Deze stelling wordt tijdens deze legislatuur met de regelmaat van een klok geponeerd door politici van de huidige coalitie. Het lijkt soms de belangrijkste drijfveer voor een aantal bestuurders om absolute prioriteit te geven aan een aantal projecten die deze ambitie moeten inhoud geven.
Ik ben van mening dat deze slogan, als dominant politiek gegeven, een foute inspiratiebron is voor het voeren van een beleid dat wil inspelen op reële behoeften van mensen en dat vooral probeert te anticiperen op toekomstige maatschappelijke evoluties en nieuwe behoeften.
De echte uitdagingen die op ons af komen en waarop ook een toekomstgericht lokaal beleid nu moet inspelen zijn m.i. vooreerst de verdere vergrijzing van onze samenleving.
De heisa rond de ouderenzorg die we vandaag meemaken, wijst erop hoe gevoelig deze kwestie ligt bij onze bevolking.
Verder is er de milieuproblematiek in het algemeen en de klimaatkwestie in het bijzonder. Vorige week lekte uit dat ons milieukrediet om een klimaatramp te vermijden al grotendeels opgebruikt is. Wat kunnen we plaatselijk doen om het tij alsnog te keren?
Er is de verbetering van de levenskwaliteit in onze verschillende dorpen en buurten door het voeren van een eigentijds dorpenbeleid dat dringend moet uitgewerkt worden. De aanzwengeling en zorg voor de openbare ruimte en aandacht voor de creatie van groen moeten hierbij meer dan nu aandacht krijgen.
De voortschrijdende individualisering ook binnen onze lokale gemeenschappen met o.a. een groeiende vereenzaming van velen als gevolg en het verschrompelen van de sociale cohesie moet in kaart gebracht worden. Verenigingen en instanties die het lokale wij-gevoel proberen te bewaren en te versterken moeten aangemoedigd worden.
De vastgelopen mobiliteitskwestie is wellicht alleen ten gronde oplosbaar als we met z’n allen anders (meer lokaal) gaan leven.
Nieuwe vormen van burgerparticipatie moeten verkend worden. Burgers moeten opnieuw het gevoel krijgen dat ze iets te vertellen hebben!
Het is slechts een greep uit een veelheid van kwesties die onze tijd toch wel bijzonder uitdagend kleuren en die ook lokaal een prioritaire aanpak vragen.
Nog zo’n slogan die je regelmatig hoort in onze opperste politieke regionen: Beringen is de derde stad van Limburg en is één. Daarom moet het centralistisch beleid verder gezet worden.
Ik ben van mening dat deze uitspraak inhoudelijk niets voorstelt (Charleroi is de derde grootste gemeente van België... et alors!). Erger is dat deze uitspraak geen rekening houdt met “het DNA” van onze gemeente en zijn dorpen.
Beringen is geen monolitische stad, maar een conglomeraat van dorpen die elk een eigen verhaal hebben en specifieke kenmerken.
Het huidige beleidsconcept dat (alleszins in gedachte) vertrekt van centralistische ideeën, houdt onvoldoende rekening met de concrete leefwereld van het gros (2/3) van de inwoners.
Een lokaal beleid in Beringen dat een omgeving wil creëren waar het geluk van de burgers volop kan gedijen, moet rekening houden met de eigenheden van de verschillende dorpen en buurten.
De plannen van 1998 vastgelegd in het “Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen” en verder geconcretiseerd in de provinciale en gemeentelijke planning, moeten daarom grondig bijgestuurd worden.
Het centralistisch concept werd, ondanks het in die zin gevoerde beleid en vele studies en maatregelen allerhande over een periode van bijna 20 jaar, niet gerealiseerd, integendeel.
De uitgangspunten zijn ondertussen gedeeltelijk voorbijgestreefd, de omgevingsfactoren grondig veranderd.
Bovenal is het utopisch om aan de kleinste kern van de gemeente een rol toe te vertrouwen van stad met een gewestelijke roeping en handelsfunctie.
Hierbij wordt voorbijgegaan aan de comparitieve voordelen van de verschillende dorpen op vlak van bewoning en handel, aan het specifieke karakter van Beringen-Mijn binnen het eengemaakte kleinstedelijk gebied en aan de huidige transformaties binnen de wereld van handel en e-commerce.
Gust Luyten