Print deze pagina
14 juli 2019

Ruimtelijke ordening, knooppuntwaarde en mobiscore in Paal en Groot-Beringen.

mobiscoreTot nu toe werden de ontwikkelingskansen van een plek aangestuurd op basis van een afbakeningsfilosofie.

In het nieuwe “Beleidsplan Ruimte Vlaanderen” wordt alleen nog rekening gehouden met de knooppuntwaarde van een plek.

In 1997 werd reeds het plan opgevat om Beringen op te delen in enerzijds een  “ kleinstedelijk gebied” (Beringen-Centrum en Beringen-Mijn) en anderzijds een  “buitengebied”, het landelijke Beringen (Beverlo, Koersel en Paal).

In het “binnengebied” (Beringen en Beringen-Mijn) moest de bewoning en de handel maximaal gestimuleerd worden en de voorzieningen geconcentreerd.

In het “buitengebied” (de rest) ging de prioriteit naar landbouw, naar groenvoorzieningen en landelijk wonen.

De facto werden deze beleidslijnen niet (helemaal) of met veel vertraging werkelijkheid.

In Beringen-Centrum groeide de bevolking, ondanks deze ferme beleidskeuzes, niet spectaculair. ( van 6588 in 2007, tot 7141 in 2015)

Paal groeide van 10827 inwoners in 2007 naar 11527 in 2015.

De landbouw kwam in ons dorp hoe langer hoe meer in de verdrukking. De laatste kansen om het dorpscentrum, buiten het dorpsplein, groener te maken werden door het vorig bestuur niet benut. De appartementisering en ook de verdichting zette zich versneld door. Maar ook in de bouwzone werd overal in lange linten druk gebouwd. Paal bleef ook gestaag tegen de beleidskeuzes en –plannen van hogerhand in groeien, zowel op vlak van bewoning, op vlak van handel en diensten.

Paal dreigde echter, zoals vele andere dorpen, een slaapdorp te worden. Door de bijzonder gunstige ligging, een ondernemende bevolking, een nog intens verenigings- en dorpsleven, ontwikkelde Paal zich ook tot een vrij levendig dorp met een stevige handels- en horecakern, met een behoorlijke spreiding van allerlei diensten, voorzieningen en het jaar door allerlei activiteiten.

Maar er zijn nog veel zwakke punten voor verdere dorpsontwikkeling bij nadere analyse.

We komen daar in een latere column op terug.

1997 is twintig jaar geleden.

Onze samenleving is grondig veranderd, nieuwe kolossale wereldproblemen doken op en de inzichten in ruimtelijke ordening en mobiliteit zijn grondig geëvolueerd.

De oude beleidskaders, zowel nationaal, provinciaal en lokaal moeten dringend aangepast worden, rekening houdende met de gewijzigde omgevingsfactoren.

Op vlak van ruimtelijke ordening werd door de Vlaamse Overheid een nieuw wettelijk kader gecreëerd , het BRV (Beleidsplan Ruimte Vlaanderen). De concrete uitwerking van deze plannen werd op de valreep niet goedgekeurd voor de verkiezingen. Het wordt een van de belangrijkste thema’s in de onderhandelingen voor de vorming van een nieuwe Vlaamse regering en de maatregelen van het regeerakkoord moeten daarna geconcretiseerd worden in een nieuw Limburgs en gemeentelijk plan.

De grote lijnen zijn nu al bekend.

Het systeem van gebiedsafbakeningen zoals dat in 1997 centraal stond in het Structuurplan Ruimte Vlaanderen wordt verlaten (kleinstedelijk gebied t.o.v. buitengebied).

Voortaan moeten die plekken in Vlaanderen bij voorkeur ontwikkelingskansen krijgen met een goede “knooppuntwaarde”.

Deze knooppuntwaarde wordt bepaald door de mogelijkheden van een plek op vlak van openbaar vervoer, fietsverbindingen en voorzieningen op vlak van scholen, voor bejaarden, op vlak van cultuur, sport en diensten allerhande. Ook de tewerkstellingskansen spelen mee.

Deze “knooppuntwaarde” die al nu al bepaald werd, is echter geen statisch gegeven. Deze waarde kan evolueren in de tijd onder invloed van het gevoerde beleid of een gebrek daaraan.

Voor Paal bijvoorbeeld zijn er heel wat mogelijkheden om onze “knooppuntwaarde” te verbeteren en dus de kansen van het dorp op verdere groei van bewoning, van handel en diensten veilig te stellen of verder te ontwikkelen.

Naast de officiële knooppuntwaarde is er ook nog een “feitelijke” knooppuntwaarde.

In de officiële knooppuntwaarde wordt helemaal geen rekening gehouden met de wegeninfrastructuur en de mobiliteitsmogelijkheden met gemotoriseerd vervoer.

Zo telt de autosnelweg in Paal en onze gunstige ligging bij het Klaverblad in Lummen voor geen enkel procent mee in het bepalen van de knooppuntwaarde van Paal.

Voor de bouwlustige burger op zoek naar een huis of naar bouwgrond blijven de mogelijke wegverbindingen vooralsnog wel een belangrijke factor bij de keuze van een woonplaats. 

Hetzelfde geldt voor de “mobiscore”, waarrond zoveel te doen was in de media. Deze “mobiscore” kijkt hoe dicht je woont bij voorzieningen, zoals winkels, scholen, stations, bus- en tramhaltes. Dit zijn grotendeels dezelfde parameters als die gehanteerd worden bij het berekenen van de “knooppuntwaarde”.

De mobiscore is nu in Paal vrij laag.

Zij kan o.i. ernstig verbeterd worden door het functioneel openbaar vervoer (werk, school, voorzieningen) aan te pakken, door een substantiële verbetering van de fietsverbindingen en door een verdere decentralisatie van voorzieningen en diensten. Vooral de verbinding met Diest via het openbaar vervoer en een snelle fietsverbinding kan hier soelaas brengen. Diest heeft immers vooral door de treinverbindingen van daaruit een veel hogere knooppuntwaarde dan Beringen.

In de plannen die nu voorliggen bij de Vlaamse Overheid wordt de algehele ontwikkeling van Vlaanderen, tot een topregio binnen Europa vooral verwacht van de “Vlaamse Ruit”( het stedelijk gebied tussen Antwerpen, Brussel en Gent en Leuven). Hoe dichter je ligging is tegen deze groeiregio en hoe vlotter je verbindingen via openbaar vervoer en via de fiets kan maken met deze “ruit”, hoe beter je knooppuntwaarde kan worden.

De verbinding van West-Limburg met deze “ruit” verloopt grotendeels via Diest. Een verbinding tussen de fietsostrades tussen Genk en Herentals enerzijds en een nieuwe snelle fietsverbinding met Diest is dan ook prioritair. Fietsverbindingen om de samenhorigheid (wat is die?) tussen de Beringenaren te verbeteren, die soms gesuggereerd worden zijn m.i. alleen zinvol als ze de knooppuntwaarde en de mobiscore van een plek verhogen.

“First things first!”

Ook in Beringen moet er een forse ommekeer komen in het denken over onze toekomstige ruimtelijke ordening en onze mobiliteit.

Het klimaatprobleem, de vastgelopen mobiliteit, de voortschrijdende vergrijzing en de in de maak zijnde nieuwe wettelijke kaders, dwingen ons daartoe.

Gust Luyten

Laatst aangepast op 14 juli 2019
Log in om reacties te plaatsen