. Ik had teveel graszaad gegooid, 't kwam op zoals haren op 'n hoofd. "Ich ha ter teveul groaszoa'ed opgegoeid, 't kwamp öt gelèk hoar op nen hond."
Handvol - vk. "gröbbeke"
Groot
Fijne steenkool (stofkool)
Steenkoolbak
dik, kort op mekaar
Kolenemmer
Angstaanjagend, duizelingwekkend
1. Erg 2. Straf - Het is wel straf : " 't ès è'el grellig ! "
Hij schat zichzelf hoog in. "Hè hit e grellig gedacht va z'n ège."
Dat is straf. "Da's grellig."
Z'n ongenoegen kenbaar maken
Brompot, Knorrepot
Gemopper, berispingen
Aardappelen rapen
Zwemmen in ondiep water met handen en voeten op de bodem
Grof
Een handvol van iets (vk. " gröpke ")
12 dozijn (144)
Grommen
Aardappel- of bietenkuil, groeve
Kraan met vallende bak om bv. schepen of wagons te laden / te lossen
1. zn. Nateelt van rapen (metonymie naar groen) 2. bn. groen
Regel gemaaide halmen
Boerenkoolstoemp
Winterkool
Klein grasveld (zie "dréis" ) - Het gras op het grasveld is veel groener dan dat op de bleekwei: "et groas oppe grùis es veul grùiner as da oppe blèèk"
Grootmoeder
Grootvader
Grootvader
Schuttersgilde
Clubgebouw van de schuttersgilde - Het gildehuis stond dicht bij de (staande) wip: "Het gullehöes stónd e bietske vanne vogelsgèèr af "
August(a)
Schoolverzuim, spijbelen : "haagskool dóun"
2 ijzeren haken met kettingen, verbinding tussen het nekstuk voor het paard en de werktuigen of kar
Terugstoten op de wissel zodat de mijnwagen op het juiste spoor komt
Iemand een lesje leren - Julie van Frans van de Smalle had haar oudste zoon flink de mantel uitgeveegd (of afgerost), toen ie met zijn nieuw pak in de prikkeldraad was blijven hangen: "Zjelie va Frans vanne Smalle ha hurren oadste nogal gehai'eerd, tóun 'm mee zè néif kestum inne piennekesdroa'ed gehangen ha !
p>
Huifkar
Huizen, verblijven
Ijzel
Boterham met wit en zwart brood
De helft van de tijd. De helft van de tijd heeft hij geen geld bij zich."Den halfstentèèd hit 'm gie geld bèè."
De helft van de tijd waren ze met elkander aan het praten in plaats van te werken. "Halfstentèèd stonte ze te zie'evere tegenie'en inne plek van te werke."
Pauze, rust in een sportwedstrijd
Echtgenoot (-genote)
Halve poortvleugel
Idioot
Gevaarlijke bezigheid
1 centiem
Min of meer
Volle hand als maateenheid: "een hamfel skeute" (een handvol knikkers)
Iemand zorgzaam betasten, liefdevol verzorgen
Hand(en) mv. 'hoan' vk. 'henneke' , meemaken: "anne hand hemme" - Er scheelde heel wat: "Ze haan van alles anne hand."
;
die mag tevreden zijn: "Die'e mag z'n hennekes kusse"
Dat is wel jouw manier van doen, niet? "Do hidde gè zoewöl 'n henneke van eweg hè?"
Houvast, klink, handvat in de zicht
Wegwijzer
Hangen
Het zal goed uitkomen: " 't zal hanne ! "
Handig zijn -
Allerlei onbestemd en wanordelijk materiaal
Bedienen, behandelen
Raprap
Onverschrokken, stoutmoedig of vinnig persoon
Verstevigde buigzame luchtkoker
;Kolensnijmachine of trommelsnijmachine
Afbouwhamerpin
Kolenpik, houweel
Pand
Heidesijsje, kneu (carduelis cannabina)
Hier -
Hier zie: "héi sè ! " - Hier of daar: "héi of doa'e"
Hier of daar staan er vuilbakken, maar waar ze moeten staan staan er geen. "Héi of doa'e stön ter vöelbakke, mer moe'e dat 'r mótte stön stön gien."
Hiel zie ook Vessem
Zich opjagen om klaar te geraken
Snel ; snel aan: "hel oan"
Stevig, flink (gaan, rijden, ...) - Flink doorstappen: "Hel oan gón"
Hè daar
Heilig, zelfst. "hellige" (heilige) - Zich beter voordoen dan men is: "Den hellige öthange."

1. Naamdag van een heilige 2. Overdreven heisa, spanning - Je moet je er niet zo druk over maken: "Ge mot 'r gienen helligendag van make"
De helft van iets : "de helligt van ... "
Heimelijk, achterbaks - Een onbetrouwbaar persoon: "Ne hèmeleken duvel "
Lolly. Lekstok. Hamertje, bolletje karamel op houten stokje
- Hard bolletje snoep op een houten stokje: "Een hèmelke ès ö bölleke sneuk op 'n hotere stökske"
Hebben (ott ich hèm, gè hèt (inversie: hedder of hidder), hè hèt of hit (bv. "hè hit het an zen hèt") ovt ich ha vd gehad) - (fig.) Iemand een poets bakken: "éimand hemme"
;
als je daar een job wil krijgen, heb je voorspraak nodig: "As ge doa'e ö plekske wilt vastkrège dan hidder toch ne krawalgel vandóun zulle ! "

1. Washandje 2. Misvormde hand
Polsmof
Mooi, aantrekkelijk - Wel wel, dat is een mooi meisje: "Dedju'e, da es een hennig maske ! "

Handbijl voor aanpassing stuttinghout
Het vee van weide doen wisselen
Uurwerk (pols-of zakuurwerk). Een nieuwe horloge daar moet je met zo'n rapport nog niet eens aan denken. "Ön néif herlozie die kunder mé zoe'e rapport op urre böek skrève."
Naar hier
Haring
Hersenen
Houvast (hebben) - Stevig staan: "Herstöns hemme"

Hier - Hier en daar: " Hès en giens ;
Van hier naar daar: "Van hès no giens"
Zuurdesem
Haastig
1. bn. Hard - 't is een taaie kerel: " 't ès nen hette ! "
2. zn. Hart -
ter harte nemen: "ter hette nemen" ;
hij is zeer hardvochtig: "hè ès nen echte hettefretter " ;
hij is erg gevoelig / rap bang: "hè hit ö klèèn hetteke" ;
hij is gevoelloos: "hè hit gien hèt "
iets niet kunnen doen of zeggen: "het néi euver z'n hèt kunne krège" ;
tegen z'n zin een harde beslissing nemen: "va z'n hèt ne stie'en make."
Als hij te hard ademde kreeg hij van die harde steken aan z'n hart, en je hoorde duidelijk dat z'n hart dan ook nog te hard klopte. "Assem te hèt össemde kreeg hè van die hette steke an z'n hèt, en ge huurde dan ooch hèt da z'n hèt ooch nog te hèt klopde."
Heten. Hoe heet jij? "How hède gè? "
Verdriet, hartzeer
Hartig, smakelijk
Hartepijn, verdriet, spijt
Hooiopper
Het hooi in kleine hoopjes zetten, dit deed men 's avonds voor de dauw of in de dag als de boer regen verwachtte
Vlierstruik
Zuurdesem
Heb je (hem)
Helemaal, gans (zie: "hielegoar") -
In z'n geheel: "in zennen hiele"
Heer
Heeroom
Hees
Heesheid
Heet - Het is snikheet: " 't ès stiekkend hie'et"
Helemaal, heelhuids - Zij was dement: "Zè war hielegans va hurre troe'en af"
; Die deur was helemaal scheef getrokken:
"Die deur war hielegans öt den hoar"
Ondanks vele en langdurige klachten deed hij verder en zo is hij op de sukkel geraakt, eer hij weer de oude zal zijn zal nog een hele tijd duren. "Nó lang en veul klachte dee 'm tóch voets en zoe'e es 'm hielegans vanne poe'et gerakt, mer ier dat 'm trug te poe'et zal zèn, da zal nog 'n tetteke dùi'ere."
Helemaal (zie: "hie'el" )
Kip
Voeder voor kippen
Framboos
Roerei met bloem, melk, zout, al roerend in de pan gebakken (zie "èèrbrèèdsel" )
Kippenhok
Heet, gloeiend (kindertaal)
Hitte, heetst
Hengsel, draagscharnier
Hinkelen (op één been verder springen in een bepaald patroon)
Naartoe, heen. Als ik een voet herzette vroegen ze waar ga je naartoe. "Ik mocht gienne vóut verzette of ze vróuge, moe godder hinne."
Haak. Doodop zijn. "Annen hoak zen."
Op de wereld helpen, bijstaan bij de bevalling. Wie heeft geholpen met de bevalling? De vroedvrouw. "Wéi hit de klenne gehald? De waisvroo!"
Ze zijn vlug de vroedvrouw gaan halen om het kindje om bij te staan bij de bevalling, ze dachten dat het een tweeling was. " Ze zen rap de waisvroo goñ hoale en die hit dan de klenne gehald, ze dachte dat't 'r twie' e ware."
Paardenhoofdstel, lederen montuur rond de nek van het paard (gevuld met eikenhout)
Hamer
Houten balk met kettingen dat aan het nekstuk wordt bevestigd en waar men dan de werktuigen aanhing
Haan - Bij het krieken van de dag beginnen de hanen te kraaien: "As 't begient te liechte dan begienne de hoane bè den ieste klère al te zinge ! "
Handen ; enk. 'hand'.t Is een echt haantje de voorste. "’t Es een echt hanke vùröt" 
Rozenbottel - In 't Duits noemen ze dat Hahnenklötchen of Hahnenhödlein, in Paal hanenkulletjes: 'In 't Döts hète ze da Hahnenklötchen of Hahnenhödlein, oppe Böeting hoanekullekes.'
Gekribbel, onleesbaar geschrift - Meester Luyten zei dat mijn geschrift onleesbaar was: "Miester Löete zee dat 'm men hoanepoe'ete néi kost lèze."

Haar vk. "hörke" -
Het moet niet zo precies zijn: " 't stekt op gien hoar."
; iemand niets in de weg leggen: "éimand gien hoar inne weg lenge"
Je moet niet denken dat het zo gemakkelijk is als het eruit ziet. "Ge mót néi dinke dat 't mer hoarsnaie op ne kletskop ès."
Bevel dat het paard naar links moet draaien, zie ook: "huut"
Scherp zetten (van zeis)
Hamer om de zeis te scherpen
Aan de haren trekken, vechten
Klein aambeeld om zeis op te scherpen
Hoofdpijn - Een kater hebben: "hoarpain hemme"
Haar knippen
Haas (mv. "hoaze")
Handschoen(en)
Haver - (fig.) Jean heeft nogal een rammeling gehad: "Zjang hit nogal hoaver gehad ! "
Haverzak om het paard te voederen
Gespleten bovenlip
Haesevoets
Denderen, schudden
Hou je -
Hou je goed ! ; Hou je eens rustig: "Hódóch es koest ! "

Een heleboel, een hele hoop (vk. "húpke") ; ' groe'eten hoe'ep'

Hoogstens, alles bij mekaar - Er was bitter weinig volk in de kerk: "Doa'e war inne kerk hoe'ep en al vèèf man enne pèrekóp"
Hoog. Ze waren allemaal hovaardig. "Ze haan 't allemoal hoe-g in hunne bölle."
Hij moest dringend plassen. "Hè had hoe-g woater."
Droge weilanden (broek)
Kerkelijke feestdag
Niet kipbare zware kar, wielen 9 cm breed met 12 spaken, schoften kunnen van de kar verwijderd worden
Hoogtijd
Geul bovenkant hooiweide om deze te bevloeien, bemesten
Hooien - Je bent zo gehaast : "Módder nog gón hoe-i'e ? "
Kar met hooiladders
Hooimijt
Stapelplaats voor hooi
Ruimte naast de dorsvloer
Hoefijzers gooien
Hoogmis - Ze waren na de hoogmis nog in 't café bij Hertenweg even blijven hangen: "Ze ware no de hoemes bè Hetteweg nog evvekes blève trakke."
Hij kwam uit de hoogmis met z'n gulp wijd open. "Hè kwamp öt de hoemes mé z'n skùi'erdeur vierkant ope."
Vrouwmens,
Vrouwmens - luie vrouw: "lai hoep" ; onverzorgde vrouw : "zwètte hoep"
Koprol, buiteling
Heel veel geluk
Huis
- Er was met m'n vrouw niets aan te vangen, ze had vorige dinsdag een kiilo op haar dikke teen laten vallen: "Doa'e war mé m'n vroo gien höes te hoon, ze had vlee'n dèèstag ne kilo op hurren diekken tie'en lötte valle."
Deurwaarder
Tuin bij het huis.
Akker dichtbij het erf
Gezin
Magere kool, antraciet, voor handelaars en bedienden
Hals over kop
Hovaardig - Wat een blaaskaak ! Hoe verwaand ! : "Hè hit 't hoe-g in zenne bölle, 't ès nen diekke jan m'n kloe'ete, zoe hoevèèrdig ! "
Hovaardij, hoogmoed
Tuin , mv. "heuf"
Heffen, tillen
Al te fier madammeke
Hoek, vk. "hukske"
Hurken
Okkernoot
1. Hol 2. Aars - Iemand een trap onder z'n achterwerk geven: "Éimand ónner z'n hól stampe. "
Buisverbinding om luchtslangen te verbinden (nen ... )
Helpen - Iets afmaken of voltooien: "Éit ónnere vóut öt höllepe" ;
iemand van kwaad naar erger brengen: "éimand van bed op stroe-i höllepe".
Hij daar (spottend)
Hond
vkw hondje
Hondsdagen, warmste dagen van het jaar. Half juli tot half augustus zijn de warmste dagen van het jaar. "Van hallef juli tot hallef augustus zèn het de hondsdaag, de wermste daag van 't joar."
Voortdurend - Gedurig aan komt hij af : "Alle hóndsgezèèk es 'm doa'e"
Honderd - Enzovoort en zo verder: "en hónnerd es gien ie'en"
t Is genoeg! 't is wel geweest! "Ge hit hónnerd."
Hondenkar
Hondenhok
Houtduif, bosduif
Houden (ott ich hoon, hè hót ovt ich héil vd gehoon )Hou 'm bezig. "Hót 'm inne wiggel."
Dat mag je houden! "Da mugder hoon!"
Er nestelt een merel in de haag. "Dó hót 'n mè'el inne haag."
Hout
Houtmijt, opgestapelde takkenbossen (zie: mutserd) hout voor de bakoven - afbeelding
Uitroep als het paard moet stoppen
Vlekkerig geverfd
Is ruzie. Hou je stil anders is het dadelijk weer ruzie. "Hót och stil oaners es het drek wier hora."
Hoorntje (koekje met ijs)
Totaal van streek, Totaal gek, horendol - Stop met dat lawaai, je maakt me knettergek: "Skèèrt öt mee da lawèèt, ich wèèr d'er horendul van."
WC buiten, achter de boerderij, meestal naast de varkensstal, zie ook: " 't gemak" - De beerput leegmaken: " 't Höske öt dóun" ;"
ze ging naar het toilet: "ze gink no 't höske."
Ziekenhuis
Spie om iets vast te zetten
Houten
Hals over kop
Halt !
mv hùi
Hoed, hoeden
Laadmachine op perslucht
Hoeveel
Houvast
Tuinieren. Ze waren lid van de Volkstuin geworden om te leren tuinieren. "Ze ware bè de volkstöen gegoñ vur te liere hove."
Oven
Wervelwind
Mikken (bv. bij 't "skeutskéite"), opbieden, stilstaand staan kijken, loeren. Hij stond achter de haag met zijn geweer te mikken op de fazant, maar er blafte een hond en de fazant vloog weg. "Hè stond doa achter de haag te huge mé zè geweer op ne fazant, mer ier dat 'm kost skéite basde ter nen hond en de fazant vloog weg."
Al meer dan een uur stond hij in 't steegje te wachten en uit te kijken, maar ze is niet gekomen. "Al mier as'n u'er stont'm in't genkske te wochte en te huge en rond te drèèn mer da wicht hit'm lötte stön, ze 's néi gekome."
Als je het wil kopen moet je bieden tot de laatste."As ge 't wilt koe'epe modder huge tot de leste man."
Hij mikte enkele tellen en toen schoot hij en 's zondags aten we haas. "Hè huugde entige telle en skoot 'm, en 's zondags ate wè hoas."
Het vee hoeden - Na schooltijd moesten we de koeien hoeden : "no 't skool moeste we gon kói hùi'e"
Na de school moesten die meisjes koeien hoeden laangs de straat. "Nó 't skool moeste die wichter kói hùi'e lengst de stroat."
Hurken : ook "op z'n hukke ziette"
Ze zaten gehurkt naar de kippen te kijken. "Ze zate op hun hukke nó de hienne te kieke."
Spit, lumbago
vk. van "hók" : hoekje - Dood zijn: " het hukske um zèn"
Kolen
1. Hemd 2. Hem (‹ hij)
Hij daar
Hemdsknoop. Als we hemdsknoopjes bestelden zijn die altijd per gros verpakt (een dozijn dozijnen = 144). "As we humsknöpkes bestelde war da altèè per gros."
Hemdsslip
vk. van "hónd" : hondje - 't Is me allemaal wat: "Joa da m'n hunneke ! Wa ès mich da allemoal !"
Horen (ovt ich huurde vd gehuurd)
Voorhoofd - Hij is op zijn hoofd gevallen: "hè ès op z'n huu'ed gevalle"
(Skeutskéite)
Term bij knikkeren, hoog mikken
1. Schoudervulling 2. Verhoog
Hoogte, kleine verhoging in het landschap
Bevel dat het paard naar rechts moet draaien
Van links naar rechts, van 't een op 't ander
- Niet weten waar naartoe: "Van huut no haar trekke"
Hij was geraakt
Ik, Mij: 'mich'

Eén - Het één en het ander: " da's 't ie'en en 't oaner"
Eerst
Egel
Gillen
Eerlijk
Eikel - vroeger werden er eikels geraapt om de varkens vet te mesten: "vrùgger wooren ter iekels gerapt vurre verkes vet te vói'ere"
Eekhoorntje
Emmer
Eender, hetzelfde
Eentje (vr. = ie'en)
Eens
Vroege aardappelen, eerstelingen
Een-twee-drie-weg
Telde de stempels en bailen
Belang
Gadeslaan, in het oog houden
In en uit ademen
Mijnwagens in en uit de liftkooi duwen
Inkerving in kolenwand van waaruit de kool verder wordt losgemaakt, plaats om te staan bij 't begin van de 'post'
Minderen (breiterm)
Ingehangen , prikkelbaar: "kort igehange" -
/Hij was kort van stof: "Hè war kort igehange ! "
Arm in arm gaan. Onze Pierre had een heel kort lontje."Ozze Pier war kort ingehange."
Wij gingen aan weerszijde van ons moeder, zo kon ze inhangen want ze kan niert goed meer stappen. "Wè ginke a wees kante van oos ma,ze had zich bè os ingehange want ze kost hie'el slecht goñ."
Binnenhalen. Ze moesten nog snelhet hooi binnenhalen , er was een onweer daar. "Ze moesten nog gaw 't hoei inhoale , doa kwamp 'n onwèèr af."
Slordig in mekaar knutselen, het hangt met haken en ogen aan mekaar : " 't ès raprap inie'engeflanst"
In een grup instapelen, inkuilen. Ze waren de kolen aan 't inkuilen. "Ze ware de kú'el an 't inkaile."
Gras dat nat is hooien
Ondergronds
Inne wrong linge. Zijn darmen lagen in een wrong. "Zen derme lage inne vrónk."
Kleiner maken (kleding).
Terzelfdertijd, intussen
Inwrijven - Als je gaat zonnen, moet je je goed inwrijven met zonnecrème: "As ge inne zón gót linge, módder óch tegói inrösse mee zonnekrèèm."
Op tijd - Zorg dat je op tijd thuis bent ! Ja moeder ... : "Zörgt da ge intets töes zet ! Joa ma ... "
; We waren nog juist op tijd daar. "We ware nog zjúst intèds doa'e."

1. Met vet inwrijven 2. Aftuigen, een rammeling geven
1. Inzepen 2. Iemand een goed pak kletsen geven (ook figuurlijk: aftroeven)
Ergens om geven, zorgen maken.Hij is welgesteld. "Hè zit 'r wermkes in."
Hijgen
Halvemaanvormige inkeping aan hoofd van houten stijl
Bekakt persoon
Jas - Hij is van mening veranderd: "Hè hit zenne jas gedrèèd."
Schillen - aardappelen schillen : " petètte jasse"
Jassendraaier, overloper
- Eind van het jaar zijn er alweer verkiezingen, dan komen de overlopers weer te voorschijn: "Op 't èn van 't joar est wier keus, ich zéin de jassendrèèrs wie'er stön".
Tweedekker
Jeuk. 't Werkt op m'n zenuwen. "Do krèèg ich jeuk van amme gat!"
Het is me wat
Het is me wat !
Ja, jazeker
Jaar mv. " joar " (samen) of "joare" (apart)
1. Jaarlijkse mis na overlijden 2. Jaargetijde (mv. " joargetai'e")Er werden zeven jaarmissen gehouden voor tante Regina. "Doa'e woorte zeve joargetai'e gehoon vur tante Zéin."
Er waren twee jaarmissen een voor grootvader en een voor grootmoeder. "Do ware twie'e joargetai'e, ie'en vur gruttepoa en ie'en vur gruttemóu."
Jeugd (pejoratief)
Ajuinsaus (zie ook 'Dzjöensaws')
Jammer
Jongen (ne ... )
Jong, jeugdig
Kind(eren) - We hadden thuis een heel groot gezin: "Wè ware töes mé nen hiele hoe'ep júng"
Jeugd
Gunnen
Juk, houten dwarsstuk op de schouders van 2 koeien om het gespan, ploeg of eg aan te hangen
Plagen, pesten, treiteren, de duvel aandoen (zie ook Koeioneren).Ook als hij al ouder was werd hij gepest. "Ooch as 'm al grúdder war hemme ze hum gejudast en getrèterd."
Zachtjes janken van een hond of een kind
Vooruit ! (uitroep als het paard moet vertrekken)
Winkeltas
Schiften (van saus)
Huis van lichte zeden ( < cabaret douze - cabaret = chambre, douze = klasse twaalf, laagste categorie herberg, kleinste kamer) - Dat was toch geen zicht, ’n jonge kerel zoals ik die met een winkeltas vol koffie en een beurs om koffie op te gieten een bordeel binnenkwam: "Allè, da war toch gie ziecht, ne kadee gelèk ich die'e mee 'n kabas vol kaffie en 'n kaffiebors in ö kabberdoesjke biennekwamp."
;Ondergronds telefoonlokaal waar de treinen geregeld werden
Jonge kerel ( < cadet ) - Hij heeft zijn communie al gedaan, 't is een flinke kerel: "Hè hit z'n kommunie al gedön, 't es al ne ferme kadee."
Oud, versleten stuk, gebouw of voertuig
Niet stevig, in slechte staat (kaduuk)
Koffie - Heb je al ontbeten of heb je het vieruurtje al gehad? : "Hidder al kaffie gedrónke ?"
Koffiezak om koffie op te gieten
Koffiemolen: bovenkruier van een type windmolen, kermisattractie (verticaal draaiend wiel)
Type molen: bovenkruier, molen met draaibare kap
1. Kuil 2. Drinkvijver voor het vee - Ginds in de wei bij die kuil staat een lemen huisje, scheef gezakt met een grote knik in 't dak, een oude en versleten bouwval: "Doa'achter inne wèè bè die'e kail stiet 'n lie'eme höezeke, skie'efgezakt en mee ne groe'ete zónk in 't dak, 'n oad en kadukkelek kadol."
Opspelen, iemand berispen - Luyten stond te fluiten op Houben z'n duiven en Houben stond te kijven op Luyten zijn fluiten: "Löete stond te flöete op Haive z'n daive en Haive stónd te kaive op Löete zè flöete !"
Gejank van hond
Drek, uitwerpselen
Het jongste kind ( < jongste kuiken in het nest)
Doopsuiker - Er lag doopsuiker op tafel van Grietje, 't jongste meisje, het jongste kind ook: "Doa lage kakkeböllekes oppe töffel va Grietje, 't jóngste wichteke, 't kakenèsteke."
Toiletstoel
Flauwe druktemaker. Flauwe druktemaker. "Zoe ne kakker."
Soort kermisattractie, waar je heen en weer geschud werd ( < cakewalk )
Cacao. Zondagmorgen of 's avonds kregen we 'n tas warme cacaomelk."Sondags 's mörreges of 's oaves krege we 'n zjat werm kakki'omöllek. "
Chocolademelk. Toen we nog jong waren kookte ons ma 's avonds chocolademelk. "Tóun we nog júng ware kookte os ma elleken oavend kakki'omöllek."
Niets zo goed als een boterham met choke en daar een tas Cacaomelk erbij. "Niks zoe góud as ne boterham mee choco en 'n zjat kaki'omelk do bèè."
Pronkerige, pretentieuze vrouw
Kleuterschool
Breekbout
Vast zetten
Kraag, nekvel (herkomst kallee is onzeker: kladden ? kraag ? keel ?) - Ik zal je eens vastgrijpen: " ich zal óch es bè urre kallee pakke ! "
Materiaal van mindere of minderwaardige kwaliteit, afval ( < Fr. camelote )
1. Borstrok 2. Jakje
Luchtkoker
populier (<canadaboom).Noordamerikaans land.kruising van 2 soorten populieren, in Belgie veel aangeplant langs beken of in natte beemden. In het broek (laaggelegen hooiwei) hebben we nog wat populieren staan. "In 't brók hemme we nog 'n die'el kanadaboe'eme stön."
Ondergrondse verbinding tussen werkplaatsen bovengrond en de schacht (elektriciteits- , telefoon-, perslucht-, waterleidingen)
Kandelaar
Kant vk. "Kènteke" - Enerzijds heeft hij gelijk, anderzijds niet: " An iene kant het 'm gelèèk, mer an den anere kant néi."
;
hij zag geen uitweg meer: "Hè kost giene kant op".
; Ik heb een mooie kanten onderlegger onder die fotokader gelegd: "Ich hem ö skoe'e kenteke ónner die'e fotokader geleed."
Vroegere ambtenaar van bruggen en wegen belast met het onderhoud van het kanton
Bovenste deel van stutting tegen het dakgesteente op 2 stukken dwarskop
Kapelletje - Oponthoud hebben onderweg: 'kapellekes hemme'
Dapper doordoen - "kapiet gève" : alles geven ( < karbuur + pit ? )
1/4de liter
Dun koperen draadje dat de verschillende ontstekingen verbond
Omhulsel, capsule
Herstelling van steengang
om in kool te schieten
Geruit -
Hij draagt zijn geruit hemd weer: "Hè hit zè karó hum wier oan."
Iemand die de kantjes eraf loopt, uitvluchten zoekt om niet te moeten werken
Lederen zweep
Liftkooi met verschillende vloeren (verdiepingen)
1. Kast 2. Lijf - zijn hart opeten van spijt of nijd : "zèn kas ópfrètte"
; opmerkingen krijggen: "tege zèn kas krège"
Mannelijk schaap, ram ; een hamel: 'gesne'e kasj'

Gevangenis
Stofjas ( < Fr. cache-poussière )
Vaste bloes met een hoge kraag voor een dame ( < Fr. cache-évêque = schoudermanteltje)
1. Een kerel, straffe gast (zie ook: galjaar) 2. Groot exemplaar
Kookpot
Aantikspel, tikkertje
Reflector
Ondergronds magazijn
Spatten - Het water spatte uit de emmer en mijn benen waren helemaal nat : "Het woater katste öt den iemer en mèn bie'ene ware hielegans bedratst !"
Rubber - bijv. naamw.: "katsjoe'e botte" (rubberen laarzen)
Rubberlaarzen - Ik heb mijn rubberen laarzen aan: "Ich hem m'n katsjoebotte oan." ;
Z'n rubberen laarzen waren te laag en gans z'n kous hing vol modder: "Z'n katsjoebotte ware te lieg, z'n hie'el koos honk vol moos".
Met mijn beste rubberenlaarzen aan was ik door de modder en plassen aan het waden. "Mé m'n beste katsjoebotte oan war ich dur de moos enne plasse goñ boai'e."
Catechismus
Kattenkwaad, deugnieterij
1. Lampfitting met 2 stopcontacten aan 2.Verdeelstekker die in het stopcontact past
Kattenpis - Dat is niet te onderschatten: "Das giene kattepies."
Kauw (kleine kraaiensoort)
Jas met wijde mouwen
Jassendraaier
Konijn - mv. 'Kernèèns, k(er)nène' vk.'ke(r)nenkes'
Hard snoepje
Boodschappentas,tas
Kapelaan
Postbodecape
Kei, vkw Kèèkes
Pit of steen van steenvrucht
Extra hard
Pit of steen van steenvrucht - vk. "kènkes"
Spaanse botvink
Kar , het initiatief nemen: "de kèèr trekke" - De oudste moet het voortouw nemen: " Den oadste mot de kèèr trekke."
; mee op de kar springen, opportunistisch iemands partij kiezen (kaartspel) : " Ich war mee oppe kèèr gesprónge" ;
ze zijn tegen mijn kar gereden (iemand schofferen, iemand iets in de weg leggen: "Ze hemme tegen m'n kèèr gereen."
Hij stond met verstomming, hij stond paf. "Tóun véil 'm vanne kèèr af."
Karwiel
Karloods, karhuis (zie: "skóp" ).In de karrenloods stonden de karren hingen koorden, touwen en kettingen "Inne kèèrskop stonte tefrente kère, honke kore, zie'ele en kringe"
Spoor van kar in een veldweg
Lang touw om grote hoeveelheden op de kar vast te maken
Kaas - Overlijden: "Zenne kèès lötte"

Koolmees. Het vriest hard. "'t Es kèesmuskestèèd."
Kiel, werkjas zonder knopen om over het hoofd te trekken
Kiezelsteentje, keitje mv. "kèkes" (kiezel)
Woede - Hij werd heel erg boos : "Hè skoot in z'n Franse kelère"

Slaapkamertje (koele kamer) boven de kelderingang. De kamer boven de kelder was gewoonlijk voor de meid of de knecht. "De kellekoamer bove de keller war gewoe'enlek vur de knecht of 't mèse."
Kelder - Zijn broek is te kort: "Hè hit woater in zenne keller."

Keldergat
Kelver
Kil
Toneel, komedie, aanstellerij - Je moet je zo niet aanstellen: "Ge mót zoe gien kemédie verkoe'epe".
Grandioze fout
Kleine slaapkamer (vk. van "koamer" )
Komisch, raar, vreemd
Een grappig iemand: "ne kemieke" ; iets komisch: " éit kemiek".
In plaats van vooruit zijn ze achteruit naar Scherpenheuvel gereden, is dat niet raar? "Inne plek van veurröt zen ze achteröt no Skerpenheuvel gereen, es da néi kemiek?"
Boodschappen - Boodschappen doen: "kemissies dówn" ;
mijn vrouw ging boodschappen doen terwijl ik snel een biertje ging drinken: " Die van ós gónk kemissies dóun, inpersant gónk ich gaw ne bok drinke"
Kleine stukjes van iets ( stukjes broodafval )
Hennepzaad
Hennepzaad
Konijn - Met hun drietjes samen waren ze gaan paardenbloemen steken voor de konijnen: "Mé hun gedraaine gelèèk ware ze gón krökke stèke vur de kenène."
Wilde zuring
Kennen - Ik kende hem helemaal niet: "Ich kende hum van hoar noch plaim ! "
Kennis - verkering hebben: "kennis hemme".
Ze heeft verkering met ene van Beringen, maar of dat wat zal worden? "Ze hit kennis mee ienne va Berringe, mer of da éit zal wère?"
Bekende, uit je kennissenkring - Iemand die ik ken: "ne kennisse miens"

Kanaal
Kanarie
kantje, vk. ‹ "kant"
Dakspant
Plastic regenkapje
Kleine stukjes, spaanders
Karbonade
Carbid, carbuur - Wanneer het huwelijkspaar voor de 3de maal op de preekstoel werd afgeroepen, werd er een drinkfeest gehouden en met carbuur geschoten: "Bè den dedde róp héilte ze ö drinkfie'est en woord 'r mee kerbùi'er geskote."
Lamp met carbuur als brandstof
Leikoord om paard aan te sturen
Nieuwsgierig, curieus
Nieuwsgierig iemand - Jullie zijn te nieuwsgierig ! : "Kerieuzeneuze mosterdpotte ! "
Rolstoel - Nu is die toch met zijn rolstoel in 't kanaal gereden zeker ? : "Noa ès die'en toch wöl mé zè kerke in 't kenoal gekoerst zeker ?"
Paadje om naar de kerk (het dorp) te trekken (vk. van "kerkepad" )
Mensen van de laagste sociale klasse
1. Zacht snoepje met papiertje rond 2. Hard schot, harde slag : " een gói / ferm kermèl "
250 gram karamellen, verschillende. "'n Half pond kermèlle, tefrente."
Kermis - Zijn hemdslip hangt uit zijn broek : "'t ès kermes inne brókstroat"
; Als het regent en tegelijkertijd schijnt de zon :
"'t ès kerremes inne hel"
; daar wordt alle dagen lekker gegeten en gedronken: "Doa'e es 't alle dage kerremes ! "
Zondag over acht dagen ga ik nog eens proberen een te versieren op lummen kermis. "Zondag achtdaag goñ ich nog es ie'en probere tege mènne zjelee te trekke op Lumme kerremes."
Klitknop, kliskop (stekelige knop van kliskruid, Arctium lappa) afbeelding
Overstekende gevelbescherming met ingewerkte dakgoot. Van de dakgoten de verf afbranden dat is niet gelachen hoor. "Vanne kerniesse de verf afbranne da 's gie lache zulle."
Feeks
1. Kleine exemplaren van iets, bv. bij de (aard)appeloogst waren er wel wat mooie exemplaren, maar ook veel "kernuut" 2. Overschot van geringe kwaliteit
Karper (mv.: 'kerp')
Kotelet doorregen met veel vet, mv. karbonaden : "kerrebenoai'e, kerremenoai'e"
1. Uitgerafelde kledij 2. Versleten voertuig
Moed ( < Fr. courage )
Patroon, munitie
Lichaamsbouw ( < Fr. carrure )
Kaars ( vk. "keske" : kaarsje )
Iets van weinig waarde ( < kaarsjeschiet op de schietkraam ) : "éit va keskeskéit"
Kerstmis
Kaarsvet
Aanbakken - Het spek knetterde in de pan : " 't Spek kèsterde inne pan"
Kastanje - Onder de kastanjeboom in de schaduw een stuk kruisbessentaart eten van je eigen kruisbessenstruiken dat is de hemel op aarde: "Onner de kestoalingeboe’em inne kulleskoai ö stuk kroenselevloai ète van ur ège kroenseleböeste, da es den hemel op èèrd."
Kastanjeboom
Kookpot
Kostuum, maatpak. Het maatpak was bijna klaar. "'t Kestum war wèèd gerie'ed."
Mantelpakje
Vork ( zie ook : "verkèt" )
Kwartier, kwartuur - Kwart voor 't uur: "Ketéi'er vur 't kót"
; het luiden van het kwartier: ''t ketéi'er lait'
Een min of meer zinloos antwoord aan een vraagstaart. "How loat est? Ketéi'er vur 't kot."
Katje
Appelsoort, klein maar vroeger populair als bewaarappel, keuleman
Bende woelige kleine kinderen
met slechts enkele koeien
Met een pook (haardijzer) in de kachel gaan om de kolen of het hout los te maken (ook fig. : iets proberen los te maken, te weten te komen)
Pook
Gevlochten kooi
Loon - Als hij zijn loon ontvangen had, ging hij op de zwier: "As 'm zenne kezèm getrokke ha, gónk 'm op gank"
Tweewekelijkse betaaldag
Kazerne
Keer - Iedere keer: "éiders kie'er"
; ooit eens: "ne kie'er" ;
ons ma had eens varkensoor in tomatensaus klaargemaakt, 't had nogal gekraakt tussen onze tanden:
"Os ma had ne kie'er verkesoe-r in tomattesaws gemakt, da ha nogal gekraakt tussen os toan ! "
Kers (mv. "kie'eze" : kersen) Zoete kersen, zure krieken: "Kie'eze en krieke".
Kijken. - Kijk er eens naar: 'Kiekt 'r es hinne'
1. (Zich) weren, uithouden 2. Borstelen - De hele dag heeft ie de straat staan vegen, 's avonds kon hij het niet meer uithouden van de pijn: "Den hielen dag hat 'm stön kie'ere oppe stroa'et, 's aoves kost 'm 't nemie'e kie'ere vanne pain in zen erme. " ;
hij heeft zich nogal moeten weren om ze de baas te blijven: "Hè hit ‘m nogal mótte kie-re vur ze de boas te blève."
Zigeuner- of woonwagen
1. Woonwagenbewoners 2. Kermisarbeiders 3. Raar volk
1.Kip, 2. Dwaas persoon kuiken - Je bent een dommerik: "Gè zèt ö kieke zónner kóp"
Kippenhok
Kippenhandelaar (van deur tot deur)
Kippenhandelaar (op de markt of thuis)
Kippenvoer (voor opgroeiende kuikens)
Kippenvel
Pas uitgebroed kuiken
Kijk er eens naar
Kikker "zie ook Kwakvors"
Kin
Onderkaak
Met duim en wijsvinger op andermans kin knijpen : "kienemöpkes gève"
Pupil. - Kijk maar niet te diep in de poppetjes van haar ogen, want daar komen kindjes van: "Kiekt mer néi te déip inne kiennekes van hur oe-ge, want do kome kinnekes van".
Kietelen
Speelse kietel, Kriebel
Kering - 5 euro winnen of verliezen maakt 10 euro verschil: "Vèèf euro wiene of verléize makt téin euro inne kie'ering."
Steen over 't water doen scheren. Met kei met platte onderkant over t wateroppervlak gooien zodat hij vier of vijf maal opspringt. "Mé ne kèè mé ne platte kant zoe'e over't woater skère, zoedat 'm ne keer of vie'er of vèèf op springt."
Kiezelweg
Kiel, kieltje
Kilometerteller
Pupil van oog, kindje. Het kindje mankeerde iets aan de pupil van z'n oog. "Do skilde éit mee 't kienneke in 't oe-g van da kinneke."
Doopsuiker
Kraambed, bevalling - " in 't kinnerbed blève" :  
;overlijden bij de bevalling ; Hun dochter ging voormiddag nog ’n nieuwe broek kopen en ’s namiddags lag ze in het moederhuis om te bevallen: "Hun dochter gink vurnóuns nog ’n néif brók koe’epe en ’s achtersnóuns lag ze in’t kinnerbed vur ne klenne te koe’epe."
Kinderachtig. Hij is nog altijd kinderachtig, als er iets scheelt steekt hij z'n tong uit."Hè es nog altèè kinnerechtig, as ter éit skilt stekt 'm z'n tóng öt."
Kinderkoets
Kinds, dementerend
Ploeg
Val om vogels te vangen. 's Winters vingen we fazanten met een val. "Inne wienter vrugger vonke we fazante mee 'n kip."
Broedsel
Vlek
Klagen ovt ich klóug , vd geklaagd
Pet (vk. " klekske " ) - Hij is helemaal teneergeslagen: "Ge kunt 'm onner een klak vange"
; hij gokt er naar: "Hè goeit 'r mee z'n klak hinne."
; met hebben en houden: 'mé klieke en klakke'
Nat aanvoelend, klam
Slaghoedje voor speelgoedgeweer, klappertje
Sperwer, buizerd
Praat , vk. klapke - Een praatje slaan: "e klapke dóun" ;
Je moet het niet verder vertellen: "Ge mót 'r giene klap va make."
Roddel, achterklap
Spreken, praten. AN spreken. "Oppe letter klappe."
Een hoeveelheid van iets : "ne klats"
Prinsessenboontje
Doornat, kletsnat
Wisselgeld
Clement
Klein ( klènder , klènst : .Hij is kleiner dan ik. " hè ès klènder as ich ",
Hij is de kleinste thuis. " hè's de klènste thöes " )
Helder, klaar - een jenevertje: 'ne klère'
Zo eenvoudig als. "'t Es zoe klèèr as de zon."
Als het klaar wordt dan fluiten de vogeltjes als gek. "As 't an klèèr wère es dan flöete de veugelkes gelèk zot."
Klauteren
Kliefhamer - Hij had een dik hoofd : "Hè ha ne kop gelak ne kléifhoamel"

Tetanus : 'de klem'
Een kleine, de kleinste of jongste, het kind : " ne klenne " , " óze klenne "
Met die kleine was niet te leven. "Die'e klenne war gelèk dur 'n duvelke gebete, do war geen höes mee te hoon."
verklikken
1. Woede (‹ colère) 2. Jeneverborrel (‹ klare) : "ne klère"
Woedend - Opvliegend of kwaad zijn: "klèrig zèn"
Colette
1. Een lichte klap 2. Verkoudheid - " een klets vange" : een verkoudheid oplopen
Hij heeft een verkoudheid opgelopen. "Hè hit éiverans 'n klets gevange."
Een geutje, restje vloeistof, kleine hoeveelheid (vk ‹ klats)
Kaal
Kloof
Kleed, jurk
Kleermaker
Klep van een pet of kepie
Kleerkast
Drank gemaakt van zoethout, of van zwarte harde zoetstof
Zoethout
Zweep met een knoopje in 't uiteinde
Deurkruk
bijnaam
1. Klinken, omvallen 2. Bij het drinken de glazen tegen mekaar aantikken
Holle buis met op het uiteinde een collectedoos (voor rondgang in de kerk)
Ergens babbelen - Ze hadden de hele voormiddag hun tijd staan verpraten: "Ze haan den hiele vurnóun stön kloatere, al hunnen tèèd vertrakt."
Klaver
Vodden van kleding. Wat voor vodden had die aangedaan. "Wa vur klodde ha die'e aogesteke."
Onhandig persoon, prutser
1. Teelbal, kloot 2. Manspersoon - een goeie kerel : " ne gói'e kloe'et " ; zich afbeulen: "Z'n kloe'ete afdrèèn"
;
in de penarie zitten: "'t Spek an z'n kloe'ete hemme"
; dronken zijn: "ö stuk in zen kloe'ete hemme"
; het is om zeep " 't ès no de kloe'ete"
; geen steek zien: "gien kloe'ete kunne zéin"
; het werkt op mijn zenuwen: " het hangt m'n kloe'ete öt"
; niets verrichten: "gien kloe'ete dóun
; iemand voor de gek houden: "iene mee z'n kloe'ete spele"
; iets stuk maken: "éit no de kloe'ete dóun"
; iemand benadelen: "iene ne kloe'et aftrekke"
; een brave ziel: "ne gói'e kloe'et"
; nonsens vertellen: "éit öt z'n kloe'ete slage"
; nergens op lijken: "op gien kloe'ete trekke"
; een pocher: "ne Jan m'n kloe'ete"
; streng berispen: "tege z'n kloe'ete gève"
; je moet er niet aan denken: "tege ur kloe'ete ! "
; er niets van begrijpen: "ter gien kloe'ete van verstön" ;
een trap onder zijn broek geven: "tege z'n kloe'ete stampe"
; van zijn oren maken: "van z'n kloe'ete make"
; er niet veel inspanningen voor doen:
"ter z'n kloe'ete an vège"
Daar kun je niets mee doen. "Do kund 'r gien kloe'ete mee oanvange."
Bedriegen (vd gekloe'et: "hè hit mich gekloe'et")
Ongelooflijke rommelplaats
Misleiding, bedrog, ook: rotzooi
Zorgeloos of waardeloos iemand, lomperik
Moederkip
Klooster
1. Warboel 2. Ruzie
Onbekwaam iemand
Beuzelarij
Houten klomp
Werkpak, overall - Jef heeft in zijn gebloemde overall al de hele dag de clown uitgehangen: "Jef hit mee zenne geblumde kloon al den hielen dag de kloon ötgehange."
Grappig persoon, clown - "ne kloon August"
Verstoppertje spelen
Tracker (jacht), deurklopper, garde (keukengerei)
1. Bobijn 2. Scrotum
Onhandige klusser
Klussen (pejoratief) , iets slecht in mekaar steken
Iemand die slecht werk aflevert
Slecht uitgevoerd werk
Bepaalde harde hoeveelheid - stuk zeep: " ne klót zie'ep " ;
  ;een kluit zand : "ne klót zand"
Dikke brok steenkool
Bewusteloos: "va zenne klót" ,
Buiten westen - zie ook: "va zenne sus"
Handboeien
Uitgeholde tak van de vlier, met stamper om "klótsbere" te schieten (zie ook:" klótsbeer")
Bes van de spork of onrijpe vlierbes om in de klots te doen, die dan plofte onder druk van de stamper (zie: "klóts")
Broeden - De kip begint te broeden: "Die hien begient te klótse"

Suikerklontje, noodzakelijke gift in het schoentje dat je zet voor Sinterklaas. Het is niet duidelijk of dit bedoeld is voor het paard van de Sint. Misschien dient het om Zwarte Piet om te kopen ? Afbeelding - Ik wil twee klontjes suiker in mijn koffie: "Ich wil twie'e klöttekes saiker in menne kaffie."
Vrolijk, plezant
Brandhout (<'klomp')
Kauwen
Knie - mijn knieën doen pijn van het fietsen : " Ich hem pain in mèn knai'e van 't vùlorai'e " (Buitings equivalent van "schild ende vriend" )
Helemaal
Muntstukje van 5 cent - Bijzonder gierig zijn: "Ö knebbeke in twie'e bète"
Niets, geen snars, gien knèèt
Cornelia
Kleine stukjes, overschotjes, onbeduidende hoeveelheid
Met lange tanden eten - Hij lustte het niet, hij at met lange tanden: "Hè mócht het néi, hè zat zoe merre wa te knetse"
Kleine eter
Vingergewricht, vingerkootje
Vastpakken, bijten - Toen hij die hond passeerde hapte deze hem in z'n hielen: "As hè die'en hónd veurbè gink, knoept die'en hum in z'n vèsseme."
Enkel
Been, bot - Ik ben grieperig: "de griep ziet in m'n knoke"
; Ik voel het over heel mijn lichaam: "Ich wèèr het gewoar in al mèn knoke !"
Knop - (vkw knöpke) Het is naar de vaantjes: " 't ès nó de knóppe"
Ze heeft een grote knop aan mijn broek gezet en twaalf kleine knopjes aan mijn hemd: "Ze hit ne groe'ete knóp an m'n brók gezatte en twellef klèèn knöpkes an m'n hum."
Kraakbeen
Knak, botsend geluid (klanknabootsing) vk. "knetske" (licht knakkend geluid)
slecht humeur - Boos zijn: "In z'n knóts zèn" ("in z'n pien zèn")
Knoop - Ik kreeg die koord met al die knopen niet ontward: "Ich kreeg die koor mee al die knú'epe in néi öt de woor ! "
Knopen - Knoop dat goed in je oren: "knú'ept da in urre kóp ! "
1. Knuppel 2. Dom persoon - 't is een domoor: " 't es ne knuppel van ne vent"
Koude, kou - Heb je geen kou ? Je bent schaars gekleed : "Hidde gè giene koa ? Gè hèt néi veul oan !"
Slaatje, koude schotel
Kwaad - Zwart geld: "koa'ed geld"
; het moeilijk hebben: "het koa'ed hemme"
; geen kwaad kunnen: "gie koa'ed kunne"
Je moet de zaak echt niet op de spits drijven. "Makt mich néi koai'er as da ich al zen!"
Koud
1. Versleten, slecht 2. boosaardig - Ze is slecht gezind: "Ze hit koai zien" ;
Ik had mijn werkbroek maar aangetrokken om aardappelen te rapen: "Ich ha mer 'n koai brók oangedön vur petette te roape."

1. Iemand met een moeilijk karakter - Hij heeft een slechte reputatie: "Hè ès gekend gelèk ne koai'e frang"
2. Benarde situatie - Hij is uit de zorgen: "Die'e ès öt de koai'e"
Kwajongen
Soort kaartspel, kwajongen
Kaal - Het is hem niet gelukt: "Hè ès van een koal kerremes thöesgekome."
Koude schotel
Een zwerm bijen opvangen
Kaarten, kaartspelen
Kaarten
Kater - Hij praat met een hese stem: "Hè klapt gelèk nen hie'ese koater".
Verdelen, verkavelen. Alvorens men kon beginnen te voetballen moest men eerst opsplitsen wie met wie speelde. "Ier da se begoste te sjotte moeste ze nog onnerie'en koavele vur te zéin wéi da bè wéi war."
Brabbelen (van bv. baby)
Kopen - Bevallen Iets kopen voor een habbekrats : "Ich hem da kunne koe'epe vur 'n pan èèr"
; Maria is zwanger: "Marie giet ö kinneke koe'epe"
Hij heeft een nieuwe broek gekocht, en z'n vrouw is bevallen. "Hè hit 'n néif brók gekocht, en zè vrommes hit e kinneke gekocht."
Binnenplaats, toilet
Werd(en) ingezet waar arbeidskrachten ontbraken (houtterrein, steenplein, werkplaatsen bovengrond)
1. Koeken 2. Ruiten (kaartspel) 3. Straf bij het leger
1. (Buitenlandse) mijnwerker 2. Makker, maat
Putje om knikkers in te mikken
Bocht van (afvoer)buis, reukafsluiter
Een boer laten
Kindertaal voor varken , big: "koesjke"
Internen van het college van Beringen (het 'kot' )
Rustig, kalm - gezegd tegen bv. een hond: "Koest" !
" ; Hou je eens kalm: "Hód óch es koest !"
Koe mv. " kói" : " Ie'en kói inne stal, vèèf kói inne wèè " (één koe in de stal, vijf in de wei)
; "een kói lèèn" : met de koe naar de stier gaan
Plagen, treiteren
Gele kwikstaart
Grote metalen ketel die boven het haardvuur hing, waarin het voer voor het vee werd gekookt
Koek. Zeer goed overeenkomen. "'t Ès kók en èè."
1. Koker 2. Hoofd - Prent dat maar goed in je hoofd: "Stekt da mèr in urre koker"
Drijftol (wordt verklaard als verbastering van het Duitse kuck er all: boven op de tol was een grappig gezicht geschilderd met dat opschrift langs de rand eromheen: al ronddraaiend kijkt hij in alle richtingen en ziet dus alles, https://e-wld.nl/lemma/search/?search=drijftol)
1. Kraag 2. Lijm
Werkfront, waar kool gehouwen wordt
Kelder waar steenkool opgeslagen werd
Plaats waar steenkool opgeslagen werd
Kwalijk - bewusteloos vallen : " köllek valle " ;  
;slecht aflopen voor iem. : " köllek voare" ;  
;zich niet goed voelen, misselijk zijn : " köllek zèn "
Ook vakantieoord in Afrika
Onderjurk ( ‹ Fr. combinaison)
Kammen. Bij m'n communie heeft m'n moeder mijn haar gekamd. "Bè mèn kemmunie ha os ma men hoar gekömd."
Grote boezem - Die vrouw had een buitengewone boezem: "Da vrómmes ha ne grellige kómmesveur"
1. Boodschap 2. Grote behoefte (WC) - Iedere vrijdag gaan wij boodschappen doen: "Alle vrèdage gónne wè kommissies dóun"
Medelijden
Overdreven veeleisend zijn: "komplemente verkoe'epe"

Achterwerk, zitvlak, gat
Tegencilinder, trekt de bakken van de schudgoot naar omlaag
Tegendraads - Hij is de slechtste nog niet: " 't ès giene kontroarie pee"
; hij is altijd tegendraads: "Hè ès altè kontroarie"
Gezelschap, groep
Steenkool houwen of scheppen : "Inne kool ziette"
(zie ook: "kool make"
)
Steenkool houwen (zie ook: " inne kool ziette " )
Steenkoolbak
Hoge kolenemmer
Kolenhandelaar
Koolhouwer
Koolmijn
Mijnwerker
1. Koord 2. Zangkoor - Enkel koord: 'enkel koor'
Dubbele koord : 'dobbel koor'
Driedubbele koord: 'draaidobbel koor' ; vk. 'keureke' , E.S.: Er moet ook een Vic of Victor in de klas gezeten hebben want toen wij als kwajongens ruzie hadden, dan zongen wij altijd: "Vic Tomat het e keureke an ze gat en as ge an da keureke trekt dan flut da gat van Vic Tomat."
Kous(en) mv. "kose" vk. " keuskes " : kousjes
Kipkap (hoofdkaas) (zie: "kiepkap")
Hoofd. - Als je het niet lust, dan eet je maar niet :"As ge ur ète néi mugt, dan legd'er urre kóp ter mèr nève ! "
Leedvermaak hebben ,iets graag zien:"Éiverans kóp in hemme”
hij zit in zak en as: "hè ès 't er kóp van in".
Zijn vrouw heeft de nieuwe auto total loss gereden en hij heeft geen omnium verzekering, hij zit in zak en as."Zè vrommes hit zenne néive oto op hoe'ep gereen en hè hit gien omnium, hè es kop in."
Kop of munt (< letter)
Kopzorgen, zorgen
Voorlopige houten ondersteuning in T-vorm
Hoofdpijn
Koppig
Montuur van leren riemen, rond de kop van het paard
Lijkwagen - Jean had een mooie begrafeniskoets, met zwarte doeken en pluimen, getrokken door zwarte paarden: "Zjang had ne skoene korbiejaar mee zwette dókke en plaime, getrokke dur zwette pèèr"
Cordonet, knoopsgatenzijde
Koren, rogge. De rogge stond heel dicht op elkaar gezaaid. "t Kore stond zoe diek as hoar op nen hond."
Korenhalm
Boeren, oprispen
Zwart met vedertjes belegd dameshoofddeksel met, gebonden onder de kin (zie ook: 'met')
Korf. Je bent tweedekeus, waardeloos(schetsend). "Ge zet de beste die'en in 't körfke zit, as de gói teröt zen."
Koorts - Daar zou ik van doodvallen: "Ich zó 't er de kopere kors va krège."
Korset, keurslijf, niet elastisch met balijnen
Korter worden -
Dat helpt niet: 'da kort niks'
Kotelet, varkenskarbonade
Sterke drank vb. jenever, whiskey. Hij had zoveel sterke drank gedronken, dat hij straalbezopen was: " Hè ha zoeveul korten drank in zenne kraag gegote, hè ha e ferm stuk in z'n kloe'ete."
Schoonmaak : "groe'ete kös" (grote schoonmaak)
1. Netjes, opgepoetst 2. Helemaal - doodop: "kös óp"
; helemaal versleten: "kös verslete"
Broodkorstjes, soldaatjes, croutons (vk van "korst") - Het beste wat er is, kervelsoep met broodkorstjes: " 't beste wat 'er ès, kèlleversóp mee köstekes"
Koster
Gast, bezoeker die blijft eten en slapen
1. Gat 2. Hok 3. Thuis mv "kótter" vk "kötteke" - Zijn knikker rolde in het gaatje: "Zenne skeut trulde in 't kötteke."
Hij zit in de gevangenis: "Hè ziet in 't kót"
; Hij zit op studentenkamer in Leuven: "Hè ziet op kót in Leuve"
; kijk uit je ogen: "Kiekt öt ur kótter ! "
; De weg van Deurne naar Tessenderlo is vernieuwd, maar toch zit hij vol bulten en gaten, een echte ramp : "De stiewig van Dú'en no Loe-i es vernéifd, mèr 't es een ramp, 't es kót en berg va veur tot achter."
; Hij trapte een een gat in de lucht toen hij de strafschop moest nemen. "Hè stampde ö kót inne loecht tóun hè die'e pinalti moest stampe!"
Gaten en bulten
Streek, regio - Waar kom je vandaan : "Va waffere koté zedde gè ?" ;
Van waar ben je ergens : "Va wa koté komde gè ?"
Braken, kotsen, overgeven
Nylon kousen met gaatjes
Deugniet
Kruien
Bouwvallig
Ijzertje onder de schoenen
Gammel
Kruiwagen
Kaantjes
Zure saus met stukjes spek en azijn
Kleine hark
Harken
Wat bijeen geschraapt wordt (laatste uit de pan), fig. een onbetekenend persoon
1. Bijna, nauwelijks, amper 2. smal, te klein. We hadden nog maar pas gegeten toen zei moeder dat de koffie klaar was en de taart op tafel stond. "We haan nog ma kree gedön mee ète tóun zee os ma al da de kaffie vèrig war en de vloai op töffel stont."
Kraai
1. Roomijs 2. Pudding, vla
Roomijs
Taart met pudding (vla)
Krijgen
Helemaal hetzelfde
Venter, handelaar, koopman
Schreeuw, krijs - Ze slaakte een kreet die door merg en been ging: "Ze léit doa'e ne kres, 't gónk dur merg en bie'en."
Haken
Grasmus
Krabben
Klein ventje
Kreunen, zware inspanningen doen - Hij heeft nogal gekreund voordat hij de aardappelen uit de kelder had: "Hè hit nogal gekreuchd ier dat 'm die'e zak petètte öt de keller ha."
Klein exemplaar
Krekel
Krentenbrood
Krielhaan
Krielkip
Als je alles mag zeggen, maar niets kunt verdragen
Kregelig, niets kunnen verdragen (ook: "kriekel")
Dikke koord (zeel) met een oog eraan, om de koe vast te leggen
Onregelmatig naar links en rechts
Zich krenken - Jozef z'n vader was een opvliegende kerel, voor het minste maakte hij zich kwaad en kreeg Jef een oorvijg: " Jef zenne pa da war 'n klèrige bös, vur 't mienste krinkte hè hum en kreeg Jefke 'n saluwoasie rond z'n oere."
Vervelend iemand
Criticaster - Hij was een criticaster, hij had overal wat op aan te merken: " 't War nen echte kritiköer, he wiest op alles en éiderie'en éit oan te merke of éit te zenge"
Kraam vk. " krömke " (kraampje) - Er stonden veel kraampjes op de markt: "Doa'e stónte veul kroame óppe met"
1. Onbetekenend persoon 2. Jeuk over het ganse lichaam - Van die rupshaartjes kreeg ik overal jeuk: "Van die'e rópsezoa'ed hem ich 't kroatsel gekrege."
Kreunen. Kreunen - Zuchten en klagen: "kröche en kroe'eze
Kreunen, weeklagen bij moeilijke stoelgang - Hij zat al een half uur te kreunen op 't toilet, maar zijn vriend zat ontspannen op 't WC: "Hè zat al een half ùi'er te kroe'eze op 't höske, mer zenne moat zat op zè gemak op 't gemak."
; Jij met je geklaag: "Gè mee ur gekröech en gekroe'es."
Deugniet
Aarden pot, grote geglazuurde kruik - Stenen kruik met emaillaagje op: "Ne stène kroeg"
Stekelbes
Stekelbessenstruik
Kleine (meestal bouwvallige) woning
Kruisdagen (de 3 dagen voor OH Hemelvaart)
Kroeshaar - Dat meisje had echt vast kroeshaar: "Da maske ha echte kroezelhoar"

Boerenkool, krulkool
Koppelhaan
Kraken - Door zo jong in de mijn te gaan werken is z'n groei blijven steken: 'Mee zoe vrug de put in te gób hit 'm zenne was gekrookt'
; Toen de fabriek van Tessenderlo is ontploft zijn z’n vrouw en drie kinderen verongelukt, dat heeft hem gekraakt: "Tóun ’t fabrik va Loe-i ès ontploft, zèn z'n vroo en draai júng verongelukt, da hit ‘m gekrookt."
Paardenbloem (blaadjes gebruikt voor 'kruidenkoek') , ook: "krökke"
Kruikje
Krul - mv. 'krolle' , vk 'kröllekes.' Hij kreeg het ineens in zijn hoofd. "Hè kreeg 't iniens in zen krolle."
Draai, krongel
Haken
1. Krot 2. Armoedige toestand - Dat is toch wel waardevol, niet ? "Da's nog giene krót è ? "
Krimpen - Verkleumen van de kou: "Krumpe vanne koa"
Kribbe, eetbak voor dieren
. Kool 2. (fig.) Onnozelaar - Het is een echt warhoofd: " 't ès nen echte kú'el ! "
; oneerlijke concurrentie aandoen, onder iemands duiven schieten: "In z'n kú'el schète (rai'e) "
Schaduw
Kipwagen bij koolzeverij
Verbrande steenkool
1. Onnozel iemand 2. Klein mannelijk geslachtsdeel
1. Koolmeesje 2. (fig.) Klein ventje
Openbare verkoop - Op die verkoopdag lag nogal wat rommel bij mekaar: "Op dieje kúpdag lag nogal ne batteklang (plark) biee'en"
Koopje
Kussenovertrek
Moerassige plek met gras begroeid, waar men inzakt
Kapster
Kapper -
Mijn nieuwe vriendin bestelde een kapsalon bij de kapper ... dat gaat je geld kosten, zei Benny : "Mè néif léif bestelde da kapsalon bè de kwafföer ... da gót (giet) óch geld kóste, zé den Benny ".
INFO
Kwartje, 25 centiem (1/4de Belgische frank)
Drassige of zompige ondergrond
Jong vogeltje, juist uit het ei
Spottend: niet ernstig te nemen persoon, zie ook: "kwakvors"
Kikker (eerder kindertaal of spottend, zie: "kwakker"),; zie ook: "kiekvors" ; Hij heeft een kikker in de keel: "Hè hit ne kwakvors in z'n stroot"
Vettige substantie
25 centiemen
Onzin - Hij vertelde veel onzin, hij was een echt warhoofd: "Hè vertelde veul kwatsj, 't war nen echte kwiet ! "
Vastendag (zonder vlees) op woensdag, vrijdag en zaterdag bij het begin van de veertigdagentijd voor Pasen
Prutser, onbekwaam iemand
Grote, brutale mond - Hou je mond: "Hód ur kwèèk"
Luid schreeuwen, huilen
Klikken, verklappen
Klikspaan
Ruzie (‹ Fr. querelles) (ook: "kweddels, kwerrels")
- ruzie hebben: "kwerrele hemme"   <;;
- ze hadden een vechtscheiding: Met veel lawaai,ruzie en moeilijk doen zijn ze gescheiden. "Mee veul lawèèt, ambras en kwerrels zen ze geskie'e."
Gek, halve gare
Kachel om op te koken - < Ze hebben op die koopdag een koopje gedaan, ze kochten een kookhaard voor een appel en een ei: "Ze hemme op die'e kúpdag ö kúpke gedön, ze kochte ne kwiezenjèèr vur nen appel en 'n èè."
Kweken.Hij heeft sinds mensenheugnis kanaries gekweekt. "Hè hit allezelève knoalievogels gekwikt."
Laadt kolen van transportband over in mijnwagen, zie: "tramoei"
Flauwerik, lafaard
Tuinboon
Geheel van bewerkte gronden, ook: het werk dat dit met zich meebrengt - Hij had een groot boerenbedrijf van wel 100 hectare land, een pak werk: " Hè had 'n dóuning van wöl hónnerd hektoar land, 'n hie'el labeur".
Zwaar werk
Het land bewerken
Bouwland
Lachen - dat is niet gelachen, dat is niet niks: "da's néi gelache."
Een kelder van 100m³ op één week uitgraven met de had dat is niet gelachen, dat is arbeid. "Ne keller va 100 kuup op 'n wèèk ötgrave mee de hand da's gie lache, da's errebèt."
Zwoel, drukkend - benauwd en vochtig weer
1. bn. Lui 2. zn. Lei om op de schrijven (met griffel) - Hij is echt heel lui: "Hè ès nog te lai vur éimand te höllepe die'e niks an 't dóun ès."
Hij is lui. "Lai zwie'et es rap gerie'ed."
Luiden (van klokken) - het eerste luiden van de mis: "' 't half ùi'er lait "
Zo lang als je klokken hoort luiden ben je nog bij de levenden. "Zoe lank as da ge klokke nog huurt laie zedder nog bè de gói."
Ik zal ze boven eens gaan wakker maken. "Ich zal bove es gon lai'e!"
Luiheid. Toen de vrouwen de dorsvloer keerden, lagen de mannen van pure luiheid in het gras onder de appelboom. "Tóun de vröllie de nére an 't kiere ware, lage de mansléi va pure lai'erdai in 't groas ónner den appelboe'em."
Luierik
stad Luik
Vlaszaad, lijnzaad
Drukknopen, om zonder naaien in te zetten (knopen voor luie vrouwen)
Dozen- of pakjessoep (soep door luie vrouwen gemaakt)
Kletskous
Tijd verbabbelen (vooral door vrouwen)
Klagen
Lampmagazijnier
Lampenzaal
Overdadig alcohol drinken
1. Iemand die veel te goed is (goeie lamzak) 2. Luiaard
Uiteindelijk, als puntje bij paaltje komt - Uiteindelijk zijn ze uit noodzaak dan toch maar getrouwd: " Te langelèste zèn ze dan va miserie toch mèr getrawd".
Al lang niet meer: " al langes ne mie'e "
Langzaam
Lang - In avondkledij: "in 't lank"
Draagbare petroleumlamp
Iemand iets aandoen - Nooit gedacht dat hij me dat zou aandoen: "Noe'et gedoecht dat 'm micht da zo lappe !"
Iemand die altijd voor overlast zorgt
1. Kolenwasserij 2. Badzaal
Lawaai. Kouwe drukte. "Wadde lawèèt vur zoe'en pruts."
Traag en morsend drinken
Lende, taille
Iemands overlijden aanzeggen
Leiden, aan het lijntje houden
Een koe naar de stier brengen : "een kói lèèn"
Madeleine
Jongen die als taak had in de kolenzeverij de stenen uit te rapen die op de band voorbij kwamen
Bretellen
Onderhemd
Groente
Groentekar (voor verkoop van groenten)
Groentenmarkt
Liedje
Lekken, pissen
Geit. Tussen pot en pint was er afgesproken wie het eerste trouwde kreeg 'n schaap cadeau van de anderen. "Tusse pot en pient war 't er gezeed, die'e tieste trawde kreeg ne lemme van d'oaner kadoo."
Lam
Lampje (vk. van 'lamp')
Helena
Langer worden - De dagen worden langer : "De dage lenge"
De dagen beginnen te lengen maar het wordt kouder. "De dage lenge ma strenge."
Sinds Kerstmis duren de dagen al een uur langer. "Sind Kesmis zen de daag al 'n ùi'er gelengd."
Leggen.
1. Elastiek 2. Snelbinder. Met een Y-vormige stok uit de haag, twee sterke elastieken en 'n ledertje maakten we ons een katapult. "Mé 'n gaffel öt de haag, twie'e straffe lèpers en e lèrke, do méike we os è skéiterke van."
1. Washandje (zie: " henneke ") 2. Projectieldrager voor katapult (zie: skéiterke) 3. stukje opgenaaid stof
Opgroeiende jongen, snotneus : "jónge lepper" (‹ kalf dat nog aan de uier zuigt, zie: " lebbere" )
Lederen
Laatst - de laatste: "de leste "
Scholastica
Lastig, moeilijk. Ze hadden de veldrit zwaar gemaakt. "Ze haan oppe veldcross ter nogal ne lestige tóu'er va gemakt."
Kettingschakel
Ronde balk die bovenop de hooikar gelegd werd
Scherp kijken, toezien
Sinterklaassnoepje: koekjes (biscuits) in de vorm van de letters van het alfabet, zie ook: niknakskes - Afbeelding
Leuning - Iemand te grazen nemen (bv. kaartspel): "éimand een leun lötte lekke"
Afgeroomde melk
Leuvense kachel
Drukte, vrolijkheid, lawaai
Favoriete bezigheid: "da's zè lank lève"
Linnen
Zonder verdoving, levend
Louis
Louis van Polycarpus
Leed - De laatste problemen: 'het leste lie'ed '
Daar hebben ze hun laatste probleem nog niet mee gehad. "Doa'e hemme ze hun leste lie'ed nog néi mé gezéin."
Leeuw
Leeuwerik, zie ook Liewerk. Hoog boven 't korenveld hing een leeuwerik te fladderen e te klarrewieten, mooi om te zien en te horen, 't was zomer. "Hoe-g bove 't koreveld honk ne lie'everik te fladdere en te klarrewietere, skoe'en vur te zéin en te hure, 't war zomer."
Leren, studeren
Uit vrije wil : "öt liebere wil" (‹ Fr. 'libre')
Waarschijnlijk. Ze is waarschijnlijk de verkeerde straat ingedraaid en zo waarschijnlijk recht het kanaal ingereden. "Ze es liechtelek de verkierde stroa'et ingedrèèd en zoe'e liechtelek recht de knoal ingereen."
Laag
Lage, natte weilanden
Geul laag in het weiland om water af te voeren naar gracht of beek
Rosalie
Ladder
Hijs- of sleepwerktuig
Leren, studeren
Lederen teugel
Litteken
Leeuwerik , zie ook: "lie'everik"
Lelijk
Adeline
Liggen - Je hebt me liggen: "Ge hèt mich linge !"
Je bent zo vroeg op? "Gè hit zeker nat gelege?"
Lusje om bv. jas op te hangen, stukje band of stof
Laden
Laat - Het is al redelijk laat: " 't ès broa loat "
Hij had de gewoonte altijd te laat te komen. "Hè had ’t an ’m van altèd te loat te kome."
Goedzak, brave rustige man
Ruim, wijd
Douche
Mijnlocomotief ondergronds aangedreven met diesel
Iets slecht en oud (zie ook: kerrel), bv. een versleten kledingstuk
Liefdesverdriet
Lopen (ott: ich loe'ep, gè lúpt, hè lúpt ovt: ich léip vd: geloe'epe ) Ze is verliefd op de zoon van de groentenhandelaar. "Zè lúpt mè die'e vanne legummemersjang."
Loop naar de pomp, ga weg: " lúpt al oan ! '
1. Kind dat pas begint te lopen 2. Looprekje voor kinderen
Loos
Heel goed verstopt (vogelnest)
Lucht, licht - Hij schoot - trapte - sloeg ernaast : "Hè skoot - stampte - slóug ö kót inne loecht"
; heel bewolkte of heel heldere lucht: 'grellige loecht' Hij nam zijn aanloop en trapte er grandioos langs! "Hè péik zennen oanloe'ep en stampde ter boenk langs, ö kot inne loecht!"
Ijl, draaierig - Een glaasje te veel op hebben, draaierig zijn: "Loecht va kóp zen"
Luis
Slechte luim. Ze is al van deze morgen nukkig en slechtgezind. "Ze hit al van temörrege hur loete."
Ze was gisteren onhandelbaar, geen huis met te houden. "Do war giestere mee heur niks oan te vange, ze ha heur loete wier."
Kerkdienst op zondagnamiddag
Dennenhout met 1 platte zijde
Schaduw
Oerdom, voor niets bekwaam : "Te lómp vur te höllepe dónnere"

Lauw
Slungel, onbeholpen persoon
1. Afladen 2. Loslaten - Ze wil niets verklappen, ze geeft niets prijs : "Ze wilt niks losse"
Luisteren
Onbevrucht bebroed - een onbevrucht bebroed ei: ' e lót èè'
Zuigen
Onnozel, infantiel iemand
Laten (ovt ich léit vd gelötte) - Hij liet een windje: "Hè léit 'er iene vliege"
; zich niet laten doen: "de kèès néi van zenne boterham lötte ète."
Laat iets weten hè! "Löt éit weten è!"
Luimig -
- Het weer staat te luimen, is wisselvallig: " 't ès lóu'er wèèr".
Kijken
Kostganger
Varkentje van 8-12 weken oud
Loops
Luchter, Lichtkroon
Flauwe vrouw, meisje : "ge zet een flo lut, trut ! "
Maar neen, helemaal niet
Margaretha, Griet, Greet, Maggy ...
Maria
Mijden
Asfalt
Maken
ovt méik vd gemakt - Hij wond zich op : "hè méik zen ège diek" ;
hij maalde er niet om : "hè méik doa'e niks öt"
Onvast te been, sukkelachtig, wankel (zie ook: 'mankére')
Broodzak
Zware kipbak met rechte sponde en schuine 'hoogsels', wielen 11 cm breed met 7 velgen en 14 spaken
Boekentas, werktas
Groeizaam, bv. malse regen
Groeizaam weer
Voogdij
Ongeschoolde arbeider, bv. kolenschepper, handlanger, sleper
Ruilen
Eten (etenstijd), schaften
Niet meer in goede staat
Te kort komen, ontbreken, ziek zijn
Zwengel, oa. verbindingsstuk tussen pedaal en trapas
Toestel om na te meten of alles aangesloten was
Mannenkleren
Mannenzijde (rechts in de kerk)
Amanda
Potig manspersoon
Mannen
Mannelijk persoon (mannen)
Rond 1 menneke (=3 geleggen) nog 7 geleggen bijgezet, de koppen bijeengebonden = 10 geleggen graan samen recht gezet
Marmer (bijv.nw.: 'marbere'
)
Maria
Loonberekeningsdienst
mat de prestaties op van mijnwerkers in de ondergrond
Bediende die het geleverde werk in de pijler optekent voor berekening van het loon
Grote kookpot
Meisje (mv. 'maskes'
)
Spek (snoep) -
Spekjes zijn mals, maar wees voorzichtig als je er wilt in bijten: "Maskesvlie'es ès mals, mèr zèt vurziechteg as ge t'r wult in bète".
Houten brug
Een oud op whist lijkend kaartspel spelen, waarbij de 7 of 8 hoogste kaarten worden gebruikt (De mats is klaveren dame hoogste kaart, de miets is de 7 of de 8 van de troef tweede hoogste kaart).
Met - Wijdbeens stappen: 'mé e brie'ed spoor góñ'
Maar
Merel
Mei - de meiboom steken als het metselwerk klaar is: " de mèè stèke "
Maaien
Vlug meenemen, graaien. Toen ze scheidden griste ze alles mee , zelfs z'n pijp, z'n tabak en z'n sigaren. "Tóun ze öttie'en gonke skèèrde ze alles mee, zelfs z'n pèèp, zennen toebak en z'n sigare."
Meevallen
Aankomstlijn. Wie gaat de koers winnen vroeg ze, wie het eerst over de eindstreep rijdt zei hij. "En wéi giet vandaag de koers wienne vróuge ze, die'en 't ieste euver de meet rait zee 'm."
Hooimijt, houtmijt, korenmijt, stromijt. Helemaal achteraan hadden ze een hooimijt en stromijt geplaatst. "Hielegans vanachter oppen dréis haan ze een hoe-imèèt en 'n stroe-imèèt gezatte."
Casimir
Melkkar, om melkkruiken te vervoeren
Melkbrood
Breuksteen
Vrouwenborst mv "memme"
Eindeloos praten, zeuren. De hele dag heeft ze liggen zeuren om mee te mogen gaan. "Nen oalingen dag ha ze tege mich linge memme vur toch mer mee te meuge."
Bedoelen, menen - Hij meende het: "Hè mèènde het"
Menen - Meen je ? : "mènde ?"
Manier mv. "menéire" - Dat is een heel onbeleefd persoon: "Die'en het ooch gien menéire ! "

Heer, mijnheer
Metalen stempel (stut)
Jongen (s) (aanspreekvorm)
Minuut
Emerantia, Emerance, Emerancia
Drukte - Drukte maken, de boel op stelten zetten, complimenten maken: " merelle make "
Mergkool, veevoeder
Maurice
Handelaar, koopman
Eucharistieviering -
Vroegmis: ' D' ieste mès' ; Gouden bruiloft: "goo mès"
Een plechtige mis geconcelebreerd door 3 of 5 priesters. "’n Mès mé draai of vèèf hiere."
Meid
Misschien
Mest.
- Mest uiteenstrooien (zie ook: 'brèèn') : 'mest brèèn'
Snor
Plaats waar de boer het mest stapelde
Riek met 5 tanden om stal uit te mesten
1. Markt 2. Feestelijk dameshoofddeksel
Etter, pus
Sukkelen, moeilijk werken
Mogen, lusten - mag je: "mugder"
Mogelijk
Voldoening - Hij heeft zijn zin gekregen: "hè hèt zèn meugt"
Water en modder mengen om vis te vangen
Midden
Meer
Min - Je bent me er eentje: "Gè zèt néi mien gèè ".
Mens
Iedereen heeft zijn gebreken: "An ne lèvetige miens en ne doei'e róuter skilt altèt éit"
(lett: aan een levende mens en een dode gaai scheelt altijd wat)

Oud vrouwtje, mensje
Onderwijzer, meester (aanspreking)
Meeste
Watergolf in het haar zetten
Melkbrood
Mikken, richten bij 'skeutskéite'
Geboord gat om schietlading in te steken
Geneeskundig verkeerd behandelen
Made (mv: "moai'e")
Maat, kameraad
Mate - André, drink eens met mate ! Ja moeder, maar mijn maten waren ook allemaal zat: "Dré, drinkt es mé moate ! Joa ma, mèr mèn moate ware ooch allemoal zat".
Oproeping in oorlogstijd
Overhoop halen, zoeken
Moet je ?
Model
Waar? Waar ga je heen? "Moe'e godder op af?"
1. Gulzig en overdadig eten 2. De mond vol proppen
Waar naartoe, waarheen
Kippenmaag, maag (pejoratief)
Grote bak (trog) met 4 poten om het brood in op te kneden, baktrog - De baktrog staat in het bakhuis: "De moel stöt in 't bakhöes."
Waterketel
Altijd werkend bezig zijn, werken zonder doorzicht
Waarvoor
Waarom
Wezel
Chocolade hagelslag, uitwerpselen van muizen
Bemoeiziek iemand
Bemoeien vd : "gemóid" - Waar bemoei jij je mee, vertel dat eens: "Moe'e móider (= móide gè) óch mee ? Zekt dat es ! "
Ge moet U daar niet gaan bemoeien. "Ge moet och doa'e nié'e mee mói'e."
Moederdier (kan ook pejoratief voor moeder: "ur mói'er ès een hoer !" ) -
De ekster is pas uitgebroed, want ze zit nog op het nest: "De ekster zat mee platte jóng,
want de moi'er zit nog oppe nest."

Moederdier, moer - schroef en moer: " ballon en moi'er " , de duivel en zijn moeder: "den duvel en zè moi'er"
Moederdier, moer - schroef en moer: " ballon en moi'er "
1.Boos zijn 2. Meisje. Daar aan de vakschool woonde 'n mooi meisje, mooi en lief, maar als ze haar zin niet kreeg dan kon ze 'n ganse dag pruilen. "Doa'e anne vakskool woende 'n tof mokke, skoe'en en léif, mer as ze hur goesting néi kreeg dan kon ze nen oalinge dag stön mokke."
Das een mooi meisje en ze is nog handig ook. "Da’s een hennig mokke en ’t es nog hennig ooch."
Meikever (zie ook: prizikant) , afbeelding, info - Het was een meikever: "'t War ne mölder, want zenne kop war zwet mè ne wiette skain op."
Molijzer, gebogen spoorstaven ter ondersteuning van steengang
Molenaar
Vermolmd hout
Ze waren met hun tweetjes door de bodem van het bed gezakt, die was helemaal vermolmd: 'Ze ware mé hun twie'e durre beddebak gezakt, de boi'em zat hielegans vol molm ! ' 
Molshoop - molshopen uiteen strooien : "Molshoe'epe brèèn".
Gebogen ijzeren plaat
Lid, sponsor van een vereniging, voogd
Maand
Maandag
Mondharmonica
Masker
Monorail, transportrail tegen plafond
Modder - De kinderen hadden zich in de modder nogal vuil gemaakt: "De júng haan hun inne moos nogal begoaid !"
Spatbord
Modderstraat
Wroeten
Gaar
Maurice (zie ook: " Meries" )
Morgen
Morsdood
In 't oog houden, hebben: "inne mót hoon, hemme" -
Ze hielden hem in 't oog, want ze verdachten hem van stroperij: "Ze héilen 'm inne mót, ze dachte dat 'm ging strie'epe."
Mep
Moto, motorfiets
Met vlakke hand iemand op de rug slaan
1. Slaag geven 2. Moeten. Het heeft zijn tijd nodig. "'t Mót zennen tijd hemme."
Kalf, (fig.) losbol - Een pas geboren kalf : "ne nuchtre mötte"
, een slachtrijp kalf : "ne vette mötte"
1. Onwel 2. Lelijk 3. Moet ik?
Ons Moeder
Zeer lichte regenval
Moe. Ik ben het kotsbeu. "Ich zen 't zoe mùi as koa pap."
Muur - Er zijn overal gaten in de muur: "Doa'e zèn allemoal kótter in de mùi'er".
Houtworm
Kus - kussen: 'munne'Ze gaf hem met haar mooi mondje een kus op z'n blozende wangetjes. "Ze gaf 'm mee heur skoe'e munneke 'n mun op z'n blozende wengskes."
Bussel hout
Naakt
Nachtmens, iemand die 's morgens niet uit bed kan en 's avonds er niet in
Navel
Paarlemoer halssnoer
Ferdinand
Leonard
hevig, gierig - een gierigaard: "ne nège"
Plooi
Negen
Nageltje
Negentig
Niet. Wat niet weet dat niet deert. "Wa néi wit,da néi let."
Daar houd ik niet van. "Do zen ich néi zot van."
Nieuw - Een nieuwe fiets: "ne néive vlo"
Niemand
Nieuwsgezind
Niezen - Ze kietelde met een grassprietje in m'n neus en toen moest ik niezen, ik heb die dag nogal geniesd: "Ze kriebelde mé e spirke groas ónner m'n neus en tóun moest ich néiste,ich hem die'en dag nogal wa afgenéisd."

Nieuwjaar
Nergens - Ik ben mijn trouwring verloren, ik kan hem nergens vinden: "Ich zèn menne trawrink kwèèt, ich kan 'm néiverans néi viene"
Volgens de nieuwe mode
Iets stuk maken. Wat hij ook vast nam, hij moest het stuk maken. "Gelèèk wattem vastpéik, hè moest 't nekbrèke."
Niet meer - Hij was blut: "Hè ha giene roe-i'e knop nemie'e " ;
Hij kon niet meer, hij was uitgeput: "Hè kost den iene vóut nemie'e vur den anere zette."
Hij is klein van gestalte, nu groeit hij niet meer. "Hè war klèèn va was, mer noa wast 'm nemie'e."
Aangestampte leemvloer om op te dorsen
Veter
Nestelen
Rommel
Antoinette
Vlinderdasje
Neus - Dat ga ik je niet verklappen: "Da zal ich néi an ur neus hange ! " ;
Hij had er geen zin in : "Hè trok er zen neus vur op" ;
Ik zal haar daar eens mee confronteren: "Ich zal da es ónner hur neus dawwe" ;  
; Iemand afblaffen: "Éimand zen neus bekant afbète" ;
Vadertje staat bemoeit zich overal mee: "De stoa'et zit euveral mee zen neus tusse".
Nieuwsgierigaards. "Kerieuzeneuze mosterdpotte !" ( zie ook: "Kerieuzeneus" )
Ik zal haar daarmee eens confronteren. "Toch zal ich da es ónner hur neus dawwe."
Noot, (fig) harde trap, slag
Dakoversteek zonder goot
Naast - zich vergissen : "ter nève slage" ;
hij zat er geregeld naast (fig.) : " Hè hattet in zenne kop en slówg ter geregeld nève ! "
Hij was niet meer bij verstand. "Hè slóug ter nève."
Naarmate, in verhouding
Naargelang, ongeveer
Leonie
Nee - Mijn band is lek: "Menne band giet af, nie'e, hè es al afgegoñ ...'
Nieuwsgierig
Netel
Metaal (Ni), geldstuk uit dit metaal - Hard werken: "Zenne nikkel afdrèèn" ;
Dat zal niet doorgaan ! : "Tege urre nikkel ! " ;  
Laat mij gerust: "Wilde gè menne nikkel es kusse ?
Sinterklaassnoepje: ook möpke, koekje met suikerschuimpje - Afbeelding Afbeelding
Criticaster, iemand die overal wat op aan te merken heeft
Kwaad spreken, overal negatieve commentaar op hebben
Iemand die op alles negatieve commentaar geeft
Naar
Nu. Tijd om verder te gaan. "Noa es 't tèèd vur voets te goñ."
Nauw, precies - Het kwam er nogal nauw op aan, alles moest precies zijn en dat allemaal om in een rommelhoop terecht te komen: "Het kwamp nogal noa en da vur e verkeskot goñ af te zéin !"
Met zijn peter is hij altijd heel close geweest, met zijn meter ook. "Bè zenne peteroeme es 'm altè hie'el noa gewiest, bè zen pèèt èi'el ooch."
Dicht ; nauwe familie: 'nöste famille' - Het was geen naaste familie maar van het zoveelste knoopsgat, verre familie: 't War gien nöste famille, mer 't war van't zoeveulste knopsgat.'
Naaister - De naaister had de jas nog maar gedriegd voor de eerste pas: "De noai'os had die'e jas nog mer gedriegd vur den ieste pas."
Naaimachine
Achterna lopen
Nood - Als het nodig is: "As 't noe'ed gèft "
Nodig
Nooit - Dat doe ik nooit ofte nimmer meer: "Da dóun ich noe'et of vanzelève ne mie'e ! "
; daar heb ik nog nooit van gehoord: " Doa hem ich nog noe'et va gehu'erd "
Nooit eens
Tegen je zin, ongaarne - Iets niet graag doen: "éit noe-i dówn"

Zwelling op het hoofd, buil - Hij is met zijn hoofd op de grond gevallen en heeft een flinke buil op zijn voorhoofd : "Hè es mè zenne kóp oppe grond gevalle en 'm hit noa nen diekke nol op zè veurhú'et."

Naald mv "nölle"
Vlinderdasje, strikje
Knorrepot, brombeer, nurk (zie ook: "nierke") - Hij is altijd al een knorpot geweest: "Da's alle ze lève ne nörker gewiest."
Naaste, volgende - De volgende keer mag jij komen, maar het volgende jaar vragen we iemand anders. "De nöste kie'er meugde gè ooch kome, mer te nöste joar vroage we éimand oaners."
Notaris
Boomwagen
Vroege namiddag
Middagdutje - Als ik geen middagdutje kan doen voel ik mij belabberd: "As ich giene nóunstons ka sloape, zen ich giene miens."
Na het eten trok vader zijn klak over zijn ogen en ging hij een middagdutje doen in zijn zetel. "As ozze poa 's middags gète ha dan trok 'm zen klak euver zen oege en gonk 'm 'n hallef úrke nóunstons sloape in zenne zètel."
Persoon met lang vettig haar en leren jack
Vernevelen
Alert, werkzaam, kwiek
Uitnodigen - Hij nodigde (zijn familie, vrienden ...) uit op zijn bruiloft: "Hè gink brölloft nùi'e."
Een genodigde mag een ongenodigde meebrengen. "Ne genùide mag nen ongenùide meebringe. "
Als je niet uitgenodigd bent, ben je niet welkom. "As ge néi genùid zet dan mugder néi kome."
Nummer - Dat is me er eentje: "Da es ne nummero ! " ;
Ik heb hem eens op z'n plaats gezet: "Ich hem 'm es op zenne nummero gezatte".
Deuk kleiner dan een bluts
Indeuken, blutsen, kwetsen - Ik reed over de kasseiweg naar huis en al mijn peren waren gedeukt: "Ich ree euver de kassèèn no höes en al m'n père ware genutst."
Nootmuskaat
1. Grote gebreide sjaal rond de schouders 2. Tipsjaal
Ouderwets
Oud ( oar , oadst) - de oudste: "den oadste"
, één jaar ouder : "Ie'e joar oar "
Leeftijd
Slordig aangekleed. t Was vastenavond en ze had zich nogal aangekleed. '"t War vastenoaved en ze ha nogal éit oagestoe'ete."
Heel, onbeschadigd - Hele dagen: "oaling daag"
&nbs, onbeschadigd terugbrengen: "oaling trúgbringe ! "
p;
Aan
Uw vader (ouwe)
De aarde aantrappelen tussen gezaaide rijen in de groentetuin
Aandeel
- Jef belegde in een diamantmijn, hij heeft er veel geld aan verloren, want men heeft er nooit iets anders gevonden dan kiezeltjes: "Jef hit oandie'ele gekocht van 'n diamantmèèn, hè es ter kop en kont an in geskote, want ze hemme noe'et éit oaners gevonne as kiezelstienkes."
Ander, elders. Hij had de slechte gewoonte om een ander met de kosten op te zadelen: "Hè had er 'n henneke van eweg om den oanere altèè de koste te lötte betoale.
elders is het altijd beter: "Oppen oaner èst altè bèter.
Aanhogen, aanaarden van aardappelen
Aanmodderen
Aanmodderen - (zie ook: 'oanfroggele')
Slecht aankleden - slecht gekleed: oangefroggeld (oagefroggeld)
Ontroerd zijn, aangedaan zijn
Aanhangen, aanhouden - Dat ziet ge van hier: "Ge kunt 'r gón oanhange ! "
1. Een verhouding hebben 2. Arresteren. Ze houdt aan met de kippenhandelaar die op zijn beurt een relatie heeft met dat poppetje van achter de kiosk. "Ze dóut oan mee die'e kiekekrèmer die'en oanhót mee da pupke van achter de kios."
Minnaar
;Aankoppelen en afhaken van mijnwagens
Verdunnen, aanlengen
Aanladen, aankoeken
Beginvoor bij het ploegen
Aanslepen. Ze hebben het laten aanslepen en toen was het te laat. "Ze hemmen 't lötte oansloddere en tóun war 't te loat."
Aansteken, besmetten
Tussenzetsel, kant om ergens tussen te zetten (< Fr. 'entre deux')
Aantrappelen tussen gezaaide rijen in de groentetuin (ook: "oandemmele" )
Sympathie, aantrekkingskracht
Schoenlepel
Afwachten, kijken hoe het evolueerd- We zullen nog enkele dagen wachten. "We zulle nog entige daag oanzéin."
1.Vrucht van de korenhalm 2. Bloedader
Aard
Raar - "nen oarige" : een rare
Plezier - Koeien melken met bokshandschoenen is geen plezier: "Kóimölke mé bokshoase oan da's gien oarighèd."
Enkel voor 't plezier had ik haar 'n kadootje gekocht. "Gewoe'en vur d' oarighèd had ich hur 'n oarighèdje gekocht."
Ouders
Ouderwets
Avond
's Avonds
Avondeten
Ach, uitroep van medeleven, ach God
>Oogst, oogstmaand (augustus)
Oog - Naar mijn mening: "in mèn oe-ge"
In de gaten houden , ergens op toezien Dat koppel komt goed overeen. Hou ze maar in de gaten, dat wordt nog iets "Die twie'e akkedére percéis hie'el góud. Hóttet in d'oe-g: do komt nog éit van !"
Oor
Oorwurm
Offeren, ten offer gaan
1. Tweedehands 2. Gelegenheid
Hooghartig, hovaardig - Voor dat bekakt volkje moet je wel eens plaats maken, maar daarom je pet nog niet afzetten : "Vur da omhoe-ggevalle volk modder wöl es ónnere vóutöt goñ mer néi ur klak afdóun."
Onderuit - Er stilletjes vandoor gaan : "d'r stillekes onderöt möeze" ,
listig een lagere kaart uitspelen dan je zou kunnen : "onneröt spele"
Ondergronds
Naar beneden
Ondergrond, beneden in de koolmijn
Anderhalf
Let op klemtoonverschil: 1. In bedwang houden : "ónnerhoon" 2. Onderhouden : "onnerhóón"
Pletten
Onderlegd
Onderhemd
Onderweg. We waren de ganse dag onderweg geweest van Paal naar Tervant,maar we hadden ook veel oponthoudjes gehad. "We haan nen oalingen dag gegon vanne Böeting nó Tervant, mer we haan dan ooch hennig wa kapellekes gehad ónnerwège."
Onnozel, onschuldig - Het is heel toevallig gebeurd, ik kon het niet helpen: " 't ès hie'el onnu'ezel gebeurd, ich kost er néi an dóun " ,
doe niet alsof je van niets weet: "Hangt néi den onnu'ezelen öt"
Met opzet vergissen,met voorbedachtheid
Vuil, smerig
Moedwillig (zie: "Aspres" )
Onthouden
Ongeveer, omtrent
Onverwachts
Ook
Verkwisten
Opmaken, uitgeven. Ik had een kou gevat. "Ich ha een klets gepakt, of gevange of opgedön."
Opjagen. Hij heeft al die praatjes geloofd. "Hè hit 'm lötte opdrèèn gelèk nen ölleger."
Opgewonden, opgejaagd
Op elkander gelijken
Plots
Opkuisen
Inmaken, steriliseren, opleggen ( ovt ich lee op , vd opgeleed ) - Ons moeder had kip klaar gemaakt met ingemaakte peertjes : "Ós ma ha 'n kiek vèrig gemakt mee opgelede pirkes."
Dweil (zie ook Opnemer - Opnimvod)
Opnieuw
Dweil (zie ook: "Opneemvod - Opnimvod")
Dweil. (zie ook Opneemvod - Opnimvod)
Bovengrond(s)
Elders, ergens anders, vreemd - Die man heeft een minnares om zijn eigen vrouw te sparen ,zegt hij: "Die'e vent giet oppenoaner vur zè vrommes te spoare, zit 'm."
Van die werd gezegd dat hij vreemd ging. "Van den die'e woord gezeed dat 'm z'n pèèp oppenoaner gonk ötkloppe."
Kleine hooimijt in de weide, in afwachting tot het hooi werd binnengehaald of in een hooimijt gezet
Opnieuw
Opdoen, opscharrelen - Ze had ergens een flinke verkoudheid opgedaan: "Zè had éiverans 'n ferm klets opgeskèèrd."
Nu zit ik in de problemen. "Noa zen ich geskore."
Ze heeft op Lummen kermis een liefje gevonden. "Zè hit op Lumme kerremes e léif opgeskèèrd."
Verkwisten
Iets opdringen, aansmeren
Deppen
Opzwellen, uitzetten - Door ziekte, medicatie ... verdikt: "opgesput"
Opjutten, aanzetten tot
Verbranden
Alles verkwisten
Gezeur, gezaag (< Lat. 'laten wij bidden')
Het hoge woord voeren - De minister was ons de les aan 't lezen vanuit zijn verheven positie: 'De mieniester war an 't orére van öt zennen ivoren tore'.
Laadmachine op wielen
Mijnwagen met gereedschap voor mijnwerkers
Steenkoolhouwer
verbogen vorm van gij (u, jij) - Jij was ook daar, ik heb je gezien: "Gè wart ooch doa'e, ich hem óch gezéin !"
U, jou (verbuigingsvorm van 'gè')
- Dit hier is van mij en dat daar is van jou/u : "Dees héi es va mich mer da doa es van óch".
Zijn meerdere moeten erkennen, onderdoen
Maak plaats, ga opzij, uit de weg !
Intussen
Door mekaar, onder mekaar
Mengen, vermengen
Onze Lieve Heer - God lieve hemel ! : "Och God och Hiere ! "
Dat is zeer afgelegen. "Doa'e es ós Hier nog noe'et néi gewiest."
Ons, onze
Uw, jouw
Samenkomen om te praten, buurten
Een boer laten
Elf
Orgel
Immers, toch - Ze had het hem immers gezegd: "Ze ha 't hum ömmes gezeed ! "

Omhoog
Adem
Ademen - In- en uitademen: "in- en ötösseme"
Is hij nog aan 't ademen vroeg ze. "Essem nog an't össeme vróug ze."
Uit. Het staat mij niet aan. "’t Hangt men vóute (kloe'ete) öt."
Uit de haak zijn. Z'n schouder was ontwricht. "Zen skoor war öt 'ur genot."
Uitbesteden
Uitbenen
(fig.) uitkleden
Uitbouwen
Uitbrengen
Uitkleden, uittrekken - Je mag je bezittingen niet vererven voor je dood bent: "Ge mugt och néi ötdóun vur da ge got sloape ! "
Oogsten-In de herfst moet je wel de aardappelen en wortelen oogsten, anders bevriezen ze in de winter. "In 't nojoar módder wel ur poette en petette ötdóun, want oaners bevréize ze inne wienter."
Onnadenkend iets vertellen, eruit flappen, ondoordacht praten
Uitgeboerd, aan het eind zijn, geen uitweg meer zien
Uitgebroed - Hij weet zich altijd uit de slag te trekken, hem doe je niet in slaap: "Die'e ès ónner gien doe-i hien ötgebrùid ! "
Failliet
Uitgezongen, aan het eind van zijn Latijn zijn
Uitgooien
Uitschudden en voorbereiden van gedorst stro voor dakbedekking van stro of hooimijt
Je moet je hier niet komen aanstellen: "Ge mot héi néi de Jan kome öthange"
Uithalen. Iemand voortdurend uitdagen en provoceren. "Ienne ’t hèt öthoale."
Uitslijten vd. "ötgehodderd"
- Dat karwiel was helemaal uitgesleten op de as: "Da kèèrrad war hillemoal ötgehodderd."
Uit elkaar, gescheiden
Verdelen
Uitbenen (zie ook: "ötbie'ene")
Uit elkaar gooien
Scheiden, uit mekaar gaan - De scheiding verliep niet vlotjes, het was een vechtscheiding: "Mee veul lewèèt, ambras en kwerrels zèn ze ötie'engegón."
Uitrafelen
Uitkeren
Uitkleden
Uitkuisen
Tevoorschijn komen. Ze had geweldig magere benen. "'t Ware echte tomattestekke die onner hur rökske ötkwampe."
Uitmesten met kruiwagen
Uitleggen, samenleggen, vergroten (naaiterm)
Uitlikken. Moeder liet de pot met pudding (vla) uitlekken en dan mocht ik hem uitlikken. "Oos ma léit de krèèmkestrol ie'est ötleke en dan mocht ich 'm ötlekke."
Uitleggen. Ze hadden juist uitgelegd dat ze 50 frank per persoon zouden samenleggen. "Ze haan zjúst an alleman ötgeleed da ze ginge ötlenge, 50 frang de man."
Uitrekken - uitgerokken: ' ötgelèèpt '
Uitslijten , vooral als vd: "ötgelodderd" (versleten, afgedragen)
Herpes, uitloop
Uitschelden
Uitademen
Uitpluizen, uitzoeken
Uitpeulen, uitvragen- Fons zijn vrouw is zo nieuwsgierig, ze vraagt je uit tot op je onderhemd. "Foñ zè wèèf es zoe'e niskirrig, ze poolt och öt tot op ur lefke."
De veldwachter had hem verhoord totdat hij de waarheid vertelde. "De garre had 'm ötgepoold tot da hè de woarhèd gezeed ha."
Rooien met ploeg
Uitrapen
Uitschuiven
Uitschampen
Stoppen, ophouden
Uitschelden, verwijten maken. Iemand uitschelden. "Iemand ötskète."
Uitslaan, verkleuren
Uitlachen door met de ene wijsvinger over de andere te wrijven
Uitsmijten
1. Beslag laten leggen op iemands goederen, Falliet 2. Een paard ontdoen van zijn gespan - Ze hebben zijn bezittingen in beslag genomen: "Ze hemmen 'm ötgespanne. "
Uitspelen, uitdoen. Hij wisselde zijn werkkleding voor zijn zondagse. "Hè spilde zen 's werkendagse kliere öt en trok zè góu dinge aon."
Kattekwaad uithalen - Wat heb je weer uitgespookt : "wa hèdder wier ötgestoke ?"
Verdragen, uitstaan. Verdragen, uitstaan. "Sè da kan ich néi ötstön se, al da intasse en ternoa wier öttasse van die'en."
Uitladen, uittasten
Uitvegen- Toen de leraar het bord volgeschreven had moesten wij het uitwissen. "As de miester het bord vol skreef moeste wè het ternoa ötvège."
Uitvliegen
1. Uitvaren, uitrijden 2. Uitvliegen
Uitwerken
Uitspoken - wat is hij weer aan 't uitspoken: "wa ès em wier an 't ötzette ?" ; (vd. ötgezatte)
Wat heb je nog meer uitgespookt? : "wa hidder nog mie'er ötgezatte?"
1. Uitzetten (bv. het huis uitzetten) 2. Afzetten (bv. de radio) 3. Gekweekt wild (bv. fazanten) loslaten.De deurwaarder ging binnen alle apparaten afzetten. Wat ga je doen vroeg ze? "Den höeséi'er gink bienne vur alle apperoate öt te zette. Wa godde gè ötzette vróuge ze ?"
Uitzuigen
Uitzweten
Weg, hier vandaan - Kom, wij vertrekken: "Kóm, we zen öweg ! "
Pad (vkw. petteke , mv. poai ), veldweg
Pad (mv. padde) (amfibiesoort) - Iemand dwarsbomen, in moeilijkheden brengen: "éimand 'n pad in zenne körf zette".
Hangslot
Vierkante werkhandschoenen zonder vingers
Lovertje
Pijn - Niet veel zin hebben om iets te doen: "Pain an zen goesting hemme".
pakken ovt ich péik vd gepakt
Hansworst, flauwe grappenmaker - Die nietsnut heeft alles naar de vaantjes geholpen: "Die'e paljas hit alles no de kloe'ete geholpe ! "
Overloop
Edele delen - Ik was met mijn kloten in een vettige modderige sloot (ijzerhoudende zandsteen) gevallen: "Ich war mee m'n pelulle inne getgracht gepetotterd."
Strook grond, strook textiel. Henri had een strook rogge en een strook aardappelen op dat land staan. "Heréi ha ne pand kore en ne pand petette op da stuk land stön."
Lange en magere vrouw
Appendix, blinde darm
Kettingtransporteur (om de kolen uit de pijlers te brengen)
Pap, melk - Hij heeft niets te zeggen: "Hè hit niks inne pap te brokke"
, we waren uitgeput: " We koste gien pap ne mie'e zenge" ,
ik ben het kotsbeu: "Ich zen 't zoe mùi as koa pap ! ".
Papiertje in de haren, neerhangende krullen
Overjas, winterjas
Zeer platte stoelgang
Paraplu. ijn vrouw gaf hem een slag met de paraplu, hij was helemaal van slag. "Zè vrommes gaf 'm een petat mee hurre parreplùi op zenne kop, hè war hielegans parreplùi."
Zichtscherm, tochtscherm
Geduld - Als je wacht tot 5 cent aangroeit moet je geduld hebben. "As ge wocht tot da stuk va 5 sent wortel skéit, dan mód 'r pasjensie hemme."
Verbindingsschakel voor panzer of schaafketting
Omboording van jaszak, lint met dikke rand, paspelband (< Fr. passepoile)
Loopbrug, verbindingsgang tussen schachten en lampenzaal
Onderhoud en herstellingen in de mechanische dienst
Gebakje, fig. schelm. Die puber haalt nogal wat kattekwaad uit, het is nogal een rakker. "Die'e snotter halt nogal wa deugnéiterai öt, da es nogal e patéke."
Vader - onze pa: " ozze patj "
Zware val - Hij is daar nogal gevallen : "Hè méik do nogal ne petotter ! "
Een val maken, neervallen. "Ne patotter dóun."
Fietstrapper - Hij schoof van zijn trappers en maakte een geweldige valpartij: "Hè skoot va zenne pedal af en méik ne grellige petotter."
Wapenvergunning (< Fr. 'permis de port d'armes')
Oude man
Pijp (vkw. pepke) - Het opgeven: "De pèèp an Mette gève".
Paard mv "père" , vk "pèreke" - Hij was rap kwaad: "hè zat drek op ze pèè'ed"
Halssnoer (met parels).Bij haar plechtige communie kreeg ze een mooi halskentinkje. "Bè hur groe'ete kemmunie kreeg ze e skoe'e pèèrlinkske."
Paardenbloem (zie ook: "piesblóm" )(https://nl.wikipedia.org/wiki/Paardenbloem)
Zwart brood, speciaal voor het boerenpaard gebakken
Paardengetuig
Paardenhorzel
Paardenoog, spiegelei
Paardenbrood, overschotje van het zwarte brood dat hard geworden is op 't einde van de week en aan het paard gevoederd wordt.
Pees - Ze hadden 'm bij zijn lurven: "Ze haan 'm mee zen pees".
Ga er maar tegen aan. "Zet 'r de pees mer op."
Meter. Ik was door mijn meter vertroeteld. "Ich lag bè m'n pèèt in't boveste sköfke."
Ijskegel
Oud mannetje: "oad peke"
Bejaardentehuis, zorgcentrum voor ouderen
Schil. Om de schil van een tomaat te verwijderen moet je een inkeping maken en ze in warm water leggen dan gaat het vanzelf. "Vur de pel va tematte af te dóun modder ze insnai'e en dan es evvekes in hie'et woater stèke, en dan giet ze t'r vazèlleves af."
Politie
Roos in het haar
Schoudermantel
Gazon, grasveld
Edele delen (zie ook: 'palulle')
Zakmes
1. Buik, pens 2. Bloedworst - Inhalig zijn: "Op zen pens öt zen"
, hij is slecht van inborst: "Hè ducht néi in zen pens" ,
onvermogen veinzen bij het kaartspel, onder de hand uitspelen : "Bè 't koartspele slèèpte 'm mee de pens euver de grónd"

Egoïst
Balkenbrij, pensenbrij (basis voor beuling, zwarte pens) - afbeelding - dialectkaart - Ik ben het beu om altijd maar balkenbrij te eten:
"Ich zen verboeft va altèd da pensdink te motte ète !"
De bouillon waarin de pensen waren afgekookt werd de volgende dag opgediend als soep - afbeelding
Worstenketel, ketel om pensen af te koken. Overvolle en hectische plaats. "Zoe vol as ne pensketel."
Buikpijn
Overvol, bomvol - Overvolle en hectische plaats: "Ne pensketel !"
Parelhoen. Gevlekt hoen afkomstig uit Afrika (< Fr. pintade)
Lessenaar
In de steek laten, achterlaten - Ik heb mijn vrouw laten zitten : "Ich hem me vromes in 't perdèl gelötte"
; pech krijgen : "In perdel valle ".
Z'n gezin in de steek laten. "Hè hit zen hie'el höeshoon in perdèl gelötte."
Toen het te moeilijk werd is hij vertrokken. "Tóun het te moei'elek woord hit 'm de boel in perdel gelötte."
Vader , "zenne pere zéin" : afzien - Hij heeft nogal wat meegemaakt met zijn vrouw en kinderen: "Hè hit zenne pere nogal gezéin
mee zè vrómmes en z'n júng !"
Afzien. "Zenne pere zéin"
Ik heb daar nogal afgezien. "Ich hem doa menne pere nogal gezéin."
Parelsnoer
Kraaltjes
Paardenmest
Paardenmolen - Als je op de paardenmolen de kwast kunt pakken, krijg je een gratis rit: "Asder oppe pèremeule de plösj kost pakke, mochder es ne kie'er vur néit meerai'e."
Paardenstaart
Paardenvijg
Ongeduldig, dringend
Ondergronds opzichter
Bloemenperk
Regenjas (< Fr. 'imperméable')
1. Klagen 2. Zich veel kunnen veroorloven
Jacht- of visvergunning
Lange regenjas (impermeable)
Hoog nodig, dringend
Precies, net, juist - Die lijkt net op mijn vroeger lief: "Die trekt perséis op m'n oa vlam ! "
Proces Verbaal, bekeuring
Processie. Het was daar een echte dronken bedoening. "Da war echt een zatte persessie"
Durven ( zie " dère " ) Als je dat durft doen, krijg je een draai rond je oren. "As ge dat dèèrt pertai'e dan kregd 'r een lap tege óu'ere kop."
Nochtans - Dat lijkt nochtans een braaf ventje : "Da es pertang zjúst e broa(f) menneke ! "
Je komt me nochtans bekend voor, maar ik herken je niet. "Ge komt mich pertang bekend veur, mer ich kan óch néi thöeswaize."
Geduld
Oorspronkelijk al biddend rond de kerk lopen voor een aflaat, later gewoon de kerk in- en uitlopen, nu fig.: ijsberen
Pemen, kweekgras
Pastoor
Postuur, gestalte, lichaamsbouw - 't Was een grote, struise kerel : "Hè ha e grellig pestùi'er".
Sierbeeldje. Op de kast stond een mooi beeldje. "Op 't skap stond e skoe'e pesturke."
1. Aardappel 2. Slag, muilpeer - Ik was stomdronken, het was net of ik op een paardenmolen zat: "Ich war zoe zat as ne petat,
't war preséis of ich 't onnerstebove op een pèremeule zat."
1. Gebakje 2. Schelm
Peter, peetoom. Het huis van de grootouders stond vol met beeldjes. "Peteroeme en grúttemóu hun höes stond hielemoal vol pesturkes."
Vulling gemaakt van steenstof en leem, 40 cm, later plastic buis gevuld met water
Aardappel mv. " petette " vk "petetteke" - Hij haalt alles door mekaar: "Hè slagt va Brussel op klèèn petettekes" .
De aardappelen zijn nog niet gaar. "De petètte zen nog néi mörref."
't Was een koopje. "Ich hem da kunne koe'epe vur 'n pan petette."
Worteltjes en erwten met nieuwe aardappelen. "Poettekes en ettekes en néif pettettekes."
Aardappelen schillen (zie ook 'petetteskelle')
Coloradokever
Plaats waar "petette" gemaakt en bewaard werden
Aardappelpuree
Waarde - dat is waardeloos : "da's niks va petiek ! "

Stoemp van krulkool , fig. wanorde
Val - Een lelijke val maken: "ne petótter make"
IJzeren balk
Portret, foto, figuur
Fotograaf
Petroleumlamp op glazen of koperen voet en een glazen bovenstuk
Woede - Hij vloog het kolenkot in, daar kon hij zijn woede afreageren: " Hè vloog in 't kolekót, doa'e kost 'm zèn pette ötwerke"
Paadje vk van "pad"
1. Woedend 2. Opvliegend - Een opvliegend ventje: "E pettig bözzeke" ;
Louis had alle dagen ruzie, hij had een kort lontje: "Löwéi ha alle dage ambras,
't war ö pettig bözzeke ! "
De jongen was kwaad omdat hij niet naar de voetbalwedstrijd mocht kijken omwille van zijn slechte punten voor Frans. "'t Menneke war pettig omdat 'm néi no de matsj mocht kieke want hè ha mer 'n twie'e op téin va Frans."
Ondeugend kind
1.Schrik 2.Geluk. Ze hadden schrik, ze dachten dat ze ingebroken hadden, maar ze hadden geluk want ze waren niet binnengeraakt. "Ze hadde peut, ze dachte da ze ingebroken hoan, mer ze hoan ooch peut want ze ware néi biennegerakt."
Prullend bezig zijn iets los te maken, peuteren
Beterweter
Perzik , fig. muilpeer - Een perzikboom: "ne pie'ezeboe'em"
Perzikboom
Injectie, spuitje
1. Pin (bv. op dak of helm) (vkw. 'pieneke') 2. Gierig iemand - Gekrenkt zijn : "hè war in z'n pien !" ,
er is geen weelde: " 't es pieneke dun ! "
Er is geen weelde."As ge hum zee dat 't toch mer pienneke dun war, war 'm ferm in z'n pien."
Prikkeldraad
Zeer kort geknipt haar
Puntmuts
1.Gierig persoon 2. Barre tijden - Tijdens de oorlog waren het voor veel mensen barre tijden: 'Onner den oorlog war 't bè veul miense pienneke dun'
Pint, glas bier. Hij had altijd dorst. "Hè kan gien leeg of gien volle pient zéin stön."
Kijken. Ingespannen naar iets heel kleins kijken. "Mé z'n twie'e oe-ge bekanst toegepietst no éit hie'el klèèn kieke."
Gek, van slag
Vlinder - Hij lijkt overgelukkig, hij is plots weer heel vriendelijk: "Doa es ne piepel öt zè gat gevloge ! "
Stapelgek
Piet, Petrus, Pieter, Pierre
Turen
Regenworm.Iemand kompleet uitvragen om iets te weten te komen. "Ienne de pirringe öt z'n neus hoale."
Paardenbloem (zie ook Pèèrsblóm) (https://nl.wikipedia.org/wiki/Paardenbloem)
Katoenen luier
Waterig oog
Nachtemmer.
Urineren, wateren
Urinoir
Geluk hebben
Roepnaam van Leonardus Petermans, Paals dorpsfiguur
Bloedblaar
Knijpen, nijpen
Druksluiting op kleding, parelknop
Zaklamp zie ook Pilliecht
Pandjesjas, slipjas - Zijn pandjesjas was in strepen verkleurd door de zon: "zenne piettelèèr war in strie'epe afgeskote".
Gelukzak
Plaats waar de kolen ontgonnen werden
Kleine zeis om graan te maaien ("pikke")
Houweel
Vijandschap - haat of iemand koesteren jegens iemand: " een pik hebben op iemand " (< Fr. pique)
Elkaar niet kunnen verdragen: "pikantig zèn"
Pikkedonker, je ziet geen hand voor je ogen
Werkhaak om graan bij te trekken bij het "pikken" (maaien)
1. Stelen 2. Graan maaien (zie "pik" , boerderij)
Met perslucht aangedreven afbouwhamer, boorpin werd in de kool of gesteente gedreven
Kleine batterij, bv. voor zaklamp
Houtstapel
Zaklamp zie ook Pietslicht
Overmatig bier drinken
Gierigaard
Richtingaanwijzer
Overmatig bier drinken
Houweel
Schotel, schotel met maaltijd
Vensterluik, ooglid - Hij viel in slaap: "Zèn plafetùire véile toe".
Pluim, veer. Het was een complete vreemdeling: "Ich kende 'm van hoar noch plaim".
Verzameling nutteloze dingen
Zandbad nemen (kippen)
Das (kledingstuk)
Weerloos, zonder kracht - Vogeltjes pas uit het ei: "platte jóng" ,
Daar heeft hij niet de kracht of macht voor: "Doa ès 'm nog te plat vur ! "
Bangerik
Kettinghefwerktuig
Plat duwen met een vork
vkw Plekske 1. Plaats 2. Vlek. Zich niet goed voelen of niet uit de voeten kunnen. "Néi va plek kunne."
In de plaats van vooruit zijn ze achteruitwaarts naar Scherpenheuvel gereden. "Inne plek van vurröt zen ze achteröt no Skerpenheuvel gereen."
In plaats van: "Inne plek va ..."
In de plaats van gewoon water drink ik wijwater. "Inne plek va gewoe'en woater drink ich waiwoater."

Plakken, kleven, bepleisteren
Stukadoor
Iemand die in de kroeg blijft hangen
Vuilerik, smodderaar
Behanglijm
Paulien
Een elektrische zekering - De zekering is doorgebrand, we zitten in het donker: "De ploa es gespronge, we ziette in den doenkere. " v
Plaat. Die blijft maar kletsen en babbelen zonder ophouden. "Die hur ploat bleft hange."
Plooi. Ik voel me niet goed. "Ich zen néi op m'n ploe-i."
Niet erg productief zijn, maar dan met vuil werk
Pluis vkw 'plöske' (pluisje)
Richtingaanwijzer (auto)
Duiken
Kippen nemen zandbad
1. Plukken, pluimen 2. Geld afhandig maken
Knipperen met de ogen (of met de richtingaanwijzers)
Stoflong, aandoening van de longen veroorzaakt door fijn koolstof (zie: "silicose")
Ons vader
Paal
Een paar
Boete: "ne poater", afhouding tot 1/5 de van het dagloon
Pater
Paternoster
Veelvuldig en onregelmatig kuchen en hoesten
Iemand die voortdurend zit te hoesten
1. Poot 2. Hand. Hij is gestorven. "Hè lit mi de poe'ete omhoe-g."
Met je been op de sukkel geraken. "Vanne poe'et af gerake."
We waren volledig uitgeteld. "We lage mee de poe'ete van os af."
Klauwzeer
1. Zitkussen 2. Schulden, afbetaling. Ze had al een half jaar schulden bij de slager, ze kon niet betalen. "Ze stond bè de slachter al een hallef joar in 't krèèt, ze gerakde mee hurre poef néi bèè."
Schulden maken
Iemand die slecht betaald
Bovengrondse bewaarplaats van springstoffen
Bijnaam
Neuken, geslachtsgemeenschap hebben. Ze hadden gevreeën en nu had ze schrik dat ze zwanger was. "Hè ha ze gepoept achter de haag en noa zat ze mee de poepers."
Stomdronken - "Hè war poepeloerezat, hè war zoe'e zat as 'n snep."

Schrik - Hij was stijf van de schrik: "Hè zat bè de poepers ! "

Niet erg productief werken
Een wind laten
Meisje. Het was een heel mooi meisje. "Da war 'n ferm poes, e skoe'e mokke, een ferm teef."
Wortel (groente) , noodzakelijk gift in het schoentje, voor het paard van Sinterklaas. - Afbeelding
Wortelpuree
Leopold
Hand. Andréke, geef de mevrouw een mooi handje. "Dréke geft die medam es e skoe'e polleke."
Kippenslaapplaats (op stok) (zie ook: "punner" )
Peulen - We hebben de ganse voormiddag erwten gepeuld voor in de soep. "We hemme den hielen vùrnóun ette gepoold vur inne sóp."
Hij had een lange rij doperwerten staan, daar keek ik niet naar uit om die te doppen. "Hè had wel feftig mèter pool'ette stön, do war ich néi skeutig op vur die allemoal te pole."
Handjes
Gootsteen
Pomp vkw pumpke
Uitgeput
Pauwenkip. Wij hadden thuis vroeger kippen, hanen, parelhoenders, pauwkippen en pauwhanen. "We haan thöes vrugger hienne en hoane, pentoate, 'n poohien en ne poohoan."
Pauwhaan
Snaak, kapoen, deugniet, peuk
Peulerwten, doperwten. Vader had 2 rijen doperwten geplant. "Ozze poa ha twie'e beddekes pool'ette geplant."
Prei
Sul, knullig iemand
Poos. Hij is al een hele tijd bij hem thuis weg. "Hè es al 'n hie'el poos tezennest öweg."
Pop, mooi meisje vkw Pupke
Poppenkast, heibel
Koek en ei: "zoe wiet as póppestrónt" Koek en ei. "'t War wiet è, zoe wiet as póppestrónt."
Pers
Persen, uitpersen
Draagbaar radiootje
Aflaat (zie ook: 'pesjoenkele')
Portie.Ik had een portie vroege aardappelen gerooid. "Ich ha 'n pósie iestelinge ötgedön."
In positie, zwanger 2. Betrekking. Zij was opnieuw in verwachting. "Ze es wier in posiesie."
Hij was secretaris, hij had een mooie betrekking. "Hè war seketèèr, 'n skoe'en posiesie."
Pluisjes
Zender (radio)
Stronk, boomstronk
Wortelkluit, Zender. Op TV hadden ze een Duitse zender opstaan en op de radio luisterden ze naar een Franse zender. "Oppe tellevies haan ze ne Dötse post opstön en oppe radio haan ze ne Franse post opstön."
Pot- Nève de pot piesse": vreemd gaan
Werken zonder veel resultaat - Laat de kinderen maar doen, ze amuseren zich: "Löt de júng mer potkère, ze amusére hun."
Pet zonder klep, alpinomuts, baskenmuts (met typerend staartje in 't midden)
Bruine suiker
Iemand die het niet zo nauw neemt met de hygiëne : "zwette pottefèèr"
Potje (vk. van 'pot'), bakelieten of glazen isolatorpotje aan elektriciteitspaal - Weet je nog, die elektriciteitspalen met van bove, die metalen steunen met die glazen potjes om de draad vast te houden. "Widder nog, die ellentriekpoale mé vabove die èzere steune mé die gloaze pöttekes op, vur den droad vast te hoon."
Armzalig
Pruim - pruimenboom: "praimeboe'em"
Klaargemaakte pruimtabak overgoten met alcohol
Nadenken
Neusklem. Druk zetten met een klem. "De prang ter op zette."
1. Loon 2. Zakgeld
Examen, wedstrijd - François won bij die kaartwedstrijd een half varken, maar ik heb nog geen varkenshok, riep hij ! : "Sus wónt bè de zettersprèèskamp een half verke, mèr ich hem gie verkeskót réip 'm !"
Delikaat
Mijnlocomotief (ondergronds) aangedreven door perslucht
Kettinghefwerktuig op perslucht
Haasten ( vd. gepresseerd
)
Perslucht
Mokken, reklameren, tegenpruttelen
Gevangenis
Stopcontact
Slaag. Een pak slaag geven, Priegel gève
Premie
Aprilgek
Aandringen bij het afbieden
Kleine hoeveelheden. Er werden veel borrelhapjes geserveerd, daar hield hij niet van, maar wel van stevige kost. "'t War e groe'et fie'est mee allemoal van die klèèn hapkes, mer hè moest die'e pritsprats néi hemme, een ferm telluur stoemp mé 'n ferm worst, da wilde hè."
Meikever, afbeelding, info - Hij haalde zijn zakdoek boven en toen viel er een meikever uit: "Hè halde zenne bailnuzzing öt zen tes en
tóun véil ter ne prizikant bè öt."
Praat, achterklap. Het is allemaal achterklap. "'t Es allemoal proat en klap vanne miense."
Moederkip (zie: "kloek" )
Pruis, Duitser(s)
Hard blazen, tekeer gaan, briesen
1. Kippengat 2. Pruilmondje
Broedse kip, Klokhen, kip met kuikentjes
Prutser (zie ook: 'prosser' ) - niet al te nette persoon: " ne vettige proo "
Parkiet vk. "pröske"
Prutsen, vruchteloos proberen
Prutser
1. Koffiedik 2. Chicorei die men bij de koffie doet
Steeds de puntjes op de i zetten
1. Kniezen, pruilen, mokken 2. reclameren
Voorlopig
Prutser, onbekwaam iemand
Slaapkorstjes in de ooghoeken: "hè hit nog prut in zèn oe-ge"
Oog met oogsmeer vastgeplakt. Wie had daar een etterend oog. "Wéi had doa 'n prutoe-g?"
Bagatel, niemendal
Jonge kip
Dun truitje
Jong kippetje
Purper, paars
Slaapplaats voor hoenders, zie ook: "punner"
Stok(ken) waarop de kippen slapen, zie ook "pölder"
Poppemie. Zie ze stappen, net een mannequin, ze draait met haar kontje. "Zéit ze goñ, 't es zjúst è pupke, ze drèèt mé hur gat gelek 'n modepop."
Koolmijn - In de mijn werken : "inne put zitte" (ondergronds)
; bovengronds: "oppe put"
1. Vals spelen 2. Bij het knikkeren: de afstand inkorten - niet vals gespeeld: "néi gepuut"
Lange staak om emmer water uit de put te halen
Jicht, ook: 'pútteke'
Baskenmuts, alpinopet zie: "póts"
Pootje, voetje - last van jicht hebben (enkel): " 't pútteke hemme" ;
iemand doen struikelen, pootje haken: " pútteke lappe"
Ze hadden mijn vrouw bestolen, omstaanders hadden hem voetje gelicht en toen hebben we hem gevat. "Ze haan men vroo hurre portemenee gepikt, mer umstönders haan den doader pútteke gelapt en tóun hemme we' m kunne pakke."
"Elkes kier as 'm wa geleuterd had annne fles kreeg 'm 't pútteke."
Ondergronds mijnwerker
Foetelaar, valsspeler
Rij. vkw Raike - Ze stond en op een lange rij te wachten om alles 'ns op 'n rij te laten zetten, want er was daar ook een bij die ze niet op 'n rij had: "Ze stonte op 'n lange rai te wochte, vur alles es op 'n rai te lötte zette, want do war ienne bè die'e ze néi allemoal op 'n rai had."
Alles samenvatten. "We zulle es alles op 'n rai zette."
Hij is niet goed bij zijn verstand. "Hè hit ze néi allemoal op 'n rai."
Rijden (ovt ich ree , vd. gereen
) Ga opzij of ze rijden je overhoop. "Gót anne kant of ze rai'e óch de böeste in."
Mannelijk konijn
Bibberen. Jerom lag te rillen van de koorts. "Jerom lag te rai'ere vanne kors i' ze bed."
Van veren of beharing wisselen
Rijzen
Hefwerktuig
Schraapgoot, dubbele ketting met schaafijzer voor kolenvervoer in stijgende mijngang
Slaag. Bij de leraar van het 4de leerjaar was het niet moeilijk om een pandoering te krijgen. "Bè de miester van 't véirde studejoar doa war 't gien kunst vur e pak rammel te krège."
Reuma
Rij mijnwagens
Verhoogde oprit (bv. aan brug)
Vervanger
Herinneren - Ik kan mij niet herinneren dat je dat gezegd hebt: "Ich ka mich néi rappelére da gè da gezeed het ".
1. Ineens 2. Volledig. Hij zei telkens: ik ben mijn geld vergeten. Hij kende dat liedje reeds van buiten. "Hè zé éidres kie'er: ich zèn menne portemenee rats vergète. Hè kende da léike rats va böete."
Dat is helemaal hetzelfde. "Das noa rats hetzellefste."
Daar viel een tak juist voor mijn auto. "Do véil nen tak rats vur mennen oto."
Werp nog eens recht in de roos. "Goeit nogges rats inne roe'es."
Uitdiepen
Rauw, ongekookt
Losvloer
Dikke snede brood
Kris kras rollen - Al zijn vijsjes zaten in een doos, ze viel om en alles rolde er rondom: "Al z'n vaiskes zate in 'n doe'es, ze véil um en alles reddelde ter rond."
Hij liet zijn spaarpot vallen en al al zijn centjes rolden eruit. "Hé stéit (stúdde) zènne spoarpot um en z'n sentekes reddelde ter öt."
Kier
Geregeld
Regen - Er komt regen want de zwijnen lopen met stro in hun muil. Règer op komst want de verkes loe'epe mee stroe-i in hun bakkes.
Het regende pijpenstelen. "De règer véil mé bakke öt de loecht, ’t war een echte flós, ’t goot woater."
Reiger. In de vijver stond een reiger in de regen op één poot vissen te vangen. "Inne vaiver stiet ne règer inne règer op ienne poe'et viesse te vange." 
Huisvestingsdienst, beheerde de woningen en logementhuizen in de tuinwijk
Transportband
Aangetekende zending
Klacht. Je moet dat goed doen anders krijg je opmerkingen. "Ge mót da te gói dóun oaners kregd 'r reklemoaties."
Terugwinning, na ontkoling van de pijler werd het materiaal uit de pijler gehaald, in galerijen gesorteerd en opgestapeld
Spaak
Vuil, onverzorgd, degoutant
Grijsachtig groen
Een boer laten
De hele hoop: "den hie'ele reutemeteut"
Omgeslagen kraag van een jas
Ruw, brutaal, grof
Reizen
Keuvelen
Er zeer snel vandoor
1.Hoepel 2.fietsvelg zonder spaken
Reep. Ze hadden draden over de weg gespannen met reepjes goud lint tegen Kerstmis. "Ze haan drui euvere stieweg gespanne mé rie'epels good lient oan vur de stroa'et te verséi'ere tege kesmes."
Repen. Hij heeft de plaat gepoetst. "Hè es rie'epe snai'e."
Rietvoorn (vis)
Pruimensoort mv "rigelote" ( ‹ reine claude d'althan)
Henri, Hendrik
Ruiken
Warboel, rommel
Cirkel, ring - een ring op de grond tekenen: ' ne rink trekke'
Onophoudelijk - Hij kon niet zwijgen, hij praatte zonder ophouden: " rink anie'enoan gink zenne bebber "
Spaak (fiets)
Repetitie, voorbereiding van een optreden
Mijnwerker die de wandelende stutting bedient.
Iets aandurven
Risico
Rapen. Hij heeft me onrecht aangedaan. "Hè hit in m'n roape gereen (geskete)."
Rapen zorgen voor winderigheid. "Roape dóut 't gat goape, zoe'e minnege beet zoe'e minnige skeet."
Raapkool
Kleppermolen, ratel
Kletswijf, vrouw die geen moment haar mond kan houden.
Ravenshout
Laadplaats voetgalerij: vervoergalerij vanaf voet pijler richting productieverdieping
Rood - Een rode zon "een roe-i zon " ,
Geen centiem op zijn rekening: "giene roe-i'e frang op zènne noam"
Wondkorst
Rozenhoedje
Rood kleuren, blozen
Rukken
oude lengte- of oppervlaktemaat: 700 roede in 1 hectare
Twijg
Rode kool
Ronken
Stempel wegnemen - terugplaatsen
Ruk - in één ruk: 'in iene roef'
Rukken, trekken (bv. aan haren) (zie ook: roeffe)
Vrijwiel van de fiets
Vat om te boteren
Rondwoelen, niet stilzitten, zenuwachtig bewegen
Rondrijden, doelloos rijden
1.Rondrijden 2. Rondslingeren - Zijn sokken lagen overal in huis rond te slingeren: "Zen zokke lage dur 't hie'el höes rond te rai'e."
Rondrijden
Niet stil zitten (zie: "rondbrake")
Rauw, niet gaar
Roza
Rij
Roepen, mededeling van een huwelijk doen vanaf de kansel (afroepen) - Hij roept luid: "hè rópt hèd "
- Ze waren allemaal op hem aan 't roepen: "ze ware allemoal op hum an 't róppe."
Rupsenzaad
Slaag (zie ook: "toeber") - Als hij met een meisje uit Hulst meeging, kon hij een pak slaag krijgen: "Assem mé ie'en van Hulst meegink, kost'em rös (toeber) krège."
Slaag krijgen of slaag geven. "Rös krège of rös gève!"
Feeks - Ze is een echte helleveeg en bovendien roodharig. "'t Es een echte rós en ze es dan ooch nogges rós."
Wrijven
Veer
Rotverwend
Tramlijn, spoorlijn, route
Roet
Vlaamse gaai
Rug - Ze wilden er mij weer snel mee opzadelen. "Ze woon het wier es gaw op menne rug skaive."
Ze is een prostituee. "Die verdéint hurre kost op hurre rug."
Roeren - Er was wat loos in het dorp: "Do rùi'erde éit in 't dörp."
Rooster
Roosteren vd "gerùisterd"
Rimpel
Oprispen
Laadmachine op rupsen
Graszode
Zeggen. - Stop! Jij hebt hier niks te zeggen, jij moet zwijgen: "Hóu gèè, gè hit héi niks te ruttetutte, gè mot zwège!"
Suiker
Diabetes
Sacristie
Salueren, groeten
Oorvijg
Alles samen. Bij het verhuizen laadden we ons hebben en houden op de hoogkar en 2 kruiwagens. "Tóun we verhöesde loaide we ozze hiele santebetiek oppe hoe-chkèèr en twie'e krawagels."
Toen we de eerste keer verhuisden, kregen we ons heel hebben en houden op de grote kar en twee kruiwagens. "Tóun wè den ieste kier verhaizde, krege we hiel ozze santebetiek op ie'en hoegkèèr en twie'e krawagels."
Een oude vent: "ne sasa" Het is echt een oude vent, 't wordt tijd dat ze hem naar 't bejaardenhuis brengen. "'t Ès echt nen oa sesa, 't wèèrt tèèd da z'em nó 't pekeshuis dóun."
Savooikool
Saus
Zeg, zie - Ziedaar: "doa'e sè "
Dadelijk, meteen ( ‹ Lat. subito) - We komen dadelijk, tot zo ! Ik kom af : "Wè kome sebéit, tot bediemme, arrè to sèwwes! Ich koom drek !"
Safraan - Ze kent er totaal niets van: "Ze kent 'r zoeveul van as een kói va sefroa'en"
Tegenwoordig, nu - Vandaag de dag lopen er veel mensen rond met een zonaamd te korte broek aan, de zoom tot aan de enkels: "Segeworig loe'epe ter veul euver stroa'et mé woater in hunne keller."
Zeuren
Zeurkous
Knorrepot, zeurkous
Centraal punt - Flauw vallen: "va zenne senter goñ".
Flauw vallen, bewusteloos worden - " va zenne center valle" , zie ook: "klot"
Weifelen, dralen
Jozef
Preek, sermoen
weg met erfdienstbaarheid (< servitude weg)
Sijs
In onmacht vallen
Zestig. Ik ben vorig jaar 60 geworden, ik heb een nieuw tiental in mijn leeftijd gekregen. "Ich zen ter vlee joar sestig gewore, ich hem een néif veurdeur gekrege."
Zeventig
Zo dadelijk, seffens
Sufferd, goedgelovig onnozel iemand (< Zebedeus)
Melken (klanknabootsing, kindertaal) fig. niet opschieten
Zijspan, side car. Henri de groentenhandelaar had een moto met zijspan. "Rik de legummemersjang ha ne tuffer mee 'n sietkèèr."
Een moto met zijspan. "Nen tuffer mee ’n sietkèèr."
Stuk pruimtabak
1. Smakken van de pijn 2. Pruimtabak kauwen
puntje van een geitensik ? - niets waard : "gien sikkepit waard" ;
hij begrijpt er niets van: "hè snapter gien sikkepit van"
Hij had er niets van verstaan. "Hè had'r gien sikkepit va verstön."
Werd vroeger gebruikt om water te putten, bestond uit een boom die scharnierend werd opgesteld
Silicose, beroepsziekte ontstaan door inademing van steen- en kolenstof (zie ook 'stoflong') info
In de was zetten (auto)
Sinds - Dat is nog maar sinds Nieuwjaar dat je er niet meer kunt passeren: " Da's nog mer sind Néivejoa'er da ge doa'e ne mie'e door kunt."
- Die weg is al afgesloten sinds Nieuwjaar: "die'e stiewig es al afgeslote sind néivejoar".
Pinksteren
Bioscoop
Sinterklaas
St.-Barbara, patroonheilige van de mijnwerkers, ook: dag waarop deze heilige gevierd wordt.
Rode Aalbes
Sering
Slenteren (zie ook: "taffele" )
Handtas - 't Is in orde ! : " 't ès inne sjakosj"
Sjaal.Ik had van grootmoe een gebreide sjerp gekregen. "Ich ha va gruttemóu ne gestrókke sjal gekrege."
Lasapparaat
Deur-, ventersomlijsting
Bedrieger
Wegmoffelen, meepakken
Geluk
Gelukzak
Verwisselen
Paneermeel (< chapelure)
Plaats waar de koolmijn zich bevindt (charbonnage) afbeelding
Kinderwagen
Een lading (< Fr. charge)
Uitlaat
Kousenband
Ventiel
1. Stuk pruimtabak (zie: "sik") om op te kauwen 2. Kauwgom
Opvallend mooi, chic, chique - Een afgeborstelde heer heeft niet altijd een groot hart: "Ne sjieke tiep es néi altè ne sjieken tiep"
 
Kauwgom (zie ook: 'tutteflut'), tabakspruim
Kauwen op kauwgom of pruimtabak
Sjirpen, protesteren
Mopperen, vitten
Aanmodderen
Klungelaar, zie ook: "klosser"
Klager
Karel, Charles
Kletsen en zeveren
Roomsoes, liefje - Mijn schatje brengt mij elke week soesjes mee van bakkerij Guedens: "Mè sjoeke bringt miche elke wèèk sjoekes mee vanne Guud."
Wippen - Mijn twee broers zaten met hun twee op het zadel van vaders moto te wippen. "Mèn twie'e brùi'ers zate getwie'ene oppe zoal van ozze poa zennen tuffer te sjoepe."
Citroën 2 pk-tje (ook 'geitje': ''gèèt' )
Chocolade
Chocoladen. Boerderij in Meelberg waar restafval van de chocoladefabriek gestort werd. "De sjokolatte wiening."
Ham, stuk gedroogd dijbeen (vgl. Dts. 'Schinken)
Vereniging (< Fr. societé)
Voetballen - Ik dacht na de middag te gaan voetballen, maar onze pa zei dat dat niet zou doorgaan. "Ich mende 's achtersnóuns goñ te sjotte, mer ozze poa zee da datte gien verf ging pakke."
Schommelen
Schaatsen , ook: "skabberdaine rai'e"
Onverzorgd persoon, Versleten kleren. Bij de kraag vatten: "bè zenne skabbernak pakke"
Ik greep hem bij zijn nekvel en gaf hem billenkoek. "Ich skèèrde 'm bè zenne skabbernak en méik zen billen es góu werm."
Kort nadat hij die tas gestolen had, had men hem bij het nekvel gevat. "Kort nó dat 'm die kabas gepikt ha, hemme ze hum bij zenne skabbernak kunne pakke."
De kokervormige toegang van een pijn (zie ook: 'put', 'beur')
Delven van de schacht
Schachttoren met 4 schachtwielen voor bediening van 4 liftkooien door 2 ophaalmachines, afbeelding
Schuif
Glijbaan, schuifaf
Schuimspaan - Hij zei dat ze 'n dik achterwerk had en ze sloeg hem met het schuimspaan op z'n hoofd, 't schuim van de soep lekte langs z'n oren af : "Hè zee da ze 'n diek gat ha, en ze slóug 'm boenk mi 't skaimspoa'en op zenne bölle, 't skaim vanne sop leekde langs z'n oere af."
Schijnen
Ontschorsen
Op slinkse wijze goederen vergaren, meenemen (op een manier die net niet stelen is)
Ongemerkt verdwenen, ervandoor
Afschampen
Beschadigen (vd. : geskandelezeerd
)
Schandaal
Kast
Heiligenmedaillon, schapulier
Skarminkel. Lelijk vrouw : "Lillek skarminkel ! "
Armoedig, haveloos, schurftig, sjofel
Scheidingslijn tussen percelen
Deksel van pot of pan - Het deksel was van de kookpot gevallen: "Het skèèl war vanne kastrol gevalle."
Toen we jong waren speelden we orkest met potten en deksels. "Tóun we nog júng ware haan we 'n erkest mee kestrolle en potskèle."
Schaar, schram
Scheergerief - Onder de spiegel hing 'n rekje waar zijn scheergerief en zeep op lag: "Onner de spiegel honk 'n etazjerke moe'e zè skèèrgeréif en zie'ep op lag."
Steen die gebruikt wordt om grens (perceel, grondgebied) aan te geven
Bange vrouw, meisje. Een ijdele dame. "Een skèètkont, een skèètmadam."
Diarree. Daar krijg ik het schijt van. "Da es toch wöl vur 't skèèt va te krège."
Hij is van een kale kermis thuisgekomen. "Die'e es beskete ötgekome."
Hij heeft mijn tijd verprutst. "Hè ha mich nen halven dag verskete."
Een bangerik. "'t Es nen echte skrikskèter."
'Het is nogal wat. "'t Es wa geskete."
'Dat is een bangerik. "Da's ne skèter."
Scheidingsgeul tussen 2 percelen
Schietkraam - Alles wat je in de schietkraam afschoot, was niet van veel waarde: "Alles wadder afskoot oppe skéitbrak, war néi veul va petiek ! "
1. Katapult 2. Klein visje (kwam uit het kanaal)
Schietmeester, persoon die springstoffen tot ontploffing brengt
Cimbalen
Zolder boven koestal
Schillen
Schelm
Schemering. Niet meer helder kunnen zien. "Skemer vurre oe-ge hemme."
Scheren, Vastpakken
- Nu zit ik in de problemen. Noa zen ich geskore.
"Wéi geskore wèèrt mót stilziette."Hij heeft me bedrogen."He hit mich geskore."
Voor het scheren moet je je baard eerst inzepen. "Vur 't skère modder urre board te gói inzie'epe."
Als je onder vuur genomen wordt, kun je je beter rustig houden."Wéi geskore wèèrt mót stilziette."
Hij greep haar met haar paardestaart vast. "Hè skèèrde hur bè hurre pèrestet vast."
Ik greep haar vast met haar arm. "Ich skèèrde hur vast mé hurren erm."
Scharenslijper
Mes om een schoof stro door te snijden
Blok met 2 schuine opkanten om het stro in te leggen en te snijden
Scharnier - vk. 'skernirke'
Slijpen
Vierkante eg met ijzeren tanden naar voren
Schijten ; vd 'geskete',
Het is nogal wat. "'t Es wa geskete."
Het is weer wat. "'t Es wier éit geskete."
Hij heeft onder mijn duiven geschoten. "Die'e hit in men roape geskete."
Je bent niet min. "Ge zet mich ooch éit geskete."
Loop naar de maan. "Sket poete."
Het is weer wat."'t Es wier éit geskete."
Diarree - Hij had buikloop: "Hè skeet gelak ne règer"
Die is van een heel kale reis thuisgekomen. "Die'en es ter hennig beskete ötgekome."
1. Knikker 2. Schot 3. Twijg 4. Geutje - Zouden ze je hier ook leren knikkeren ? : "Zoon ze óch héi ooch liere skeutskéite ?"
Verzot - niet erg zot zijn van iets, geneigd zijn om iets te doen: "néi skeutig zèn".
Hij houdt niet van het korenbinden maar wel van kersen plukken. "Korebienne, dó war 'm néi hèt skeutig op , mer kie'ezeplukke da dé 'm gère."
'Hij is er niet happig op. '"Hè es ter néi skeutig op."
knikkeren, termen: " hoegpuut " = alles toegelaten !
Scheidingslijn, perceelgrens
Schuin, scheef
Jatten, op slinkse wijze in het bezit komen van iets
Schip
Kabel van 100 m lang tussen 'cortouche' en schietstoel
Bladerdeeg
Schelen - Wat is er aan de hand: "Wad' ès er ? Wa skilt er ? "
; Wij schelen twee jaar : "Wè skille twie'e joar."
Schilderen - Eindeloos wachten. "Stön te skillere."
Schaduw, schade
Lei - Leibedekking: " skoalie'e "
Buitenzijde van rondhout, waarvan in het midden een plank is uitgezaagd, schaliehout
Schande. Iets te schande maken. "Éit te skoan make."
Schaap
Scheermes - Jef schoor zich altijd met 't scheermes, met de rechterhand rechts en met de linker links. "Jef skoor 'm altè mé de skoars, mé z'n rechse hand rechs en mé z'n slingse hand slings."
; Mijn schaatsen zijn zo scherp als een scheermes: "Mèn skabberdaine zèn zoe skerp as een skoars".
Schoof - Schoven dichterbij gooien: " skoe'eve bèèskéite "
Mooi - Hij heeft een mooi werkje gekregen: "Die'en hit ö skoe'e werkske gekrege ! "
Ik kwam daar een meisje tegen, mooi van ver, maar toen ik bij haar kwam was ze ver van mooi. "Ich kwamp doa'e e maske tege, skoe'en va wèèt, mer tóun ich terbèè kwamp war ze wèèt va skoe'en."
Het is mooi weer en er lopen mooie vrouwen door 't dorp. "'t Es skoe wèèr en do loe'epe skoe'en vröllie dur 't dörp."
Schoonbroer
Schooier
Schuin, Schuins
Schoot
Etenstijd
Schoft (flank) van dier of kruiwagen
Stoffen broodzak (gemaakt van linnen)
Schooien, bedelen
Schooier
Weg, op uitstap - (< schok, dialect voor schommel, vandaar 'snel bewegen') Ze is nooit thuis: "Ze es altè op skok"
Proost, gezondheid, cheers !
Grote voorschoot zie ook Skommelèèr
Klein, fijn droog gras tussen de hei
Werken in de stal als laatste werkzaamheden van de dag
Voorschoot, grote stevige vrouwenschort om te schommele d.w.z. het avondlijke poetsen in en rond de boerderij
Schuins
Schouw
School - Na de schooltijd moesten we koeien hoeden: "No 't skool moeste we gón kói hùi-e."
/p>
Schooltas
Onderwijzeres
Schouw
Schouder
Loods voor karren en werktuigen
Als het er echt op aankomt ( < schaapscheren) - Als het er echt op aankomt, kun je niet op hem rekenen: "As 't op sköpskèren oankomt,
sket 'm in z'n brók"
Schors
Vaatdoek
Flinke, zware regenbui
Schuren. Niets doen, profiteren. "Zen kloe'ete schóu'ere."
We moesten de rolluiken schuren want vader ging ze schilderen. "We moeste de vallè 's skóu'ere want ozze poa gonk ze verve."
Schoen ; hoge schoenen: 'hoe-g skóun'
Schoensmeer
Schrabben
Dwars over, schrijlings (met één been aan elke kant)
Je huid openschaven (vd. geskrend : huidirritatie door wrijving)
Geelgors
Wenen
Bange vrouw
Schrikschijter, bange man (zie ook: 'skèèt').Het is een bangerik. "Tes ne skrikskèter."
Ijzeren bak bediend met 2 hendels om losse steen van het front weg te trekken
Schrobben, schuren
Andijvie
Schudgoot, 3 m lange ijzeren bak voor kolentransport, opgehangen aan pijlerondersteuning , afbeelding
Onbetrouwbaar persoon met een sterke neiging om van anderen te profiteren
De kaarten schudden. Je moet de kaarten schudden. "Ge mót de koarte skuffele ier da ge ze geft."
Hebberig
Schuur waar oa. de wanmolen, dorsmolen, dorsvlegel opgeborgen werd, ook om met de dorsvlegel te dorsen
Schuurpoort, rits van mannenbroek - Jongen, je gulp staat open: "héi jóh, ur skùi'erdeur stiet ope"
Lommer, schaduw (zie ook: "kùileskoai")
Schimmel
Spade. Ik hou er mee op en ik ben weg. "Ich kös men skúp af en ich zen skúppes."
Ze zijn er vandoor. "Ze zen skúppes."
Weg, ervandoor
Schoppenboer
Verminderen, achteruitgaan
Slaan - Hij vertelt wartaal: "Hè slagt 'r nève"
Onzinnige praat vertellen. "Éit öt z'n bótte slage."
Gulzig eten of drinken. "Éit in z'n kas of in z'n kloe'ete slage."
Olieslagerij
Suikererwtjes, peultjes (<sluimererwten)
kolenslib, bezinksel van steenkool in water
Plaats waar het fijn kolenslib bezinkt dat na het wassen van de steenkool door het water meegevoerd werd
1. Vuil werk 2. Zorgen
Vaatdoek
Linnen schoenen met touwzool
Balken beslagen met ijzeren repen met 2 dwarsregels, diende om ploeg of eg vervoeren
Slaag, slagen - Je merkt dat hij slaag heeft gehad, z'n gezicht heeft alle kleuren van de regenboog. "Gè zéit het t'r oan dat 'm slèèg hit gehad, zè geziecht hit alle kleure vanne règerboog."
Slak
Ongeschoolde arbeider die mijnwagen sleept en duwt

Versleten. Vlug sleet veroorzakend - iemand die veel verslijt: "ne sletige"
Slippers
De onderste twijgen en takken van de boom verwijderen
Open mijnwagen
Uitgeslapen, geslepen iemand
Links, linkshandig, sluw
Slapen
Sla, salade
Afzakken van bv. kousen
Onverzorgde, slordig geklede man, iemand die alles laat rondslingeren
Koolzaad, koolraap
Raapkool (In het Dommelands dialect van Noord-Limburg gebruikelijk, met uitlopers tot in ons dorp)
Houten wig
1. Rioolputje langs de weg, zwelger 2. Gulzige eter. Mijn knikker was in het rioolputje gerold. "Menne skeut war inne sloeker getruld."
Sukkel (gezegd van een vrouw) - Ze was een sukkel van een vrouw, alles zat haar tegen: "'t War een erm sloer ! "
Bolster van okkernoot of kastanje, notenbolster
Pantoffel
Met de voeten slepend gaan
Sullige vrouw, sukkel (zie: 'sloer' )
Slaapjurk, nachtpon
Slurpen
Slim
1. Lange achterkant van herenhemd 2. Nachthemd voor mannen - Ik heb me verslapen. "Ze hit op m'n slup gelege."
Zijn hemd hangt uit z'n broek. "De slup van zen hum hangt öt zen brók , ’t es kerremes inne brókstroa'et."
Zweep (koehoeden)
Smid
1. Slecht mens 2. galgenaas
Gooien
Smakkend geluid maken bij het eten
Gezicht
Vuile vod
Bungelen
Smeerlapperij
Smal
Modder, vieze vuiligheid, ondefiniëerbaar mengsel
Vuilmaken, besmeuren
Iemand die morst met zijn eten
Miezerig weer
Onvoltooid werk, onafgewerkte taak
1. Gezicht 2. Griesmeel
Griesmeel, tarwegries
Papje van melk met griesmeel - Waneer broeder Gerard 's avonds smoelpap kookte waren de internen er niet graag bij, ze hadden liever havermoutpap. "Vannie'e broeder Gérard smoelpap kookte 's oaves dan ware de interne t'r néi gère bè, mer as 't hoavermoutpap war dan ha 'm mie'er suksès."
Stof waarvan de plooitjes zo genaaid zijn dat er een bepaald patroon ontstaat, honingraatvormig borduurwerk
Pofbroek
Roken
Blikaars, opengeschuurd achterwerk ( 't ... ) Hij had zijn bilnaad opengeschuurd. "Hè ha ’t smort a ze gat."
Morsen
Afzetter, iemand die bv. tijdens de koopjesperiode de prijs alleen schijnbaar afprijst, iemand die bv. margarine voor boter verkoopt.
Morsen
Snijden - Ze heeft flink in haar vingers gesneden bij het raapjes snijden: "Ze hit ferm in hur vingers gesneen mé 't röpkes snai'e"
Ze waren er op een twee drie vandoor. "Ze ware op ie'en twie'e draai rie'epe snai'e."
Snijwonde
1. Boterham 2. Snede. Ik kreeg gewoonlijk boterhammen mee met appelcompote of een stuk peperkoek ertussen en een busje koude koffie. "Ich kreeg gemèènlek snees mee mé appelspais of e stuk pèperkoek tusse, en e bedonneke koa kaffie."
Bagagerekker
Slip met open naad, snelzeiker
Snoep
1. Snoepen 2. heimelijk zoeken - Ik verraste er een die in mijn documenten aan't snuffelen was: "Ich trappeerde iene die'en in m'n pepéi'ere an 't sneuke war."
Als je zo blijft snoepen, dan ben je binnenkort zo dik als een ton. "As ge zoe'e bleft sneuke dan kunne ze óch achterie'en rólle gelek 'n tón."
Snoeper
Sneeuw
overdreven snoepen
Snuit, onbeschofte nieuwsgierige vrouw
Een lelijk gezicht trekken
Mondkapje - nieuw Buitings woord (2020), bedacht door Paul Theunis afbeelding
Snuiven - Ze was snipverkouden en liep de ganse dag te snotteren. "Ze war verkoad en ze snófde den hielen dag."
Snurken
1. Uithangend neusslijm 2. Een jonger iemand dan jijzelf. Vroeger hadden de kinderen snotbellen tegenwoordig hebben de snotbellen kinderen. "Vrugger haan de júng snótbelle en segeworig hemme de snótbelle júng!"
Jongere
Snotneus, jeugd van 10 tot 13
Snoer. Er was en kortsluiting in het snoer van haar strijkijzer. "Doa war 'n kortsluiting in't snou'er va hur strèèkèèzer."
's Middags (<noen, nona hora)
Snuiten - Snuit je neus jongen, je hebt 'n vuile neus. "Snut óu'er neus menneke, want doa'e hangt 'n diekke snotbel oan."
Breiwol (ne bol, streng)
Deken. - En nu gaan we slapen. "En noa goñ we no lakekermis en no soaringemèt."
; Kruip maar diep onder de dekens, het vriest, er staan bloemetjes op het venster: "Kröpt mèr déip ónner de soaringe, het vréist, d'r stön blummekes oppe vienster ! "
't Is koud !
Beklagenswaardige vrouw
Sukkelen, ziekelijk zijn vd. "gesoekeld"
Chicorei, andijvie - Soms sneed mijn moeder wel eens chicorei bij de salade: "Vantèèd snee ós ma wöl es soekerai bè de sload."
Sukkelaar -
- 't Was een echte sukkelaar, hij had nooit zin om iets te doen: " 't war echt ne soekkelèèr, hè ha altèèd pain an z'n goesting".
5 Cent
Sommige
Zondagse kleren
Soep.Ik zal hem zijn 7 zaligheden eens geven. "Ich zal die'e zen sop es ötsköppe."
Ventiel
In vloeistof drenken
Zure oprispingen (zie ook: 'Zóu'er)Met de benen uiteen, spreidstand bij vrouwen
Spie
Wasknijper
Moes, spijs
Pleister, tape (< merknaam Sparadrap)
Braken. Ze had iets verkeerds gegeten denk ik, want ze voelde zich slecht en ze had de ganse nacht moeten braken."Ze ha éit verkierd gète dink ich, want ze vùilde hur mottig en ze ha den hielen nacht mótte spawwe."
Huwelijksreis. Vroeger gingen ze op huwelijkreis naar zee, nu over de hele wereld. "Vrugger ginke ze op speelrèès no de zee'e, segewoorig gon ze no den oanere kant vanne wèreld."
Halm, grasstreng vkw spirke - Je ziet er nog juist 'hetzelfde uit als vroeger, je bent nog geen haar veranderd: "Gè zéit 'r nog krek 't zelfste öt as vrugger, ge zet nog gie spéi'er veroanerd."
Het is windstil. "Doa es gie spéi'er wiend."
Spier
Tobben, piekeren, nadenken - Sinds haar man overleden is zit ze ganse dagen te piekeren: "Sins hurre miens doe'ed es zit ze oaling daag te spekelére."
Gekruide, vrij harde en platte koek die vooral gegeten wordt in de Sinterklaasperiode - Afbeelding
Inspectie - Controleren: "speksie make"
Voordat ze gingen slapen checkten ze eerst of deuren en vensters gesloten waren. "Vur da ze sloape gonke méike ze ie'est speksie of alle deure en viensters te gói toegedön ware."
Wat is hier gaande ? Wat is dat hier voor een bedoening ? : "Wa's da héi vur ö spel ?"
Hij stond daar in zijn blootje. "Hè stond doa'e mee zè spel bloe'et."
Speling. - Zijn fiets wiebelde en rammelde, er zat speling op z'n as. "Zenne vullo wieggelde en hódderde hielegans, do zat spel op zennen as."
Speld, naald
Spatten
Spartelen
Spugen, bv. het speeksel bij het pruimen van tabak in de spuugpot (kwispedoor)
Figuurlijke decoratie (gezet door duim met speeksel)
Binnenpret - Ergens heimelijk plezier in hebben : "Erges spiek in hemme" ;
, "Doa'e haan we noa es spiek in sè"
Nadenken (<Fr. spéculer)
Fonkelnieuw
Speelplaats
Sprietje gras of hout
Loten, kort en lang rietje of stukje hout trekken
Lumbago, voor die men gaat omspitten in tuin
Splinter. Lowie was 'n nieuwe kippenren aan 't maken , tegen dat ze klaar was zaten er in iedere vinger wel drie splinters. "Lewéi war 'n néif hiennekot an 't make, tege dat 't af war stake ter in éidere vinger wöl draai spliensters."
Haasten (zich) (zen ège ... : bv. Haast je.spóid óch)
Afneembaar zijstuk van platte kruiwagen of kar
Spijlen rond bed, afneembare zijplank,ijzer van bed
Toegangsweg door de velden, karrenspoor, servitudeweg
Spreeuw
Tuinslang
Broos
Sport van ladder of stoel
Veevoedergewas, spurrie (Spergula arvensis)
Mager meisje
Opzwellen
Houten paal - ;Hij heeft het financieel moeilijk: "hè kan néi gów rond zenne staak" ;
Hij heeft het nu goed, maar dat is niet altijd zo geweest: "Hè kan noa bèter rond zenne staak, mer da es néi altèd zoe gewiest ! "
 
Gekapte steenvulling
, mengsel van steengruis waarmee het kolenfront opnieuw werd opgevuld in de mijn van Beringen - "Stab bloa'eze": opvulling pompen
Dikke stengel - Het veld stond vol koolstengels, ze hadden de kolen geoogst: 'Het veld stond vol kú'elstabbe, ze haan de kú'el geoe'egst.'
Ik plant een spriet prei en oogst een dikke stam: "ich plant e spéir poor en dee ne stab poor öt"
De ontgonnen ruimte opvullen
Stijfsel. Ze hadden een ganse emmer stijfsel gemmakt, genoeg om al de verpleegstersschorten van 't ziekenhuis te stijven. "Ze haan nen oalingen iemmer stessel gemakt, genoeg vur al de verpleegstersvurringe van 't hospetoal te stessele."
Stuiven, opwaaien van fijn zand of stof - Men zal er tekeer gaan: " 't zal ter staive ! "
Café - Hij ging van 't ene café naar 't andere: "Hè gónk van d' ie'en stammené nó d' aner "
Trappen - Hij trapte een gat in de lucht toen hij die strafschop nam: "Hè stampde ö kót inne loecht tóun hè die'e pinalti moest stampe !"
Bomvol - De spiegeltent zat barstensvol volk: "de spiegeltent stak stampesvol vollek."
- De balzoal zat stampesvol, ze stake mé 't gat böete: "de balzaal zat bomvol, het volk moest buiten staan"
Ruimte die na de ontkoling is vrijgekomen vullen met stenen
Jute stof
Kibbelen, ruzie maken
Stijf - Ze waren met de kinderen gaan voetballen, 's anderendaags waren ze zo stijf als een plank: "Ze ware mé de klèèn manne goñ sjotte, 's oanerendaags ware ze zoe stèèf as 'n plank."
Binnenvoering van kamelenhaar
Hoofd (vgl. Dts 'Stirn') - Hij had het in zijn hoofd gehaald dat hij de zoon was van de postbode: "Hè had 't in z'n stèèr gehald dat 'm de zoon war vanne fakteur."
Ze hebben een sateliet gelanceerd naar een andere ster dan onze ster, de zon. "Ze hemme een raket afgeskote nó een ander stèèr dan ós ège stèèr de zon."
- Hij was zeer hovaardig: 'Hè had 't hoe-g in zen stèèr'
Hij was zeer hovaardig. He dad ’t hoeg in zen stèèr - zenne bol.
Met strakke, starre blik
Stier
Roepnaam voor Augustinus
De kaarten steken
Bedekt iets neteligs zeggen
Steken. - Nauw komen: 'noa stèke'
  Dat komt niet zo nauw. "Da stekt néi zoe noa."
;
Luciferdoosje - Lucifers zitten in een luciferdoosje: 'Stekskes zitte inne stekkedúske.'
Lucifer
Stenen kruik, bewaarpot, geglazuurde kroeg
Steriliseren
Met stijfsel stijven (wasgoed)
Staart vkw Stetteke - Een toontje lager zingen: "Zenne stet intrekke".
Daar zal zeker nog een vervolg op komen. "Da zal nog wöl e stetteke krège."
Hij staat helemaal achteraan. "Hè stiet doa'e moe'e dat den hond zenne stet stiet."
Wegje
Staartster
Baksteen
Horizontale hoofdverbinding in de ondergrond (spoorverkeer)
Steenhouwer
Stapelgek
Weideafsluiting, omheining - De koe is door de afsluiting gebroken: "Die kói es dur de stiecheling gebraakt."

Stuiven - 't Zal er stuiven en het heeft er al stevig gestoven: '"t Zal ter stieve en 't hit 'r al hennig gestove."
Het zal er stuiven. "'t Zal 'r stieve!"
Sloot
- De gemeentewerkers hebben alle sloten dichtgelegd met betonnen buizen: "Die vanne gemènte hemme al de stiewigsgrachte toegeleed mé betonne baize"
Ijdel iemand - Louis was een ijdeltuit, altijd tip top gekleed. Zelfs als hij met de beerton reed droeg hij een wit hemd met das en was hij geparfumeerd: 'Lewieke war ne stinker, altèè afgebösseld tot en met, zelfs vur zèèk te voare dee 'm ö wiet hum en ne plastron oan en rook 'm no de kosmetiek'.
Tagetes, afrikaantjes (bloemsoort)
Zweetvoeten
Stutpaal
De overheid (de ...), staat - Daar kun je niet op rekenen: 'de stoa'et, do kund'r gienne stoa'et op make.'

Een karn, botervat met een stamper om te boteren
Rolgordijn
om de spoorstaven op maat te houden
Verdieping
Stommiteit - Daar beging ik weer een stommiteit: " Doa dee ich wier ne stoe'et "

Stoten - Een doodsimpel en braaf iemand: "ne stoe'et um" ;
Jef was een doorbrave man, maar te weinig assertief: "Jef war ne broave miens, 't war nen echte stoe'et um."
Stootkar
Opstoken, voorover vallen ; gedrongen gestalte: 'gestöekt'

Aardappelen en groente gepureerd - Mijn favoriete stamppot is met prei: "Menne veurkeur giet nó poorstoemp en ooch poettestoemp".
Stuipen
Opscheppen
Opschepper
Sierdoekje in bovenzakje van kostuum
Ziekte ontstaan door inademing van steen- en/of kolenstof (zie: 'silikoos')
Bij een ontploffing, grauwvuur, kapte men deze om om het grauwvuur met kolenstof te bedekken
Stock, deel van het kolenfront van bv. 3 m lengte en 1,5 m diepte dat door een kolenhouwer tijdens één shift ('post') ontgonnen wordt.
Stok, vk. stökske -
- Vroeg naar bed gaan: "mé de kiekes mee op stok goñ"
- Flauw vallen: "va ze stökske valle"
Informeren. De rijkswacht was overal inlichtingen aan 't inwinnen om die moordenaar met zijn dolk te kunnen vatten. "De gendèrme ware allekante an 't stollestére vur die'e moerdenèèr mé zenne poenjaar te kunnen pakke."
Stom - Ze heeft de hele dag geen woord gezegd: "Ze hit den hielen dag stóm geloe'epe, zjúst beeld en giene klank".
, dom - hij is te dom om te helpen donderen: 'Te stóm vur doe'ed te dóun'

Heimelijk, zonder iets te zeggen
Staan ovt stónd vd gestön
Staander
Kachel
Stout
Met metalen schijfje naar een stop waarop de inleg staat werpen, wie er het dichtstbij ligt, krijgt de inleg ( ook: 'Stöpke skéite'
)
Stopjes
 Op hete kolen zitten: "op stöpkes zitte" ; Iemand bedriegen, in slaap doen: "éimand op stöpkes trekke"
Gaten dichtnaaien van kousen, breiwerk enz... vd gestópt - Hij droeg altijd verstelde sokken: "Hè ha wienter en zomer gestópte zokken oan"
Speelgoedgeweer dat stukje kurk aan een koordje afschiet
Wortelen die later in het koren gezaaid worden, geoogst na het oogsten van het graan. Bijteelt bij koren.
Breuk in kolenlaag, verzakking van bv. 4 à 8 m
Stoel. Eigen stoel, privé stoel in de kerk 'Ègestóul'.
Er waren ook mensen die een privé stoel hadden (in de kerk). "Do ware ooch miense die nen ège stóul hoan."
Discuteren, afstrijden, betwisten
Ruggengraat - Ik heb een regenbui over me heen gehad, ik ben doorweekt: 'ich hem 'n bais règer euver menne strank gekrege, ich zèn kleddernat.'
Vierkante houten lat, afgeschuind, waar men leem op kleefde om de zeis te scherpen
List, poets, kuren - Kuren hebben: " streek / streke hemme"
Schoorpaal, schuin geplaatste steunpaal
Streep
(vk. striepke) - We gaan dit beëindigen: "we goñ ter een strie'ep ónner trekke".
- Urbain stond met z'n geel kostuum met paarse strepen op de dikke witte streep van de aankomst gek te doen: "Urbèè stond mé zè gèèl kestum mé pulleper strie'epe oppe diekke wiette strie'ep vanne oankomst zot te dóun"
Stropen
Stroper
Plassen, pissen - Jouw hond heeft tegen mijn been geplast : "Urren hónd hit tege mè bie'en gestrietst ! "
Breinaald
Breien
Knoteik, knotwilg - Marcel Meelbergs reed door de straat met een knoteik op zijn mallejan: 'Sel vanne Mèèl ree durre stroa'et mé ne strinkbol a z'n nöts hange'
Humus boven in de knoteik
Straat, vk 'strèteke'
- Heb je een mooie vrouw en een kwalijk been, man hou ze beide van de straat. "Hidder ö tof vroke en ö koa'ed bie'en, miens hod ze dan allebèè van 't stroa'et."
Hij heeft nog altijd geen relatie en woont nog altijd thuis. "Die'e gerakt néi va stroa'et af."
Stro ; gehakseld stro: 'geskerfd stroe-i'
Opgestapelde schoven stro, stromijt
Struis, fors
Pluk haar
Sloffen, sleepvoeten - Heel vroeger had je bij het leger het voetvolk, de infanteristen: "Hie'el vrugger hadder bè den trop de zandstróffers".
Struikelen
Stinkende potjes moet je gedekt houden: "Hóu mie'er da ge inne strónt gót rùi'ere hóu hetter dat da stinkt"
. Het is daar armoe troef. "'t Zen doa'e smoal ströntekes die ze kakke."
Jij wil blijkbaar niets zien of niets horen. "Ge hit perséis strónt in ur oe-ge en stoppe in ur oe-re."
Je moet geen slapende honden gaan wakker maken. "Ge mot néi inne strónt goñ rùi'ere."
Wie denk je wel dat je bent ? 'Strónt wéi hèt óch geskete ?'

Rotverwend
Straalbezopen
Siroop, stroop
Strot, keel. Dat kleintje zette daar een keel open. "Die'e klenne zat doa'e zèn stroot ope."
Iemand met z'n keel vastgrijpen. "Éimand bè z'n stroot vastskère."
Guitige kapoen syn. 'Pook (Peukske)' - Haar jongste was een guitige kapoen. "Hurre jóngste war zoe'e ne strop, ön echt pook, peukske, alleman had ter plezéi'er in."
Anus
1. Mengeling dennennaalden en hei 2. Samenraapsel van bladeren en takjes, oud hooi (om af te dekken tegen bevriezen, bv. bietenhoop)
Verward krulhaar
Struikelen - Hij is over zijn eigen problemen gevallen: "Hè es euver de knobbels va z'n ège tie'ene gestrunkeld".
Deel, onderdeel , mv. stukke
- De vaas was in scherven gevallen: "de voas war in stukke gevalle"
- ze liet het in stukken vallen : "ze léit 't valle en 't war stukke vanie'en"
- Zijn auto liet het afweten: "hè ha stukke an zennen oto"
- Dat kost zeer veel geld: "da kost stukke va miense".
Kleine stoel, fietsstoeltje
Bijdrage voor 't gebruik van een stoel in de kerk
Persoon die stoelgeld ophaalde in de kerk (zie ook: "kloater")
Kort stukje , bv. sigarettenstompje
Pijlerondersteuning, met elkaar verbonden rams (kap met stempels)
Schommel
Zuring, groente
Simpel, eenvoudig
Dat is spijtig, zonde - Dat is spijtig dat ik dat meisje / jongen niet aan de haak kon slaan: " Da's sun da ich die néi kost krège !"
Dunne onderjurk ( ‹Fr. sous jupe ?)
Bijgeloof
Buiten westen, bewusteloos: "va zenne sus gón" (‹ Lat. "de suis cadere" van zichzelf vallen, bron: Cools, Karel "Vergeelde woorden") -
zie ook: "center", "klot"

Vink (zie ook 'bótvink')
Zuid
Frans, François
Soigneren, verzorgen (vd. geswanjeerd
)
Terwijl, ondertussen
Doordeweekse kleren.Hij deed gauw zijn doordeweekse kleren uit en deed zijn goede kleren aan. "Hè spilde zèn swerkendags dinge öt en trok zè góud dinge oan."
Ordebewaker in de kerk
Daags - Het was kermis. De dag ervoor kookte ons ma kippensoep met balletjes en vermicelli en de dag erna was ze al op: "'t War kerremes, taags terveure ha ós ma kiekesóp mee bollekes en engelehoar gekookt en taags ternoa war ze al op."
De dag ervoor - Was het de dag ervoor of de dag erna: 'War 't taags terveure of war 't taags ternoa'e ?'
Talmen, niet doorwerken
Op de sukkel
Iemand die niet opschiet, treuzelaar
een zeer langzaam persoon
Tachtig
Een dier (koe, geit, schaap) aan een stok vastmaken om het te laten grazen
Tak, vkw.: 'tekske'
- Je moet niet zo kibbelen en kijven: 'Gè mót zoe néi van urren tak make ! '
Geroddel, commentaar, lawaai
Tand mv "toan" Dat eet ik graag, maar die an die lange tafel die lusten het niet. "Da 's éit no mennen tand, mer die an die lange töffel die ète mé lang toan."
Dat heb ik graag,dat is mijn voorkeur. Das éit no mennen tand.
Tand, vkw. 'tenteke'
Vrouw met slecht karakter : Hij is getrouwd met een vrouw met een heel slecht karakter. "hè ès getrawd mee een tang van e wèèf"
Het past er in het geheel niet bij. "'t Es gelek 'n tang oppe verreke."
Tandenborstel
Tandarts
Behangen - 't Behangpapier is in aanbieding, dan zullen we maar gauw de opkamer behangen: "'t Tappeséérpepéi'er es in reklam, dan zulle we noa mer rap de kellekoamer tappesére."
Ruimte voor stro te stapelen naast dorsvloer: "den tas"
Voelen, tasten
Hoop
Afgewerkt, perfect, correct, pas, juist - Ze waren nog maar net klaar met hun maaltijd toen zei moeder dat de koffie en taart op tafel stonden: "Ze haan nog mèr te gói gedön mé ète tóun zé os ma al da de kaffie vèrig war en de vloai op töffel stond"
Bij haar thuis
Gemeend, 't was menens
Binnenkort, de volgende - De volgende keer mag je ook komen, maar volgend jaar vragen we iemand anders: Te nöste kier meugde gè ooch kome, mer te noaste joar dan vroage we éimand oaners'.
Te voet - Ik ga nooit meer te voet naar Scherpenheuvel : "Ich gón noe'et ne mie'e te vóut no Skerpenheuvel."
Bij hem thuis, te zijnent, te zijnen huize - Hij was al twee dagen van huis, hij was op de zwier: "Hè war al twie'e dage te zennest eweg, hè war oppe brats ! "
Bij hem thuis
Pijler, hellende ondergrondse gang in steenkoollaag die door de ontginning elke dag vooruitschuift, kolenfront
Tijd, vk. 'tèteke', sommigen spreken het al dan niet opzettelijk 'tetteke' uit - Het is een tijdje geleden dat ik jou nog gezien heb: ' 't ès een tetteke leen da ich óch nog gezéin hem '
- Het kan nog even duren: "'t kan nog een tèteke dùi'ere".
Ondertussen. Ik had mijn fiets bij de fietsenmaker binnengebracht voor een nieuwe binnenband en tegelijkertijd was ik aan de overkant gaan eten. "Ich ha menne vloo bè de vullemaker biennegedön vur ne néive bienneband en tèèdterwail war ich an den oanere kant goñ ète."
Tijdverlies
Tijdverdrijf
Drink
Aarding, asfalt
Feestvergadering van de vereniging, samen met de sponsors.
Verschillende - veel verschillende kleuren, kleurrijk: "Veul verskillige en tefrente kleuren"
Ze hadden die nacht in die café aardig gevochten, daar waren er verschillende die veel slaag gekregen hadden. "Ze haan die'e nacht in die kafé nogal gebösseld, doa'e ware 't er tefrente die veul kletse gekrege haan."
Daar waren er verscheidene die dat gekocht hadden maar allemaal in verschillende kleuren. "Doa'e ware ter tefrente die da gekocht haan, mer allemoal in tefrente kleure."
Tegenover, aan de andere kant van
bij haar thuis
Tien
1 tiende
Jeans broek (< cowboy) - Vroeger noemden ze een jeans een texasbroek of cowboybroek, omdat ze die voor 't eerst in westerns zagen: 'Vrugger joare zeen ze tege 'n zjeensbrók een teksasbrók of keboibrók, omda de miense va tóun da vur d'ieste zage in keboifillems.'
Bovengrondse telefooncentrale
Televisie
Bord om uit te eten - Ik kreeg daar heel wat te verwerken: 'Ich kreeg doa'e nogal ewa op mèn telluur ! '
Tomaat
Vanmorgen
Postzegel - Ze hebben bij de post een ganse serie nieuwe postzegels uitgebracht met allemaal vlinders op: "Ze hemme bè de post 'n hie'el serie néif tempers ötgebrocht mee allemoal piepels op."
; Lik eens aan die postzegel, dan plakt ie goed: "Lekt es an die'en temper, dan plekt 'm góu".
Balk tussen twee stempels om zijdelingse druk op te vangen
Verloren gaan, in onbruik raken, tenietgaan. Ze hebben bericht gelaten dat de fabricatie van houten koffiemolens gestopt is, weer 'n huiselijke gewoonte in onbruik. "Ze hemme mich teng gelötte dat 't fabrik van hote kaffiemeules toe ès, wier 'n gewoente in't höeshoon die tenéit gót."
Bericht, tijding - Een melding ontvangen: "tèng krège" ;
Ik heb bericht gekregen dat ik naar het leger moet: "Ich hem teng gekrege dat ich no den tróp mót."
Mercurochroom - Ik had een schram op mijn been en moeder heeft daar mercurochrome aan gestreken: 'Ich ha 'n skèèr op mè bie'en vanne piennekesdroa'ed en ós ma hit 'r tenturiot oagedön'
Uitsteeksel (vk. van 'tap')
Erover
Tarwe
Ernaast
Erna, achteraf
1. Ervoor 2. Pro - Hij vertrok de dag ervoor om zeker op tijd aan te komen: "Hè vertrok taags terveure vur zeker op tèèd oan te kome"
Broekzak, Jaszak - Ik had drie zakken in mijn broek, maar slechts één in mijn jas: ' Ich ha draai tesse in mèn brók en mèr iene biennebail in menne jas.'
Vrouwenborst, tiet - Ze heeft nog een zuigeling: 'Ze hit nog ienne die'en anne tet hangt'
Treuzelen
Treuzelaar
hyperactief spraakorgaan - Veel kabaal maken: 'Va zennen tetter make'.
- Ze kon haar mond niet houden: 'Hurren tetter stond néi stil'

Praatvaar
Beha
Mond - Die jongen had een grote mond: "Da menneke ha ne groe'eten teut"
; Hij denkt dat hij heel slim is, maar hij is alleen maar een grootprater: "Hè dinkt dat 'm alles wit, mèr hè hit allie'en mèr ne groe'eten teut"
; Hou je mond: " Hód urren teut mèr ! "
Ze heeft altijd een grote mond gehad, zelfs met de tuit van de koffiekan in de mond : 'Ze hit altèd ne groe'eten teut gehad, zelfs mé den teut vanne kaffiepot in hurre mond'.
Tuit, gietbek
- Oom dronk 's zomers als hij grote dorst had al eens een slok koffie aan de tuit van de koffiepot. "Nonk drónk inne zomer al es ne slók kaffie annen teut vanne kaffiepot as 'm groe'eten dorst ha."
Te veel drinken - Hij sprak met een stijve tong, hij had teveel gedronken: 'Hè klapte mé een dobbel tóng, hè ha teveul geteuteld.'
- Met hun drieën zaten ze aan de toog te drinken: 'Gedraaine zate ze annen toe-ch te teutele.'
Total loss - Ze reden met hun racewagen tegen een boom, de auto was total loss: 'Ze vlamde mé hun koersmasjien rats op ne boe'em, den oto war tevedder vanie'en ... '
Zeker - Hij vond het stuk taart zeker groot genoeg: "Hè vond 't stuk vloai tewil groe'et genoeg'
.
Teen - Tien tenen hebben we, vijf aan iedere voet: 'Téin tie'ene hemme wè t'r, vèèf an éidere vóut'.
Libelle
Kippen en kuikentjes in kindertaal
Aandrijfstang voor bakkenmotor
Rare, onbetrouwbaar man: "nen tiest"
Baptist
Ritssluiting - Riri is het beste en mooiste merk van ritssluitingen: 'Riri ès 't beste en 't skoenste merk va tirette.'

Leurder
Vanavond
Mondstuk voor paard
Wisselen, ruilen
Prutsen, ruilen
Toog
Hatelijke vrouw
Lelijke kwade vrouw: "lilleke toe-i"
Zeer luid wenen, huilen - Dat kind heeft nogal geweend, het is een echte schreeuwer: 'Die'e klenne hit nogal geblèt, 't ès nen echten toe-ter '.
Tabak - Vader had tabak in een gele tipzak voor zijn pijp: 'ózze pa ha toebak in die gèèl tupzakke vur zèn pèèp'.
Aframmeling - Slaag krijgen: "toeber krège"
Herhaaldelijk slaan
Slag
Moeilijk werken
Onbekwaam iemand - In de garage is een prutser aan mijn auto bezig geweest, nu rijdt ie enkel nog achteruit: 'Inne garaasj war 't er nen toeker an mennen oto bezig gewiest, 't ha zoe lank gedùi'erd tot 'm allie'en nog achteröt ree.'
Schroevendraaier
Thuis.Mijn vrouw was ziek. Is ze nu aan de beterhand ? "Die van töes war zik." "Es ze wier bèter ?"
Zorg dat je op tijd thuis bent ! Ja, ma ... : "Zörgt da ge intets töes zet ! Joa ma- ...."
Sluitspeld, veiligheidsspeld. Hij had in z'n broek gedaan, maar niet met opzet, mam had z'n broek per ongeluk vastgespeld aan z'n hemd met 'n veiligheidsspeld. "Hè ha in z'n brók gedön, mer hè kost 'r néi an dóun, want z'n ma ha per ongeluk z'n brók vastgespeld a zen slup mé 'n toespel."
Bijgeven - Een handje helpen: "Een henneke toestèke"

Herkennen
Om het even ( ‹ tout la même chose) - 't is allemaal hetzelfde: " 't ès allemoa'el toetmemsjoos ! "
Tafel - Stoot niet tegen de tafel: "Stút néi tege de töffel ! "

Tafelkleed
letterlijk: het doktertje, bijnaam voor dr. Cerstelotte, vanwege zijn kleine gestalte
Rol stof, vkw Rölleke
Herfsthooi (‹ toemaat).t Gras dat eind augustus of september nog een keer gemaaid en gehooid werd. "Tommert es hoe-i vanne twiede snee."

Tong - Het ligt op het puntje van mijn tong: ' Het lit op mèn tóng, mèr ich kan t'r néi opkome '
Tip (van schoenen)
Toren - Iemand ergens mee opzadelen, een peer stoven: "éimand nen tore oandóun'.
; Mijn jongste zoon heeft mij een peer gestoofd: 'menne jóngste hit mich nen tore oagedön !'
De minister was ons de les aan het lezen vanuit zijn verheven positie. De minister war ant oreren vanöt zennen ivoren tore.
Naafrem, rem in het achterwiel (werkt met achteruit te trappen)
" /> Tortelduifje - Bij een trouw laten ze wel eens twee tortelduifjes vliegen: 'Bè ne traw lötte ze nogal 's twie'e wiette tötteldöfkes vliege'
Ronde, tour, tijdje ook: streek - rare streken: "oarige tóu'ere" - 's Zomers tijdens de Tour de France reed Free met zijn fiets rond om 't krantje van den Tour te bedelen. "Inne zomer bè den Tóu'er de Froans ree Free rond op zenne vlo vur 't gazetteke vanne koers te verdèle."
Na de eerste ronde hebben ze nog een tijdje gewacht om nog een ronde te rijden: 'No die'en iesten tóu'er hemme ze nen hielen tóu'er gewocht vur 'm nog 's te rai'e'
.
Ronde
Bij u thuis - Wat mij betreft kunnen ze bij jou thuis allemaal de pot op: "Ze kunne tóu'erest vur mèn poart allemoal den boe'em in !"
; Met hoeveel kinderen zijn ze bij jullie thuis ? : 'Mé hóuveul zen ze tou'erest ? '
Toen
Daarnet
Daarstraks
Daarnet - Ik heb het daarnet nog gezegd: "Ich hem het tóunzjúst nog gezeed."
; Daarnet waren ze nog hier, nu zijn ze weg: 'Tóunzjúst ware ze nog héi, mer noa zèn ze ribbedebie '.
- Ze hadden me beloofd dat mijn fiets gisteren klaar zou zijn, maar hij is nog maar net gerepareerd: 'Ze haan beloofd da menne vlo giestere vèrig zo zèn, awöl, hè ès nog mèr va tóunzjúst gerie'ed ! '
Bij ons thuis
Blijven hangen - Ik was bij nonkel Louis een ganse voormiddag blijven zitten om over de duiven te praten: " Ich war bè nonk Lewéi nen oalinge vurnóun blève trakke, vur euver de daive te klappe."
laadt kolen van transportband over in mijnwagen
Betrappen (vd. getrappeerd, geattrapeerd)
Ze hadden die van hierachter betrapt bij het plaatsen van een strop in de haag om konijntjes te vangen. "Ze haan die'e van héiachter getrappeerd as 'm ne strop inne haag an 't zette war vur knengkes te vange."
Zwaar werk leveren - Kool houwen is zwaar werk: 'Kool make da ès travakke ! '
Dwarsligger
Bouwwerf
Trouwkostuum - Ze hebben zich nogal moeten haasten om mijn trouwkostuum klaar te krijgen: 'Ze hemme nogal kapiet gegeve vur mèn trawkestum op tèèd af te krège.'
Trouwen (ovt "trawde" vd " getrawd zèn" ) - Hij is in het begin van het jaar getrouwd en heeft al 3 kinderen. Hij heeft zijn plicht nogal gedaan ! : "Hè ès van in 't begien van 't joar getrawd en hèt al drai júng. Die'en hit zen devoere nogal gedön !"
1. Vastlopen van grotere oppervlaktes ("oantree'e") 2. Trappen 3. Stappen
Traag - Een trage, bv. dans: "nen trège"
Voetje voor voetje aantreden. Toen hij naar de hoogmis ging was hij in een drol getrapt, de ganse kerk stonk. "Tóun hè no de hoemmes gink war 'm inne stront getrèèd, de hie'el kerk stónk."
Houtschroef
Trechter
Tocht - Als je in de tocht staat, kun je een verkoudheid opdoen: "As ge in den trek stöt, kunder 'n klets pakke ! "
- Hij heeft een kou gevat: 'Hè hit oppen (innen) trek gestön'
Van ontvangsten moet je leven, maar van tocht krijg je kou. Van den trek modder lève , mer van dezen trek kregder broa koa.
Ontvangst - Van ontvangsten moet je leven , maar van de tocht krijg je kou: 'Vannen trek módder lève, mè van dezen trek kregder broa koa.'
Ontvangen, trekken, - Ik ontvang van de overheid mijn pensioen: 'Ich trek vanne stoa'et mè pensjóun'.
- Daar heb ik geld niet voor: 'da kan mènne grèze néi trekke ! '
- De kachel dampt, de schouw is verstopt: 'de stoof dómpt, de skoo trekt néi'.
- Zich ergens over ontfermen: ' éit ter hand trekke '.
om de spoorstaven samen te houden
Tochtgat - De voordeur staat open en het venster achter is niet dicht, het waait er los door: 'De deur stiet vaveur ope en de vienster vanachter ès néi toe, een echt trekkot'
.
Harmonica, accordeon (zie ook 'trekzak') - Alex is accordeon aan 't leren spelen: 'Alex ès trekörgel an 't liere.'
Magneet
Harmonica, accordeon (zie ook: 'trekörgel')
Trechtervormige stortbak voor overladen van kolen (zie ook: 'tramoei' )
Treuzelen - We mogen niet te lang treuzelen want eigenlijk zijn we erg gehaast: "Wè meuge néi te lank trènére want we zen ègelek hèt gepresseerd."
Je moet niet te lang talmen want we zijn erg gepresseerd. "Gè mot néi te lank trenére want wè zen hèt gepreseerd."
Plaaggeest
Plagen (vd. getrèterd)
Plaaggeest (ook: 'Trèterbös')
Truweeltje
Onnozel meisje, trien
Kolenzeverij, voor het verwijderen van stenen uit de kolen (zie ook: 'leesjongen')
Trippelen -
Je moet daar niet besluiteloos staan ronddraaien, laat 't maar opschieten: "Ge mót dó néi stön trieppele, dóut mèr voets !"
Mijnterril
Driewieler met bak, bakfiets - Desiré Moens met zijn driewieler had lekker ijs: "Den Dies mee zennen triportöer ha lekkere krèèm."
Ze hebben hem omvergereden met een bakfiets. "Ze hemme 'm umgereen mé nen triportöer."
Dribbelen - Walter Henkens kon in zijn tijd geweldig dribbelen: 'Walter va Gust oppe Wiessel kost in zennen tèèd bè de Flandria geweldig trippelére'
Troon -
Ze was dement: "ze war van hurren troe'en af".
Slaag - Als ik te laat thuiskwam kreeg ik dikwijls slaag van mijn ma: "As ich te loat töeskwamp dan kreeg ich diekkes troe-f van ons ma."
Ik ging voor tien met het kaarten, maar ik had slechts een troef in mijn handen. "Ich gink vur téin mee 't koarte, mer ich ha mer ienen troe-f in mijn hoan."
Zandschop
Step
Voederbak, trog
Troep, leger, legerdienst - Hij deed zijn militaire dienst bij de cavalerie: "Hè dee zennen tróp bè 't pèrevolk."
Bij het leger moesten wij een hele morgen aardappelen schillen: 'Bè den tróp moeste we den hiele mörrege petatte jasse'.
Terug, opnieuw, weer
- Ik ben dadelijk terug "ich zèn drek trug".
Lier
Rondrollen - Zijn mooiste knikker is toch wel in 't rioolputje gerold zeker: "Zenne skoenste skeut es toch in 't putteke getruld zeker".
1. Onnozel meisje 2. Naïeve vrouw - Wat een dom meisje ben je toch: "Gè se lómpe trut "
Jozef z'n vrouw is echt niet wijs en wat ze vertelt is onzin. "Jef zè wèèf es 'n echte trut en wa se vertelt es echten truut."
Prietpraat
1. Arthur
Zwak begaafd iemand
Overdreven stil en verlegen mens, onnozelaar: "nen tu'ete",
zie ook : "nen tu'es"
Minderwaardig materiaal: "wa nen tuchel !"
Speeksel. Het was allemaal speeksel en kwijl dat in zijn baard hing van het hardlopen. "'t War allemoal tuf en zie'ever da in zenne board honk van 't hèt loe'epe."
Spuwen.Er zijn voetballers die beter kunnen spuwen dan voetballen. "Do zen voutballers die bèter kunne tuffe as sjotte."
1. Iemand die spuwt 2. Motorfiets
Timmerwerf, timmeren
1. Tip 2.Punt van voorwerp of lichaamsdeel, bv. van potlood, duim
Dunken - inf. Tunke, mich tunkt, ovt mich tocht - Ik had de indruk: 'mich tocht da'
Tipzak, puntzak.
Onze pa kocht van die gele puntzakken met tabak voor zijn pijp: "Ozze poa kocht van die gè'el tupzakke mé toebak vur zen pèèp."
Horendul, gek
Kauwgom - Nooit of nooit krijg je nog kauwgom: "Nog in gien hónnerd joar kregde gè nog nen tutteflut."
Speen, fopspeen
Papfles -
Kleine Louise had grote honger, ze heeft het papspeen van haar papfles afgebeten: "Lewieske ha groe'eten hónger, ze hit den tutter van hur tutterfles afgebete."
Ijzeren draad, 60 cm lang met uiteinde omgeplooid
Kleefband
Tafelkleed uit afwasbaar zeildoek of kunststof, ter bescherming onder het stoffen tafelkleed (< Fr. toile cirée)
Twaalf
Twee
Tweeëndertig
Tweeëntwintig
Twintig
Uur - Hoe laat is het ? " wadùi'er est ?"
 
Om, omver
Ploegen
Leeggieten
Ploegen,
Omver rijden, omrijden
Opzij gaan - Ga eens opzij: "Stöt es um !"
Omkijken
Omzomen
Uw - mannelijk: urre, vrouwelijk: ur, onzijdig: ur , ook: óu'er, óu'ere - Bah ! D'r zit een dikke spin op je hoofd: " Èèk ! Das véis ! Doa'e zit een diekke spien op urre kop ! "
Horzel afbeelding - Als je door een paardenhorzel gestoken wordt, moet je oppassen : "Asder ne steek vanne urrel kregt módder oppasse! "

Uw vader
Knipogen (syn.: 'plumpe')- Iedere keer als hij dat meisje aan de bushalte tegenkwam gaf hij haar een knipoogje en zij knipoogde dan terug. "Éideres kier as 'm da maske an 't buskötteke tegekwamp pietste hè 'n uugske en zè plumpde dan 'n uugske trug."
Slordig, slecht, zonder orde. Dat huis was slecht en slordig gebouwd. "Da höes war va gienner hinne afgewerkt."
Voluit , zie ook : "fagaar"- Nogal vooruit gaan: "vagaar goñ"
Helemaal niet, geen van allen
Reis.
- We gingen vroeger op schoolreis naar De Panne, naar 't Melipark: "we ginke vrugger mee 't skool op vajozzie mé de radiotrèèn no De Panne, no 't Melipark".
Rolluik
Vallen - Hij is gek: "Hè ès op zenne kóp gevalle ! "
Verkoudheid
Opnieuw - Ze zijn weer aan 't werk: "Ze zèn vanhèèr inne wiggel"
Ben je daar weer ? Vanwaar kom je en wat heb je nodig? "Zedder vanhèèr doa'e ? Va moe'e komde gè en wa hid 'r vandóun?"
Wanneer
Uit elkaar, stuk - Hij reed zijn bromfiets helemaal stuk: "Hè ree zenne brommer frut vanie'en."
Van aan - Het heeft een jaar geduurd vooraleer we wisten hoe de vork in de steel zat: " 't Hit e joar gedùi'erd ier da we wieste wat er vanoan war."
Vanonder - Er vanonder muizen: "ter vanónner möeze"
Vanzelf, gemakkelijk - Het gaat makkelijk vooruit: " 't gót vanzelves ! "

Varen(s)
Vastenavondgek
Vasthouden, flirten. Ze stonden in 't steegje te kussen. "Ze stonte in 't gengske vast te hoon."
Treinwagen voor personenvervoer
Kinderwagen
Van ver - We zagen hen al van ver aankomen met hun oude woonwagens: "We zage ze al vavères afkome mé hun oa kiekasse."
Ik zag ze van ver afkomen. "Ich zag ze vavères afkome."
Vooraan
Vanzelf
Ooit.
- Wel heb je ooit, van jou nu hier tegen te komen ... jij woonde toch op de maan ? :"Wel hedder vazzelève, óch héi tege te kome, gè woende toch al 'n tèteke oppe moa'en è ?"
Vaars, jonge koe
Kunstmeststof - Je moet je prei bemesten, anders zul je er nooit oogsten waar je je fiets kunt tegen zetten: "Ge mot vedde an urre poor dóun aoners zulder vazlève gienne poor wienne moe'e da ge urre vloo kunt tege zette."
Vijf - We hebben zondag gewonnen met 5-0 : "We hemme te zondag gewonne mé vèèf-bros".
5 centiem
Slag, oorveeg
Scheet, wind (zie ook: "poert")
Boete van een vijfde van het dagloon
Vijftien
Vier
Vier verschillende
Vierklauwens
Volant, gefronste boord
Klein stukje vel, vlies op bv. melk
Tegenzin krijgen, vd. verboeft, verboft
- Hij had een hele kilo bloedworst gegeten, hij was oververzadigd en lag uitgeteld op de bank: "Hè ha nen oalinge kilo pense biennegespild, hè war hillemoal verboeft, noa lag 'm mé de poe'ete van 'm af inne zètel".
teveel hebben van iets, beu zijn. Veertien dagen lang had ik mosselen geeten,ik was er helemaal van verboft,ik kon ze niet meer zien of ruiken. "Viettéin daag ha ich mossele gète, ich war ter hielegans va verbóft, ich kost gie mossele ne mie'e zéin of rikke."
Stutten
Vernielen - Hou op, je bent dat helemaal kapot aan 't maken en dat ander heb je ook al vernield: "Hód op, ge zet da hielegans an 't verdistrewére en dat oaner hidder ooch al vermassekreerd."
Zich vergissen. Ik had me vergist, ik had toch wel mijn pet in de koelkast gelegd zeker. "Ich ha mich verdoold, ich ha toch wel m'n klak inne frigo geleed zeker."
Zelfmoord plegen - 't Plat water was in aanbieding en ik kocht honderd pakken, aan de kassa vroegen ze me of ik me ging van kant maken. ''t Plat woater war in reklam en ich kocht honnerd pakke, anne kas vróuge ze mich of ich mich gónk verdóun."
Vergeten - Zet het uit je hoofd: " Vergèt 't "
Ik was mijn geldbuidel helemaal vergeten. "Ich war menne portemennee rats vergète."
1. Vergiftigen 2. Vergiffenis geven
Vergaan
Verhuizen
Schroeien
Verschroeien vd verhorst
Verhuren
Verhoren
Podium - Ik was op 'n podium gaan staan om een grap te vertellen, maar niemand lachte: " Ich war oppe verhuug goñ stön vur 'n mop te vertelle, mèr néimand lachte."
Klaar - ben je klaar ? "zedde vèrig ?"
Maak je klaar riep m'n moeder, ik riep terug dat ik gereed was. "Makt óch vèrig réip os ma, en ich réip trug dat ich gerie'ed war."
Beschadigen, vernielen vd "verinneweerd" (‹ ruïneren)
Vakantie, verlof
Varken, zwijn - Het was een beer van een vent, maar hij had onhandelbare kinderen: " Het war ne bèèr van ne vent, mer hè ha verkes va júng."
Varkensblaas, in het tijdperk vóór plastics en rubber gebruikt als bal of ballon, Zwarte Piet gebruikte ze in onze streek om de stoute kinderen een aframmeling toe te dienen - Afbeelding
Varkenshok, zwijnenstal
Minderwaardige aardappel, geschikt als varkensvoer
Varkenspoot
Varkensstaart
Vork
Verkering hebben, vrijen - Ze lagen te vrijen op de hooizolder: "Ze lage innen tast te verkiere."
Verkouden
Verkreuken
Tijd verliezen , -verzuimen
In kleine stukjes kapot doen - Hij had zijn speculaaskoek helemaal verkruimeld: " Hè had zenne spekuloasiekoek hillegans vermözzeld"
1. In stukjes breken 2. (fig.) Hard knuffelen
Hardhandig knuffelen
  Zielig, onbenullig (zie ook: 'vernebbele')
Gerimpeld - Van altijd in de zon te zitten was haar gezicht verrimpeld als een verdroogde appel. "Van altèèd inne zón te ziette war hur geziecht verrumpseld gelek ne versabbelde appel."
Verrimpelen, verdrogen
Schrikken
Verprutsen. Ze stonden met hun drie'en achter de frituur hun tijd te verprutsen. "Ze stonte gedraai'e achter 't frietkot hunnen tèèd te verskète."
Verslensen - Als je de bloemen geen water geeft dan verslensen ze: "As gè de blomme gie woater gèft dan verslakkere ze."
Verstikken. Nooit een plastic zak over iemands hoofd trekken en dichtbinden, want dan verstikt hij. "Noe'et ne plestieke zak euver éimand zenne kop trekke en toebienne, want dan versmacht 'm."
Verkouden
Verschroeien
Verschuilen, wegstoppen , vd. 'verstoke'
- Dat koppeltje merels had zijn nest heel goed verstopt: "da mè'elekoppel ha zenne nest hie'el loe'es verstoke".
Begrijpen - Marie gaat altijd heel vroeg slapen, maar klaagt dan dat ze de halve nacht wakker ligt: "Marie die got altèèd mé de hienne mee op stok, mer verstöt néi da se half nacht al nó de plafon lit te kieke."
De kluts kwijt - Toen de dokter tegen haar zei dat ze in verwachting was , was ze helmaal de kluts kwijt: "Toun den doktoe'er tegen hur zé da ze ne klenne gonk krège war ze hielegans versutseld."
Zich ergens te lang ophouden
Niet goed wijs, gek, verwaaid
;1. vers 2. juist
Hiel mv. "vèsseme".Mijn sok heeft een gat op de hiel,in de school lachten de kinderen daarmee, ze zegden dat de aardappelen aan 't uitkomen waren."M'n zok hit e kot oppe vessem in't skool lachte de jung domee, ze zeen dat m'n petette ant ötkome ware."
Hij kloeg van pijn in zijn hiel, hij had jicht. "Hè permetteerde vanne pain in zenne vessem, hè ha 't pútteke."
Iemand op de hielen zitten. "Éimand achter zen vesseme ziette."
Helemaal niets - Ik geloof er niets van : "Ich gelú'ef ter gien vets van !"
; Daar heb ik helemaal niets van begrepen: "Doa'e hèm ich gien vets van verstön !"
Vogeltje - De fotograaf zei: "Zeg eens confituur en kijk tegelijkertijd naar het vogeltje" : De petrettentrekker zéé:" Zekt es zjelèè en kiekt in persant no 't veugelke".
Veel - Dat is duur voor zo'n minderwaardig spul: " 't es veul geld vur die'e nest ! "

Voorsteken, zijn beurt niet afwachten
Voorhoofd. Ze was tegen de glazen deur gelopen en ze had een dikke bult op haar voorhoofd. "Ze war tege de gloaze deur geloe'epe en ze ha nen diekke nol op 'r veurhú'ed."
Voorjaar
Voorkant - 't Was voorjaar en aan de voorkant van het huis stonden meiklokjes. "'t War veurjoar en anne veurkant van 't höes stonte mèèklökskes."
Voorkind, Een kind geboren voor het huwelijk
 Voor de rechter verschijnen (zie ook: 'veurtrekke')
Bevoordelen, voor de rechter dagen - Hij heeft een agent tegen zijn benen geplast, ze hebben hem voor de rechtbank gedaagd, op 1 april moet hij voorkomen: "Hè hit ne pelies tegen z'n bie'ene gepiest , ze hemmen 'm veurgetrokke, den ieste april mot 'm veurkome."
Naamkaartje
Venster, raam
Zeemlap
Vishengel
Griptang -
Hilaire Vandenstock kon een zeldzame foto nemen van een moeder griptang die haar jongen aan 't voederen was: "Hilaire Vandenstock kon ne roare foto pakke van een mói'er viesgriep die hur jóng an 't vói'ere war". afbeelding
Veertien
Branden zonder vlam bv houtskool branden
Veearts
Vlechttwijgen
Vlammetje
Dorsvlegel
met de vleugel (vlegel) dorsen, de vleugels van kippen bijknippen zodat ze niet meer kunnen vliegen - Met 4 man gingen ze met de dorsvlegel dorsen op de lemen schuurvloer: "Mé véi'er man ginke ze vleugele op den nere."

Vlees - Vlees met vetaders : "durrége vlie'es"
Fiets (zie: "vullo") - Mijn fiets was stuk en daardoor ben ik niet op tijd: "Menne vlo war kapot en dommé zen ich te loat ..."
Bussels knuppels en rijshout om steenval te beletten
1. Visgraatje 2. Voorloper van de musketon, sluitpin - Hij had een bakharing gegeten en plots stak er een graat in z'n keel: "Hè ha ne bóksherring gète en iniens stak er 'n vlum in z'n stroot."
Klem om wateremmer in de put te laten zakken
Vaak, slaap
1. Vlag, hemdslip 2. Knieholte (vouw van het been) - Ik heb pijn in mijn knieholte: "Ich hem pain in 't voan van mè bie'en."
1. Uitrijden " zèèk voare"
2. moeten wennen " 't sal zé gat voare !" &
3. aan de hand hebben, overkomen "ich zèn doa'e oarig gevoare"
Ik heb altijd met een geschakelde auto gereden, nu heb ik een automaat, 't zal wennen zijn. "Ich hem altèè mee nen oto mé vetesse gereen, noa hem ich nen otemetiek, 't zal voare."
Die nieuwe situatie zal nogal een verandering geven in hun leven. "As die doa bove oppe Klietsberg gón woenne, da zal hun gat nogal voare."
Doek (stofdoek) , mv. ook ruzie, menstruatie - Ze had haar maandstonden en ze had ook ruzie: "Ze ha hur vodde en doa'e waren ooch vodde te hurrest"
Maandstonden
Voddenkoopman
Waardeloos, onkundig iemand
Vrouwelijk konijn
Galerij, zijgang naar pijler
1. Harde slag 2. Vonk
Als je voor het paard staat rechts
Weg (maak dat je wegkomt) - Ze hadden iets mispeuterd en daarom waren ze direct weg: "Ze haan éit ötgesteke en dövver ware ze drek voert."
Verder - Doe verder: "Dóut voets ! "
Verdergaan
Staande wip bij schuttersgilde
Onbewerkte landbouwgrond
voedzaam zijn, vult de maag
Voeder voor dieren
Voederen
Groenvoer
Droogvoer (industrieel)
Handelsreiziger
Volk, ook : familie in de zegswijze: "Hij is familie": "hè ès van 't vollek"
Bilnaad, reet
Geul die ontstaat bij het ploegen
Vers
Bandschort met borststuk
Voet - Eigenzinnig optreden, al te drastisch handelen: "D'r mee z'n vöel vóute doorgón."
; in de weg lopen: "Onnere vóute loe'epe"
.Grote sier maken. "Op groe'ete vóut lève."
Zich niet goed voelen. "Onnere vóut zen."
Maak dat je weg bent. "Makt dadder ónnere vóut öt zet."
Het is opgelost. "'t Ès onnere vóut öt."
Een na een plukte 't kleutertje alle bloemetjes af. "Vurre vóut plók 't menneke alle blummekes af."
Om de haverklap stonden ze in het atelier voor een prul. "Alle vèèf vóut stonte ze in 't werkhöes vur 'n prul."
Vrijdag
Wrijven, niet stil zitten, tegen iemand aanschurken
Vorst, vrieskoude (syn. 'vréis') - Het is nog te vroeg om te ploegen, de grond is nog te diep bevroren: "Vùr te akkere zit de vreur (de vréis) nog te déip inne grond"
Pullover, trui
wrijven - Ze mag dankbaar zijn dat ze zo'n goede man heeft als hij: "Die mag in hur pollekes vrève dat ze zoe'e ne gói'e vent hit gelek hè."
Wreed, geweldig, bitter (zie ook: "grellig") - Dictus had een vreselijk ongeval met een kolenwagen: "Diektus ha ö vrié'ed aksident mee ne berleng."
Dat heeft een bittere nasmaak: "Da hèt ne vrié'e noasmoak "
Fier - Fier zijn: " vrie'ed zèn"
Vrouwen
Vrouwenkleren
Vrouw, mv. "vröllie" - Zijn vrouw had bij gebrek aan tijd maar een heel magere soep, met weinig groente, gekookt : "Zè vrómmes had gienen tèèd en had dan mèr
öllef ùire sóp gekookt."

Wrong, draai - Hij had hevige buikpijn: "Hè ha ne vrónk inne derme."
Vroeg
Vreemd.
Hard zijn best doen, wroeten
Lelijk gezicht, mond
Veldkant, onbewerkt stuk veld tussen het veld en haag of sloot - De veldkant stond vol met varens: "Die'e vu'el stond vol bè varver"
Braaf zijn
Vuur
Fiets (zie ook "vlo") - Doen jouw knieën ook pijn van 't fietsen ? : "Dóun ur knai'e ooch pain van 't vullo rai'e ?"
Fietsenhersteller - Daarnaast woonde de fietsenhersteller: "Do nève woende de vullomaker."
Voorbij
Voormiddag. Ze hadden de ganse voormiddag staan kletsen, maar na de middag was 't van vooruit met de geit. "Ze haan den hielen vurnóun stön lammére, mer nó de nóun war 't van ju de bak."
Voorschoot (groot model)
Schort, voorschoot
Vooruit - Hé, dat is nu precies hetzelfde, vooruit gooi nog eens precies in de roos. "Dè, das noa rats 't zelfde, vuröt, goeit nog es rats inne roe'es."
Waarom
voorzien (zijn) - 't Is een flinke dame: "Ze ès góu vurzéin van oe-re en poe'ete"
Voorschoot
- Die bouwplaats was maar een voorschoot groot: "die booplek es mer ne vuskoe'et groe'et".
Voorste
Sluier in voile, zwart die voor 't gezicht hing bij begrafenis. Wit bij communie en bruiloft
Wat
Nietsnut
Welk, welke (< wat voor een) - In welke straat woonde ze en in welk huis: "In waffer stroa'et woende ze en in waffer höes?"
Wagen
Wijdopen
Vijver (verg. Dts. 'Weiher')
Vroedvrouw
Losbol
Grote platte mand om graan op te schudden en zo de laatste vliesjes te verwijderen , info
Machine om het kaf (afval) van het graan te halen info, zie ook info bij "wan"
Wat zou het, loop heen !
Oorvijg
Wij
Verder. Hij kwam van ver, van Schaffen, nee van verder, van achter Diest. "Hè kwamp va wèèd, va Skaffe, nie'e , va wedder, van achter Déist."
't Is verder, veel verder. '"'t Es wedder, veul wedder."
Ver, bijna. Ik zag van ver dat ze van ver kwamen. "Ich zag va wèèd da ze va wèèd kwampe."
Weduwe - Vrouw waarvan de man nooit thuis is, altijd alleen is: " 'n lèvetige weef"
Vrouw. Hij is getrouwd met een vrouw met een heel slecht karakter. "hè ès getrawd mee een tang van e wèèf".
Week , ook "in de week" (laten weken) steken: "De was heeft zeker een week in de week gestoken"
Waaien - Er waaide een tak af, hij viel vlak voor mijn auto: "Doa'e wèède nen tak af, hè véil rats vur menne oto."
Hard waaien. Hét wèèn.
Voor het minste wat er gebeurde zat hij te snotteren. "Do mocht gie wiendeke wèèn of z'n lup honk wier op z'n knai'e."
Weer - 't Weer staat te luimen, wisselvallig weer. '"'t Es loue'er wèèr."
 
Spiegelbeeld, je gelijke, wie bij je past
Bliksem 2. (fig.) Snel iemand
Weipaal - Laatst had ik een weipaal omgereden aan de weide-inrit in Oelen en nu heb ik bericht gekregen dat her een proces van komt: "Ich ha lest ne wèèstaak umgeroasd an da farregat in Oelen en noa hem ich teng gehad dat 't veurkomt".
Een weg, een toegang hebben via andermans goed
Wals, gazonroller
Walsen, grond platt rollen
Strowrongen (onder pannen om dak winddicht te maken)
Worden (ott ich wèèr ovt ich woor vd. gewore
)
Werkmanskool
steenkool voor de gewone man, in tegenstelling tot de duurdere magere kool of antraciet (huisbrandkool voor kaderleden en bedienden)
Warm
Warmte
Wezel
Weten , weet je: "widder ... " - Weet je wat, als jullie niet overeenkomen krijgen jullie niets! Zo is het : "Widder wa, as ge néi akkedeert, kregder niks, nè !"
Water op het grasveld aanbrengen
Cementen staaf om gereedschap scherp te slijpen
Slijpen
nbsp; Weduwnaar
Gezicht
Woelen
Onrustig iemand
Meisje. Waarom heb je het niet gezegd dat ze een mooi meisje was. "Vur wa hidderd néi gezeed da ze e skoe'e wicht war."
Opnieuw, alweer - hij is weer genezen: " wie'er op z'n effe of op z'n stukke zèn "
Eelt, eeltknobbel, knoest, houtkwast (harde plek in hout door takuitgroei, vgl. 'weerborstel' = tegendraads haar) - Daar was weer een knoest in 't midden van de plank. "Doa war wie'er ne wie'er rats inne middelt vanne plank."
Windei
Windhaan, iemand die snel van kamp of ideeën wisselt
Meet de snelheid van de wind in de ondergrond
Winter
Winterkool
Alweer
Dunne stok, twijg uit de haag
Wit
- Goed overeenkomen, Aan zijn, graag zien: " 't ès wiet ! "
Witsel, kleurstof, witte muurkalk
Witsel
Dwaas
Bezig zijn, houden : " inne wieggel zèn, hoon "
; zolang je bezig kunt blijven, blijf je ok: "Zoe lank ge inne wiggel kunt blève, zedder ne gói'e !"

  Willen ovt ich woo, wè woon
vd gewild
Boerderij
Weegschaal
Waal mv. "Woale"
Waar - Ik was er 100% zeker van en zei "mijn hoofd eraf als 't niet waar is", maar dat heeft me een pak geld gekost: "Ich war 100% zeker, ich zee , menne kop as 't néi woar es, mer doa hem ich motte vur blói'e."
Achterkeuken gootsteen, woord afkomstig uit West-Vlaanderen, streek rond Waregem, hierheen gebracht
wachten - Wacht even: "wochdewa"
Wonen, huis - In het voorste huis woonden de meiden en in het grote huis daar huisde de eigenaar: " Inne vuste woenst doa'e woende de mèses en in de groe'ete woen do höesde den ègenèèr."
Werktuig om voren te trekken om bieten te kunnen planten
In de war, die koord is in de war: "die koor ès inne woor"
Zuigen
Zeef
Een doek dat gespannen werd op de zeef die op een melkkruik gespannen stond om de melk te zeven
Zak - Onbeduidend werk verrichten: 'leeg zakke rechtzette'
Duizelig
Afwateringsgeul
Hak om de afwateringsgeultjes open te trekken
Werktuig om de kanten van de afwateringsgeul af te snijden: om zouwen aan te leggen en te onderhouden - afbeelding
Openmaken van greppel in weiland
Zielig iemand
- Eduard stond na de speeltijd beteuterd op de speelplaats, want hij had al zijn knikkers verloren met 't knikkeren: "Warke stond noa de spiltèèd gelek ne zebedeus oppe spilplek, hè war al z'n skeute verlore mé boeneke skéite".
Beer, aal - Uitrijden van drijfmest : "Zèèk voare"
Kar met beerton
Grote kom met steel om beerput te ledigen (zie "beerlepel") - afbeelding
Hoge pomp om beerton te vullen
Beerput
Beerton, gesloten conisch vat met bovenkant een vultrechter, achterkant een verdeelkraan
Zaaien
Regina - Regina zei, 't is niet te vatten wat ik zie : 'Zéineke zé 't ès al wa ge zéin kunt '.
Zeveren, zeiken
Verwaand persoon
Gasmasker
Zijn ovt ich war vd gewiest - Het is zover: " 't ès van da ! "

Zichzelf - Een foto van zich laten maken bij een fotograaf. "Z'n ège lötte trekke."
Zeggen ott ich zéng gè zekt hè zekt (zit) wè zénge ovt ich zee vd gezeed - Wat zei hij ?: "Wa zee 'm ?"
; Hier en daar werd er gezegd dat ... :
"Hès en giens woord er gezeed da ...."
- Ik kwam haar voor het eerst tegen en zei iets en zij zei: "loop naar de pomp ! ": "Ich kwamp hur vur den ieste kie'er tege en ich zee éit tege hur en zè zee boenk terachter: gè hit hónnerd jó ! "
Zeis
Soort kaartspel spelen (met jok en onderjok)
Zee - De rijken worden steeds rijker: " 't Woater lúpt altèè nó de zie'e ".
Zeel, dik sterk touw om oa. koeien mee te leiden, vast te binden of om iets op de kar te binden
Zeep
Cavia -
In het huis van Pietermenneke (Leo Peetermans) liepen de cavia's over tafel: "In 't höes va Pietermenneke léipe de zie'eratte euver töffel".
Zever, onzin
Zeveren - Zachtjes regenen : " 't zie'evert "
Zeveraar, zagevent
Slabber
Slabbetje (zie ook Bavet)
- Wij zijn nette kindjes, we binden ons slabbetje voor en wassen ons mondje met het washandje: "Wèè zèn proper manne ! Wè dóun e zie'everlepke oan en wassen ós munneke mé 't washenneke".
Sikkel, rond gebogen mes om gras te snijden
Vliegengaas, horrengaas
Zeven
Gevoelens, zinnen (gezind) - Slecht geluimd zijn: 'króm zien hemme'
zinnens, zin - Wat ben je van plan : "Wa zedder va zien ?"
; je moet altijd jouw zin hebben: "Altè ur zienneke ..."
Laadmachine die zijdelings afkapte
Oude oppervlaktemaat (ziel) 33a - Bos tussen Oostham en Beverlo (23 ha): "de 70 zille"
Draaitol met muziek
Hoge dunk, met een air van 'hier ben ik'
Verwaande kwast, ijdel persoon - Nooit wil ik een verwaande kerel aan mijn zij: "Noe'et of vazelève wil ich ne zjaarmaker an men zai."
Gebreid jasje (< Fr. jacquet)
jaloers
Velg (< Fr. jante)
Orkestje - Als het vroeger kermis was in 't dorp, dan speelde er in zowat elk café een orkestje, voor het plezier en om te dansen: "As 't vrugger kerremes war in 't dörp, dan zat in omtrent éider café ne zjas te spele, vurre lol en vur te danse.
Op het erf zat een orkestje tussen allemaal tafeltjes en stoeltjes, dat zat allemaal vol mensen die aten en dronken en zongen,lachten, daar was een leven…geweldig: Oppe koer vanne bóu'erderai zat ne zjas, terond stonne töffelkes en stulkes, da zat en stond allemoal vol volk, do woord gète en gedronke, gelache en gezonge en geklapt. Allè, doa'e war è lève …!!!
;
Wanneer we jong waren hadden we thuis met de kinderen een orkestje met kookpotten en potdeksels. "Tóun we jónk ware haan we töes mé ós júng onnerie'en ne zjas mé kestrolle en potskèle."
Kopje - Een warme kop koffie doet deugd: " 'n werm zjat kaffie dóut góu ! "

Jozef
Handzaag
Confituur ( < gelei)
Rijkswachter, gendarme, (fig.) bazig persoon
Rijkswachter
anjer - 't Was dan midzomer, de mannen kegelden in broek en hemd, hun gilet open, een anjer en 'n sigaartje in 't borstzakje en een pint in de hand, ze hadden veel praats, 't was kermis: " 't War hoe-chzomer, de mansléi ware an 't kegele in brók en húm, de zjelee opehange, een zjenóffel en ö segarke in 't bovetèske, pient inne hand en groe'et lewèèt, 't war kermes ! "
Uitgebloeide anjers lijken net op kruidnagels, in 't Frans girofle,vandaar waarschijnlijk de dialectbenaming " genoffel". "Ötgeblaide zjenóffels trekke zjúst op kröednagel, in 't Frans girofle, vandoa'e warskainlek de noam zjenóffel."
Snoepje, gom, - soort drop "De ganse dag zat dat kind op snoepjes te zuigen, harde en zachte, en als 't etenstijd was, ja, dan had het geen honger: "Den hielen dag zat die'e klenne te zabbere op zjiepkes, hette en malse, en as 't dan ètestèèd war, ja ... dan ha 'm giennen hónger ! "
Gymnastiek, turnen
Textiel dat van kleur verandert als je het van de andere kant bekijkt
Juist - Dat lijkt nergens op: " 't es zjust een tang op ö verreke !"
; het lijkt geweldig, maar 't is maar schijn: " 't es zjust den duvel mee ze mói'er ! "
Rechter - De rechter had hem huisverbod gegeven: "De zjuus hat 'm verbooi'e nog bè ze vrómmes euver den dölleper te kome."
Zaad
Hoeveelheid voor je aan het spel begint (bv. hoeveelheid geld bij aanvang van een kaartspel: "menne zoa'ed" )-Inleg teruggewonnen hebben. "Zenne zoa'ed hemme."
Room van de melk
De melk afromen
Moedermelk
Zadel
Zoal
Zo
- Door en door rot: "zoe'e rot as kèès"
Zeug
Putje, laagte (zie " zónk ")
Zoveel
- Hij had zoveel sterke drank gedronken, hij was straalbezopen: "hè ha zoeveul korten drank in zenne kraag gegote, hè ha e ferm stuk in z'n kloe'ete"
Zondag
Laagte in het landschap
Zorgen
Gek - Veel beloven en weinig geven doet de dwazen in vreugde leven: "Veul belove en wainig gève, dówt ne zot in vreugde lève."
Zaterdag
Zuur, koud,vochtig en guur - Wat is het een koud en nat weer: "Wadde zóu'er wèèr ! "

Maagbrand, zure oprispingen : " 't zóu'er "
Zoomen
Op zoek zijn
Zoeken
Zolder
Zonde (in de betekenis van spijtig) (zie: "sun" )
Slungelachtig iemand - Een lange, magere persoon: "Lange zwabber"
1. Overmatig drinken 2. Strompelen, zwalpen
Lenig
Zwaluw
Gemotoriseerde politieagent, zwaantje - De motoragenten stonden 's zaterdags in het dorp langs de weg met hun zware moto's. Ze waren op zoek naar een pan spek met zwoerd en een paar eitjes erover, want ze hadden honger: "De zwangkes stonte sötterdags in 't dörp lengst de stieweg mee hun zwoar tuffers, ze ware op zuk no 'n pan spek mee zwoars en ö koppel èèr tereuver, want ze haan hónger."
Onzin vertellen
Dichting (< Fr. joint)
stappen alsof je eventwichtsstoornissen hebt, zwijmelen, niet rechtdoor kunnen gaan
Duizelig
Verzwering
zwart - in onmin leven: " 't ès zwet "
Zweet
Slinger met een handvat dat als hefboom dienst doet, waarmee een ronddraaiende beweging kan gemaakt worden, zwengel
Zwaar - 't Is een zware last om te dragen: " 't Es ö zwoar kröes ! "
Spekrand, zwoerd - Het beste spek met de malste zwoerd komt van zelf vetgemeste varkens: "Het beste spek mè de malste zwoars komt van zelf opgezatte verkes."
Zwemmen ( ovt ich zwóm vd. gezwómme )
Laten doen
Bil