Print deze pagina
30 januari 2017

Editoriaal

Alleen domme mensen spreken nog dialect!buitings

Waar of niet waar?

Het is een vraag waarrond de laatste tijd heel wat onderzoekswerk gebeurt, niet alleen hier maar zowat overal in de westerse wereld.

Dit onderzoekswerk betreft specifiek de mensen die nog dialect kennen en spreken. De populatie van dialectsprekers gaat men dan vergelijken met andere bevolkingscategorieën, die dat niet doen en bv. alleen de standaardtaal spreken.

Vooral de Universiteit van Tilburg in Nederland legt zich sinds een aantal jaren toe op allerlei studiewerk o.a. over de impact van het spreken van dialect op de schoolprestaties van de leerlingen.

Tot in de jaren ’70 beschouwde men in Nederland en meer nog in Vlaanderen, alles wat afweek van het dominante en beschaafde Nederlands als “onbeschaafd”.

Tot dan vonden de leraren en de lerarenopleiders een verklaring voor de taalachterstand van kinderen en voor achterblijvende schoolprestaties in het gebruik van het dialect door kinderen uit lagere sociale milieus.

De Britse socioloog Basil Bernstein stelde in 1981 in zijn onderzoek vast dat kinderen uit zwakke sociale milieus, slechtere schoolresultaten behaalden in vergelijking met kinderen uit meer bevoorrechte sociale groepen. Ze zouden aan het begin van hun schoolloopbaan een taalachterstand hebben en een daaraan gekoppelde denkachterstand.

Vervolgens werden allerlei bijzondere programma’s opgezet om deze taalachterstand weg te werken. Maar na verloop van tijd stelde men vast dat deze programma’s niet tot blijvende verbeteringen leidden.

Dit leidde tot nieuw onderzoek. Het was de Amerikaanse sociolinguïst William Labov die aantoonde dat er geen sprake is van taalachterstand of van een gebrekkig of minder logisch taalgebruik, maar wel van “taalverschil”.

De officiële taal en de dialecten zijn verschillende maar volgens Labov beide volwaardige taalsystemen met eigen regels en wetmatigheden.

Dit betekent dus concreet dat kinderen, onafhankelijk van de verschillen tussen de talen of taalvariëteiten, hun taalvermogen en denkfuncties op een vergelijkbare en gelijkwaardige wijze ontwikkelen, zowel wanneer ze de standaardtaal spreken, als wanneer ze dialect spreken.

Wat uit onderzoek in Tilburg ook bleek was dat wanneer het dialect in het onderwijs meer aandacht krijgt en de standaardtaal minder, dit geen negatieve uitwerking heeft op de schoolresultaten van de leerlingen.

Dialectsprekende kinderen doen het dus op school niet beter of niet slechter dan de AN-sprekers.

De universiteit van Tilburg deed ook lokaal onderzoek in Nederlands Limburg. Uit dit onderzoek bleek dat het spreken van het Limburgs dialect geen negatieve invloed heeft op de taalvaardigheid van de basisschoolleerlingen, integendeel.

De verklaring van dit resultaat is complex. Er diep op ingaan zou ons te ver voeren maar een belangrijke factor is dat kinderen die van jongs af in contact komen met verschillende talen een voorsprong hebben op vlak van taalvaardigheid. Het dialect wordt in deze context gezien als een volwaardige taal.dialectgebruikNL

Je kan het dialectgebruik in Nederlands Limburg natuurlijk niet vergelijken met de toestand hier. In NL-Limburg zijn het niet alleen de boer, de arbeider en het meisje aan de kassa die nog dialect spreken, maar ook de intellectueel, de ambtenaar en de ondernemer.

Bij onze noorderburen hebben de dialecten een veel grotere vitaliteit dan bij ons.

Ze worden nog van de ene generatie overgedragen op de andere en in Nederland is het zelfs zo dat volgens de Wet op het Primair Onderwijs de Limburgse dialecten in het basisonderwijs mogen gebruikt worden.

Kortom, het dialect wordt in Nederland veel hoger gewaardeerd dan in Vlaanderen.

De taalcommissie van paalonline heeft nog heel wat werk op de plank.

Gust Luyten

 

Alleen domme mensen spreken nog dialect!

Waar of niet waar?

Het is een vraag waarrond de laatste tijd heel wat onderzoekswerk gebeurt, niet alleen hier maar zowat overal in de westerse wereld.

Dit onderzoekswerk betreft specifiek de mensen die nog dialect kennen en spreken. De populatie van dialectsprekers gaat men dan vergelijken met andere bevolkingscategorieën, die dat niet doen en bv. alleen de standaardtaal spreken.

Vooral de Universiteit van Tilburg in Nederland legt zich sinds een aantal jaren toe op allerlei studiewerk o.a. over de impact van het spreken van dialect op de schoolprestaties van de leerlingen.

Tot in de jaren ’70 beschouwde men in Nederland en meer nog in Vlaanderen, alles wat afweek van het dominante en beschaafde Nederlands als “onbeschaafd”.

Tot dan vonden de leraren en de lerarenopleiders een verklaring voor de taalachterstand van kinderen en voor achterblijvende schoolprestaties in het gebruik van het dialect door kinderen uit lagere sociale milieus.

De Britse socioloog Basil Bernstein stelde in 1981 in zijn onderzoek vast dat kinderen uit zwakke sociale milieus, slechtere schoolresultaten behaalden in vergelijking met kinderen uit meer bevoorrechte sociale groepen. Ze zouden aan het begin van hun schoolloopbaan een taalachterstand hebben en een daaraan gekoppelde denkachterstand.

Vervolgens werden allerlei bijzondere programma’s opgezet om deze taalachterstand weg te werken. Maar na verloop van tijd stelde men vast dat deze programma’s niet tot blijvende verbeteringen leidden.

Dit leidde tot nieuw onderzoek. Het was de Amerikaanse sociolinguïst William Labov die aantoonde dat er geen sprake is van taalachterstand of van een gebrekkig of minder logisch taalgebruik, maar wel van “taalverschil”.

De officiële taal en de dialecten zijn verschillende maar volgens Labov beide volwaardige taalsystemen met eigen regels en wetmatigheden.

Dit betekent dus concreet dat kinderen, onafhankelijk van de verschillen tussen de talen of taalvariëteiten, hun taalvermogen en denkfuncties op een vergelijkbare en gelijkwaardige wijze ontwikkelen, zowel wanneer ze de standaardtaal spreken, als wanneer ze dialect spreken.

Wat uit onderzoek in Tilburg ook bleek was dat wanneer het dialect in het onderwijs meer aandacht krijgt en de standaardtaal minder, dit geen negatieve uitwerking heeft op de schoolresultaten van de leerlingen.

Dialectsprekende kinderen doen het dus op school niet beter of niet slechter dan de AN-sprekers.

De universiteit van Tilburg deed ook lokaal onderzoek in Nederlands Limburg. Uit dit onderzoek bleek dat het spreken van het Limburgs dialect geen negatieve invloed heeft op de taalvaardigheid van de basisschoolleerlingen, integendeel.

De verklaring van dit resultaat is complex. Er diep op ingaan zou ons te ver voeren maar een belangrijke factor is dat kinderen die van jongs af in contact komen met verschillende talen een voorsprong hebben op vlak van taalvaardigheid. Het dialect wordt in deze context gezien als een volwaardige taal.

Je kan het dialectgebruik in Nederlands Limburg natuurlijk niet vergelijken met de toestand hier. In NL-Limburg zijn het niet alleen de boer, de arbeider en het meisje aan de kassa die nog dialect spreken, maar ook de intellectueel, de ambtenaar en de ondernemer.

Bij onze noorderburen hebben de dialecten een veel grotere vitaliteit dan bij ons.

Ze worden nog van de ene generatie overgedragen op de andere en in Nederland is het zelfs zo dat volgens de Wet op het Primair Onderwijs de Limburgse dialecten in het basisonderwijs mogen gebruikt worden.

Kortom, het dialect wordt in Nederland veel hoger gewaardeerd dan in Vlaanderen.

De taalcommissie van paalonline heeft nog heel wat werk op de plank.

Gust Luyten

Laatst aangepast op 4 april 2017
Log in om reacties te plaatsen